In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Irak in 1994, was aangeklaagd voor wederspannigheid tijdens zijn aanhouding op 3 januari 2017 te Hoofddorp. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen niet had gepleegd en dat de aanhouding onrechtmatig was. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat de verdachte zich met geweld had verzet tegen de ambtenaren van politie, hetgeen wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De verdachte had geprobeerd zich los te rukken en had trappende bewegingen gemaakt richting de verbalisanten. Het hof oordeelde dat de aanhouding rechtmatig was en dat de verdachte de politie in de uitoefening van hun functie had belemmerd. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van 350 euro, te vervangen door zeven dagen hechtenis. Het hof besloot de straf te handhaven, maar voegde een voorwaardelijke gevangenisstraf toe van twee jaar, die niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit binnen de proeftijd. Het hof benadrukte het onaanvaardbare gebrek aan respect voor het openbaar gezag en de ernst van het verzet tijdens de aanhouding.