ECLI:NL:GHAMS:2019:4030

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
23-000550-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal met alcoholmisbruik als verzachtende omstandigheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 februari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Somalië in 1990, was beschuldigd van winkeldiefstal, waarbij zij op 31 december 2017 flessen wijn had weggenomen uit een winkel in Amsterdam. De verdediging voerde aan dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was vanwege haar alcoholmisbruik, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte zelf verantwoordelijk was voor haar toestand en dat er geen omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen, waarvan vier dagen voorwaardelijk. In hoger beroep werd de straf herzien. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. Ondanks haar recidive en eerdere veroordelingen, besloot het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van één week, met een proeftijd van twee jaar. Het hof benadrukte dat de verdachte inmiddels was gestart met een hulpverleningstraject en dat het in het belang van zowel de verdachte als de maatschappij was om geen onvoorwaardelijke straf op te leggen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000550-18
datum uitspraak: 9 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 februari 2018 in de strafzaak
onder parketnummer 13-260939-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 25 september 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte
en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 31 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere fles(sen) wijn, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
zij op 31 december 2017 te Amsterdam flessen wijn, die toebehoorden aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven dagen, waarvan vier dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. De verdachte heeft er aldus blijk van gegeven het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf niet te respecteren. Dit is niet alleen een misdrijf dat overlast oplevert voor het winkelbedrijf, maar ook overigens bijdraagt aan het ontstaan van schade en hinder.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair aangevoerd dat de verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar was, gelet op de bij de verdachte aanwezige stoornis (haar alcoholmisbruik). Het hof verwerpt dit verweer aangezien de verdachte de toestand waarin zij zich bevond ten tijde van het plegen van het strafbare feit, aan zichzelf heeft te wijten.
De raadsman heeft subsidiair bepleit dat toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel
9a Wetboek van Strafrecht (Sr) en meer subsidiair dat aan de verdachte een geheel voorwaardelijke
straf zal worden opgelegd dit gezien een eerdere veroordeling op 15 februari 2019, waarbij naast
een voorwaardelijke taakstraf, bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, bestaande uit onder meer een meldplicht en behandeling bij de Jellinek. Het in het kader van die bijzonder voorwaarden opgelegde hulpverleningstraject is inmiddels gestart en het is niet opportuun dit door strafoplegging in deze zaak
te doorbreken.
Het hof overweegt dat blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 augustus 2019 de verdachte al vele malen voor het plegen van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld. Daarnaast is de verdachte ook na de pleegdatum van het thans bewezen geachte feit nog onherroepelijk veroordeeld tot onvoorwaardelijke straffen, waarmee gezien het bepaalde in artikel 63 Sr rekening zal worden gehouden. Gelet op voornoemde recidive is het hof van oordeel dat in dit geval niet kan worden volstaan met toepassing van artikel 9a Sr.
In het door de raadsman gestelde ziet het hof, evenals de advocaat-generaal, wel aanleiding de verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof betrekt daarbij dat de ter terechtzitting als deskundige gehoorde reclasseringsmedewerker [naam] naar voren heeft gebracht dat de verdachte na een moeizame start, een ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zo is de behandeling bij Jellinek gestart en is de verdachte aangemeld voor opnamen in een kliniek in Dordrecht. Volgens [naam] kan de verdachte mogelijk na de opname doorstromen naar een beschermde woonomgeving. Tot nu toe werkt de verdachte naar behoren mee.
Het hof is, gezien dit alles, van oordeel dat in het belang van de verdachte en de maatschappij thans geen plaats is voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar dat een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is
bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. S. Clement en mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt, in tegenwoordigheid
van R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 oktober 2019.
mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]