ECLI:NL:GHAMS:2019:4027

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
23-004200-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal met verbreking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 16 november 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Turkije in 1976 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere diefstallen, waaronder diefstal van een fiets en winkeldiefstallen. Het hof heeft de zaak onderzocht naar aanleiding van de zitting op 25 september 2019 en heeft de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte drie zaken, waarbij de verdachte onder andere beschuldigd werd van het stelen van een fiets in Heerhugowaard en goederen in Alkmaar. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof oordeelde dat er sprake was van voltooide diefstal, omdat de verdachte na het forceren van het slot op de fiets is weggefietst. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, wat in zijn nadeel weegt. Het hof heeft besloten om de verdachte een laatste kans te geven door een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling bij verslavingszorg. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat onvoldoende bewijs was dat de schade door de verdachte was veroorzaakt. De op te leggen straf is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004200-18
datum uitspraak: 9 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 november 2018
in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-102929-18 (zaak 1) en 15-177140-18 (zaak 2)
en 15-203431-18 (zaak 3), alsmede 15-258433-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1976,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte
en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 15-102929-18 (zaak 1):
primairhij op of omstreeks 28 mei 2018 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die/dat weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, door met een steen, althans een ander (hard) voorwerp het (kabel)slot te forceren;
subsidiairhij op of omstreeks 28 mei 2018 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met behulp van een steen, althans een ander (hard) voorwerp een (kabel)slot te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder parketnummer 15-177140-18 (zaak 2):hij op of omstreeks 6 september 2018 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, een luchtje (merk: JOOP!), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
onder parketnummer 15-203431-18 (zaak 3):hij op of omstreeks 14 oktober 2018 te Alkmaar een fles Apfelkorn, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf [winkel 2] (gelegen
aan [adres 1]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van zaak 1 tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Het hof is - anders dan de politierechter - van oordeel dat sprake is van een voltooide diefstal, omdat de verdachte nadat hij het slot had verbroken op de fiets is weggefietst.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak 1 primair, zaak 2 en zaak 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
onder parketnummer 15-102929-18 (zaak 1):
primair
hij op 28 mei 2018 te Heerhugowaard een fiets, die toebehoorde aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, door met een steen het (kabel)slot te forceren;
onder parketnummer 15-177140-18 (zaak 2):
hij op 6 september 2018 te Alkmaar een luchtje (merk: JOOP!), dat toebehoorde aan [winkel 1],
heeft weggenomen met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
onder parketnummer 15-203431-18 (zaak 3):
hij op 14 oktober 2018 te Alkmaar een fles Apfelkorn, die toebehoorde aan winkelbedrijf
[winkel 2], [adres 1], heeft weggenomen met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen in zaak 1, zaak 2 en zaak 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak 1 primair, zaak 2 en zaak 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-102929-18 primair bewezen verklaarde levert op (zaak 1):
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het in de zaak met parketnummer 15-177140-18 bewezen verklaarde levert op (zaak 2):
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 15-203431-18 bewezen verklaarde levert op (zaak 3):
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak 1 primair, zaak 2 en zaak 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in zaak 1 subsidiair, zaak 2 en zaak 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de politierechter bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd. Daarbij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt toegewezen, in die zin dat deze wordt omgezet naar een taakstraf voor de duur van 28 uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 14 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets en aan twee winkeldiefstallen.
De verdachte heeft er aldus blijk van gegeven het eigendomsrecht van anderen niet te respecteren. Diefstal is niet alleen een misdrijf dat overlast oplevert voor de (rechts-)personen die het treft, maar
veroorzaakt ook veel hinder en schade.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 augustus 2019 is hij eerder verschillende malen onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt. In beginsel is dan ook enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende reactie. Daarnaast is de verdachte na de pleegdata van de thans bewezen geachte feiten onherroepelijk veroordeeld tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen, waarmee in het verlengde van het bepaalde in
artikel 63 Wetboek van Strafrecht rekening zal worden gehouden.
Alhoewel de verdachte reeds een onnoemelijk aantal kansen heeft gehad, die hij blijkens zijn Justitiële Documentatie telkens onbenut heeft gelaten, zal het hof de verdachte een echt allerlaatste kans geven. Het hof hoopt - in aansluiting op het betoog van de raadsman - dat de belangen van de verdachte maar zeker ook die van de maatschappij beter worden gediend met voortzetting van het reeds ingezette behandeltraject. Gelet daarop acht het hof oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf,
met daarbij bijzondere voorwaarden bestaande onder meer uit een meldplicht en behandeling bij de Brijder Verslavingszorg, passend en geboden. Uitdrukkelijk wordt er in dit verband echter nogmaals
op gewezen dat het echt om een allerlaatste kans gaat.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering
tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 300,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep
niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd
voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het in de zaak met parketnummer 15-102929-18 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter
te Noord-Holland van 6 maart 2018, gewezen onder parketnummer 15-258433-17, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Het hof zal in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna
te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak 1 primair (15-102929-18), zaak 2 (15-177140-18) en zaak 3 (15-203431-18) ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak 1 primair (15-102929-18), zaak 2 (15-177140-18) en zaak 3 (15-203431-18) bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij GGZ Fivoor reclassering, [adres 2]
op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo
lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen door de Brijder Verslavingszorg of
een soortgelijke zorgverlener op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te
geven – daaronder begrepen de mogelijkheid van kortdurende klinische opname voor maximaal
zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek –
waarbij veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader
van die behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling zullen worden
gegeven.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht,
voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-102929-18 primair bewezen verklaarde.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Noord-Holland van 6 maart 2018, gewezen onder parketnummer 15-258433-17,
te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. P. Greve en mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt, in tegenwoordigheid van R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting
van dit gerechtshof van 9 oktober 2019.
mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]