Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1],
beiden wonende te [woonplaats],
1.[geïntimeerde 1],2. [geïntimeerde 2],
1.Het geding in hoger beroep
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant 1] c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde 1] c.s. alsnog zal afwijzen en de vorderingen van [appellant 1] c.s. alsnog zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten waaronder de nakosten, en met rente. [geïntimeerde 1] c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
2.Feiten
[geïntimeerde 1] c.s. zijn eigenaar van de percelen kadastraal bekend [gemeente] [nummer] en mede-eigenaar van het perceel kadastraal bekend [gemeente] [nummer].
In het dictum van dit vonnis staat onder meer het volgende:
“(…)5.4 beveelt [geïntimeerde 1] dat hij het pad gelegen op het perceel [gemeente] sectie [nummer] voortdurend toegankelijk houdt, zodat [appellant 1] c.s. het pad ongehinderd kunnen gebruiken om te komen van en te gaan naar de openbare weg naar respectievelijk van hun percelen kadastraal bekend [gemeente] sectie [nummer];
3.Beoordeling
De voorzieningenrechter heeft daartoe, in conventie, zakelijk overwogen dat naar zijn oordeel [geïntimeerde 1] c.s. de veroordeling tot het voortdurend toegankelijk houden van het litigieuze pad voor [appellant 1] c.s. correct zijn nagekomen en aldus geen dwangsommen hebben verbeurd. De executie van het vonnis is daarom onrechtmatig. De reconventionele vordering van [appellant 1] c.s. om het hek definitief te verwijderen dan wel het maximum van de te verbeuren dwangsommen te verhogen is, op grond van het oordeel in conventie afgewezen.
3.3 Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellant 1] c.s. op met 16 grieven.
3.6 Uit de stellingen over en weer leidt het hof, voor zover van belang, het volgende af. Op 22 december 2017 hebben [appellant 1] c.s. het vonnis van 20 december 2017 aan [geïntimeerde 1] c.s. betekend. [geïntimeerde 1] c.s. hebben op diezelfde dag het telefoonnummer van [appellant 1] op de SIM-kaart ingevoerd. Hierop heeft [appellant 1] gevraagd (per whatsapp) of het hek ook open gaat als zijn vrouw/kind/ouders of ander bezoek het nummer bellen. [geïntimeerde 1] heeft uitleg gegeven en aangeboden het telefoonnummer van de vrouw van [appellant 1], [appellante 2], ook te programmeren en over andere nummers te overleggen. Ook heeft [geïntimeerde 1] de suggestie gedaan om een bordje op te hangen zoals de [Familie D.] (eveneens woonachtig achter het hek) waarop telefoonnummers staan die gebeld kunnen worden waarop het hek op afstand kan worden geopend. [appellant 1] heeft vervolgens vijf nummers opgegeven, waarop [geïntimeerde 1] naar de bijbehorende adressen heeft gevraagd. [appellant 1] heeft laten weten het een bezwaar te vinden de adressen op te geven. Op 27 december 2017 hebben [geïntimeerde 1] c.s. het telefoonnummer van [appellante 2] ingevoerd en vervolgens ook de aanvullend opgegeven telefoonnummers. Bij brief van 28 december 2017 gericht aan de advocaat van Huig c.s. heeft de advocaat van [appellant 1] c.s. zich op het standpunt gesteld dat er slechts beperkt uitvoering wordt gegeven aan het vonnis en dat het enkel toevoegen van het telefoonnummer van [appellant 1] c.s. aan het systeem onvoldoende is. De brief vermeldt:
“Cliënten zijn echter bereid om de huidige situatie in stand te laten indien cliënten voortdurend volledige toegang wordt verschaft tot het systeem, zodat zij zelfstandig ongehinderd nummers kunnen toevoegen (en weer verwijderen). Mochten uw cliënten daartoe niet bereid zijn, dan worden uw cliënten geadviseerd om uiterlijk morgen voor 10.00 uur een toegangscode op het hek te plaatsen en cliënte de betreffende code te verschaffen of het hek volledig te verwijderen. Doen uw cliënten dit niet, dan zijn uw cliënten vanaf morgen dwangsommen verschuldigd.”[geïntimeerde 1] c.s. hebben daarop, op 29 december 2017, het hek op handmatig gezet: het hek kon door eenieder open en dicht worden geschoven.
Begin april 2018 sloot het hek niet meer. Partijen verschillen van mening over de oorzaak hiervan. [geïntimeerde 1] c.s. hebben het hek laten repareren en [appellant 1] op 14 april 2018 bericht dat het hek weer op ‘automatisch’ staat. Het hek kon vanaf dat moment weer worden geopend door middel van het inbellen met de vooraf geprogrammeerde telefoonnummers.
Begin juni 2018 hebben de advocaten van partijen met elkaar gecorrespondeerd in verband met een nog aanhangig hoger beroep tegen het vonnis. [appellant 1] c.s hebben zich via hun advocaat op het standpunt gesteld dat het vonnis niet wordt nagekomen. Op 11 juni 2018 heeft de advocaat van [geïntimeerde 1] c.s. laten weten dat zijn cliënten instemmen met het beschikbaar stellen van de code om maximaal 10 mobiele telefoonnummers te kunnen invoeren in het systeem.[appellant 1] c.s. wilden echter ook de SMS-code hebben om telefoonnummers uit het systeem te kunnen verwijderen. Uiteindelijk heeft de advocaat van [appellant 1] c.s. op 15 juni 2018 laten weten dat er tussen partijen geen overeenstemming was bereikt en is de executie van de dwangsommen aangezegd. [geïntimeerde 1] c.s. hebben het hek wederom op handmatig gezet. Op 18 juni 2018 hebben [geïntimeerde 1] c.s. ook de SMS-code gegeven om telefoonnummers uit het systeem te kunnen verwijderen.
[geïntimeerde 1] c.s. zijn desgevraagd echter ook bereid geweest om meer telefoonnummers toe te voegen, hebben later het hek op handmatig gezet zodat er feitelijk zelfs een ongelimiteerde toegang voor eenieder ontstond en hebben uiteindelijk [appellant 1] c.s. in staat gesteld zelf telefoonnummers toe te voegen en te verwijderen. Ter zitting in hoger beroep bleken [geïntimeerde 1] c.s. nog bereid om een van de handzenders aan [appellant 1] c.s. beschikbaar te stellen. Het op die handzenders betrekking hebbende betoog van [appellant 1] c.s. moet overigens als een nieuwe grief worden aangemerkt.
Het hof is dan ook van oordeel dat [geïntimeerde 1] c.s. tegemoet zijn gekomen aan de ruime uitleg die [appellant 1] c.s. aan de veroordeling in het vonnis hebben gegeven, zonder dat het vonnis zelf daartoe grond bood. Dit wordt niet anders door de passage in 4.15 van het vonnis van de rechtbank luidende: “
Uit de stellingen van [appellant 1] c.s. volgt immers dat het gebruik van de erfdienstbaarheden op de percelen van [geïntimeerde 1] c.s. feitelijk wordt gefrustreerd door de aanwezigheid van het hek van [geïntimeerde 1] c.s. Dit betekent dat met het verwijderen van het hek dan wel het verschaffen van de toegangscode van het hek de toegankelijkheid van de desbetreffende weg over de percelen van [geïntimeerde 1] c.s. voldoende is gewaarborgd, ook voor wat betreft het perceel in de vordering sub X.”Ook die passage biedt onvoldoende aanknopingspunten om de veroordeling in dat vonnis zo ruim uit te leggen dat die ook betrekking heeft op een ongelimiteerde groep van derden. In dit verband tekent het hof nog aan dat de gang van zaken rondom de toegang voor een leverancier van [appellant 1] c.s. op 16 januari 2018 hieraan niet kan afdoen. Ook hierover verschillen partijen met elkaar van mening. Dat, zoals [geïntimeerde 1] c.s. betogen, zij de chauffeur op een andere toegangsweg hebben gewezen in verband met mogelijke schade aan het pad (die kennelijk ook daadwerkelijk is onstaan) acht het hof niet onaannemelijk.
Dit alles overziende is het hof, met de voorzieningenrechter, van oordeel dat [geïntimeerde 1] c.s. de veroordeling in 5.5 van het dictum van het bestreden vonnis correct zijn nagekomen en geen dwangsommen hebben verbeurd en daarmee de executie van het bestreden vonnis onrechtmatig is.