Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
1.[geïntimeerde sub 1] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op het bepaalde bij of krachtens deze wet (…) en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. (…)
Deze regels brengen normen onder woorden, die naar de heersende opvatting in de kring der advocaten behoren te worden inachtgenomen bij de uitoefening van het beroep van advocaat.Zij vormen niet de vastlegging van het voor de advocaten geldende tuchtrecht.De inhoud van dat tuchtrecht wordt vastgesteld door de tuchtrechter op basis van de advocateneed, verordeningen en de drie regels genoemd in artikel 46 van de Advocatenwet, kort weer te geven als:- zorg voor de behartiging der toevertrouwde belangen;- naleving van de verordeningen der Nederlandse Orde;- handelen overeenkomstig hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.Deze gedragsregels kunnen worden gezien als een uitwerking van de eerste en vooral ook van de ruim geformuleerde derde regel, in dat artikel genoemd.Zij zijn niet bindend in de zin, waarin de regels van de door de Nederlandse Orde van Advocaten vastgestelde verordeningen bindend zijn. Zij zijn bedoeld als richtlijn voor de advocaat voor zijn handelen bij de uitoefening van de praktijk.Zij kunnen tevens dienen als richtlijn voor de tuchtrechter, al binden zij deze niet zoals het Hof van Discipline meermalen heeft beslist.
In reactie op het primaire verzoek van SN( [appellant sub 1] , hof)
om op heel korte termijn de minnelijke verwerving serieus en opnieuw te starten bericht ik u dat de gemeente nog steeds streeft naar het bereiken van overeenstemming met SN over de minnelijke verwerving van haar onroerende zaken. Het aanbod van de gemeente om met SN serieus verder te praten staat dus nog steeds.
de gemeente [plaats A] met [appellant sub 1] in onderhandeling is getreden en overeenstemming heeft bereikt over de aankoop door de gemeente [plaats A] van het opstalrecht met daarop staande opstallen en aanhorigheden met als uitgangspunt dat deze verwerving geschiedt op minnelijke basis en ter voorkoming van gerechtelijke onteigening.
een werkgelegenheidsgarantie, met de toevoeging dat de afgifte daarvan voor de gemeente een essentiële voorwaarde is voor verwerving van het opstalrecht gelet op de huidige maatschappelijke omstandigheden en het publieke algemene belang. [geïntimeerde sub 1] heeft [appellant sub 1] namens de gemeente op 25 februari 2016 uitgenodigd om dezelfde dag rekening en verantwoording aan de gemeente af te leggen over de aanwending van het door de gemeente op 31 juli 2015 betaalde deel van de koopsom van € 21 miljoen. Dit verzoek heeft [geïntimeerde sub 1] op 26 februari 2016 herhaald. [appellant sub 1] heeft geen gehoor gegeven aan deze uitnodigingen. Vervolgens heeft [geïntimeerde sub 3] in de periode van 26 februari tot en met 8 juni 2016 namens de gemeente in totaal 197 verschillende beslagen ten laste van onder meer [appellanten] gelegd. Daartoe behoorde het beslag dat op
Het is de advocaat niet toegestaan tegen een voormalige cliënt of een bestaande cliënt van hem of van een kantoorgenoot van hem op te treden behoudens het bepaalde in de volgende leden). Gezien artikel 46 Advocatenwet had van hen als behoorlijke advocaten mogen worden verwacht dat zij het kantoordossier Slachthuis-Vicom/invoerkosten (5022187) zouden hebben geraadpleegd alvorens voor de gemeente in het geschil met [appellanten] , dat op 24 februari 2016 was ontstaan, op te treden en beslagen ten laste van [appellanten] te leggen. Kennisname van de uitgebrachte dagvaarding in dat dossier zou hebben geleerd dat [C] , in zijn hoedanigheid van enig aandeelhouder en bestuurder van [C] Holding, indirect enig aandeelhouder en bestuurder van Vicom is en dat betaling wordt gevorderd van facturen op naam van SN Retail (zie producties 2a tot en met 2ff bij inleidende dagvaarding). Uit het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 1 februari 2012 bij de rechtbank Arnhem in de zaak van [appellant sub 1] tegen Vicom (zaak- en rolnummer 219335/HA ZA 11-119) volgt dat Vicom kennelijk geen verweer heeft gevoerd tegen de stelling dat die facturen niet op haar naam stonden, maar op naam van SN Retail. Volgens [geïntimeerden] heeft de tenaamstelling van die facturen kennelijk alleen een administratieve achtergrond (zie de conclusie van antwoord in die zaak onder 5.1.8).
alleenworden afgeweken indien aan drie voorwaarden is voldaan.
de aan de advocaat toevertrouwde belangen niet betreffen dezelfde kwestie ten aanzien waarvan[appellant sub 1]
werd of wordt bijgestaan door de advocaat of een kantoorgenoot van hem, de toevertrouwde belangen ook geen verband houden met deze kwestie en een daarop uitlopende ontwikkeling evenmin aannemelijk is.Anders dan de Raad van Discipline is het hof van oordeel dat aan deze voorwaarde niet is voldaan. Na akkoord van de gemeente heeft [geïntimeerde sub 3] immers derdenbeslag gelegd onder SN Retail op de vorderingen van [appellant sub 1] ter incasso van de vordering van de gemeente op onder meer [appellant sub 1] . De opdracht van de gemeente tot dit derden-beslag betreft, althans houdt verband met dezelfde kwestie die [D] voor [appellant sub 1] in het kantoordossier Slachthuis-Vicom/invoerkosten (5022187) behandelde, te weten de incasso van vorderingen uit overeenkomst die [appellant sub 1] pretendeerde te hebben op SN Retail.
de advocaat of zijn kantoorgenoot niet beschikt over vertrouwelijke informatie van welke aard dan ook afkomstig van[appellant sub 1] . Ook aan deze voorwaarde is niet voldaan. Uit het overwogene in 3.11 volgt dat deze vertrouwelijke informatie wel in het kantoordossier Slachthuis-Vicom/invoerkosten (5022187) voorhanden is. Daarin bevinden zich immers facturen van [appellant sub 1] gericht aan SN Retail. Het beslag onder
een huurovereenkomst, maar ziet tevens op
mogelijk andere overeenkomsten.
redelijke bezwaren is geblekenvan [appellant sub 1] , is niet voldaan. Weliswaar kon van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] in redelijkheid niet worden verwacht dat zij contact opnamen met [appellant sub 1] inzake het voornemen tot beslaglegging onder SN Retail, maar het beslag onder
op grond van de hun verstrekte behoorlijke informatie vooraf instemmen met het optreden als bedoeld in regel 7 lid 4. Uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de derde voorwaarde van regel 7 lid 5 Gedragsregels 1992 volgt dan ook niet is voldaan aan regel 7 lid 6 Gedragsregels 1992, nog daargelaten dat niet is gesteld of gebleken dat de gemeente hiermee instemde.
impliciet toestemming aan[geïntimeerden] heeft
gegeven om voor de gemeente op te treden in kwesties tegen haar. Dat impliciete toestemming voldoende zou zijn, is namelijk niet te rijmen met de eis in regel 7 lid 6 Gedragsregels 1992 dat [appellant sub 1] (en de gemeente) vooraf moet(en) instemmen met dit optreden op grond van de haar (hun) verstrekte behoorlijke informatie door [geïntimeerde sub 1] en/of [geïntimeerde sub 3] .
binnen de beroepsgroep algemeen aanvaarde norm dat het advocaten, behoudens bijzondere omstandigheden, niet is toegestaan tegen zijn eigen (voormalige) cliënt of die van zijn kantoorgenoten (…) op te treden. Aan de uitzonderingen op deze regel in de leden 5 en 6 van regel 7 Gedragsregels 1992 is niet voldaan. Bijzondere omstandig-heden, die desondanks een uitzondering zouden kunnen rechtvaardigen, zijn niet gesteld of gebleken. In dit verband merkt het hof op dat [geïntimeerde sub 4] het desbetreffende dossier op 23 juni 2014 had gesloten en gearchiveerd, zodat het tijdsverloop tot