Uitspraak
mr. C.J. van Dijk, kantoorhoudende te Ede,
mr. J.J.M. Hendrickx, kantoorhoudende te Zeist,
1.[B] ,
[C],
mr. J.J.M. Hendrickx,kantoorhoudende te Zeist.
Het verloop van het geding
2.De feiten
‘partnership agreement’ van kracht. Daarin is onder meer in artikel 2.7 en 3.2 sub c bepaald dat [A] gedurende drie jaren (tot eind december 2021) beleidsbepalend bestuurder is en de titel algemeen directeur draagt. Artikel 3.2 sub b en c bepaalt dat [B] en [C] verantwoordelijk zijn voor alle kosten tot 2021 en dat de vennootschap over voldoende werkkapitaal voor 6 tot 9 maanden moet beschikken. De overeenkomst heeft een looptijd van tien jaar (artikel 2.2).
partnership agreementin die zin aangepast dat [C] met onmiddellijke ingang in plaats van [A] algemeen directeur van ECPR is.
partnership agreementkosten van ECPR weigeren te betalen en bezwaar gemaakt tegen de benoeming van [C] tot algemeen directeur omdat zij onvoldoende gekwalificeerd zou zijn, alsmede tegen het besluit het personeel te ontslaan omdat volgens [A] als gevolg daarvan zijn belangen als aandeelhouder en crediteur van ECPR worden geschaad. Voorts heeft hij meegedeeld dat hij niet bij de aandeelhoudersvergadering aanwezig zal zijn en dat hij geen bezwaar maakt tegen zijn ontslag als bestuurder van ECPR omdat hij niet langer verantwoordelijk en aansprakelijk wil zijn voor de acties van [C] en [B] .
3.De gronden van de beslissing
- Het belang van de vennootschap wordt ernstig geschaad door algemeen directeur [C] . Zij heeft geen enkele kennis en ervaring omtrent het leiden van een organisatie en het motief voor haar benoeming is de wens een verblijfsvergunning voor Nederland te verkrijgen. Zij heeft geen bestuurlijke ervaring, getuige het feit dat zij de onderneming plompverloren heeft ontmanteld (“dichtgegooid”). Op 25 februari 2019 heeft zij het voltallige personeel ontslagen, zonder daarbij de Nederlandse wettelijke ontslagregels in acht te nemen. Vanaf dat moment ligt de onderneming stil. Voorts is na indiening van het verzoekschrift gebleken dat de machines en grondstoffen van ECPR zijn verkocht en de huurovereenkomst voor het bedrijfspand is beëindigd. Het is onduidelijk waar de verkoopopbrengst is gebleven, maar in elk geval niet op de bankrekening van ECPR.
- De aandeelhouders [B] en [C] schenden de
- De belangen van [A] als minderheidsaandeelhouder werden en worden ernstig geschaad door zonder hem te raadplegen over te gaan tot het ontmantelen van de vennootschap: de machines en grondstoffen van ECPR zijn, naar recent is gebleken, verkocht, de huurovereenkomst voor het bedrijfspand is beëindigd en besloten is het personeel te ontslaan. Hoewel deze acties
partnership agreementhun financieringstoezeggingen niet nakomen. Deze kwestie is inmiddels onderwerp van een procedure bij de rechtbank Gelderland.
partnership agreementnagekomen, heeft [A] gelden weggesluisd – en zijn (groten)deels onderwerp van de procedure bij de rechtbank Gelderland. Waar het gaat om handelingen (waaronder handelingen van [C] als bestuurder begin 2019) die repercussies hebben gehad op het niveau van de vennootschap, kunnen die handelingen niet los worden gezien van het vermogensrechtelijk geschil. De Ondernemingskamer ziet tegen de achtergrond van het voorgaande onvoldoende grond voor het gelasten van een onderzoek en het treffen van onmiddellijke voorzieningen; het belang van de vennootschap wordt daarmee niet of onvoldoende gediend, mede gelet op de kosten die een en ander met zich zal brengen.