ECLI:NL:GHAMS:2019:4053
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van beslagverlof in hoger beroep met betrekking tot aandeelhouders en tegenstrijdig belang
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een verzoek tot het leggen van conservatoire beslagen door [X BV] op de activa van [A c.s.]. [X BV] had eerder een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 1 maart 2019 was afgewezen. Het hof oordeelde dat de minderheidsaandeelhouders van [X BV] niet rechtsgeldig de belangen van de vennootschap konden behartigen, omdat de enige bestuurder, [A], een tegenstrijdig belang had. Het hof concludeerde dat de minderheidsaandeelhouders niet konden optreden als zaakwaarnemers, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De vordering van [X BV] werd als niet toewijsbaar beschouwd, waardoor het hof de eerdere beschikking bekrachtigde.
De zaak draait om de vraag of de minderheidsaandeelhouders van [X BV] bevoegd waren om namens de vennootschap een verzoek tot beslaglegging in te dienen, gezien het feit dat de bestuurder en meerderheidsaandeelhouders een tegenstrijdig belang hadden. Het hof benadrukte dat belangenbehartiging tegen de wil van degene wiens belang wordt behartigd, niet kan gelden als zaakwaarneming, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn, wat hier niet het geval was. De beslissing van het hof houdt in dat de belangen van [X BV] niet adequaat werden vertegenwoordigd en dat de vordering tot beslaglegging niet kon worden toegewezen.