ECLI:NL:GHAMS:2019:4017

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
23-001835-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake meerdere straatroven, witwassen, wapenbezit en woninginbraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993, was betrokken bij een reeks van straatroven, witwassen, wapenbezit en woninginbraak. De zaak is voortgekomen uit het onderzoek Cyllene, waarbij meerdere verdachten betrokken waren. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder het beroven van slachtoffers die vanuit een casino werden gevolgd, het in bezit hebben van een vuurwapen en het witwassen van een auto. Het hof heeft de verdachte in zijn uitspraak niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor bepaalde vrijspraken van de rechtbank. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 70 maanden, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar zijn meegewogen. De verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan meerdere gewelddadige feiten, wat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de daden van de verdachte schade hebben geleden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001835-17
Datum uitspraak: 11 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2017, zoals verbeterd bij herstelvonnis van 16 mei 2017, in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-680260-15 (hierna: zaak A) en 13-689133-16 (hierna: zaak B), alsmede 23-002785-12 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993 ,
gedetineerd in de [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 oktober 2019, 23 oktober 2019, 24 oktober 2019 en 28 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben op 24 mei 2017 respectievelijk 29 mei 2017 hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Het openbaar ministerie heeft het hoger beroep nadien, bij akte van 12 juni 2017, ingetrokken.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Dit arrest betreft de strafzaak tegen de verdachte [verdachte] . Deze strafzaak komt voort uit het onderzoek Cyllene, in welk onderzoek sprake is van meerdere verdachten. Ten aanzien van drie verdachten, onder wie [verdachte] , wordt gelijktijdig arrest gewezen. De verdachte wordt hierna aangeduid als ‘de verdachte’ dan wel ‘ [verdachte] ’. De medeverdachten worden hierna steeds aangeduid als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak A onder 5 en 11 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak A:1.
(zaaksdossier 1)
hij op of omstreeks 23 september 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, op de openbare weg, de [adres zaakdossier 1] , in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (inhoudende ondermeer een geldbedrag van ongeveer 1700,- euro en/of een bankpas en/of een sleutelbos en/of een telefoon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever zaakdossier 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever zaakdossier 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan anderen de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meermalen (met kracht) aan voornoemde tas heeft/hebben getrokken en/of gerukt (welke tas door voornoemde [aangever zaakdossier 1] werd vastgehouden) en/of voornoemde tas (met kracht) uit de hand(en) van voornoemde [aangever zaakdossier 1] heeft/hebben getrokken en/of gerukt;
2.
(zakendossier 2)
primair
hij op of omstreeks 26 september 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, op de openbare weg, de [adres zaakdossier 2] , althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (schouder)tas (inhoudende ondermeer een paspoort en/of een bankpas en/of een bonuskaart en/of een NS reispas en/of een OV chipcard en/of een bondspas en/of een Ipod en/of een notitieboekje en/of een zorgpas en/of 5, althans een of meer ringen en/of een geldbedrag van ongeveer 130,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever zaakdossier 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever zaakdossier 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte opzettelijk gewelddadig en/of dreigend en/of onverhoeds
- tegen voornoemde [aangever zaakdossier 2] heeft gezegd: "Politie, je geld, je tas", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) aan voornoemde tas heeft getrokken en/of gerukt en/of geduwd (welke tas door voornoemde [aangever zaakdossier 2] werd vastgehouden) en/of
- aan/tegen voornoemde [aangever zaakdossier 2] heeft geduwd (waardoor/ten gevolge waarvan voornoemde [aangever zaakdossier 2] met haar hoofd en/of lichaam op straat kwam te vallen);
subsidiair
hij op of omstreeks 26 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een bankpas heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 26 september 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever zaakdossier 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
(zakendossier 2)
hij op of omstreeks 26 september 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat weg te nemen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [aangever zaakdossier 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en zich daarbij de toegang tot die/dat geldautomaat te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, een bankpas ten name gesteld van voornoemde [aangever zaakdossier 2] , heeft gebracht en/of gestopt in voornoemde geldautomaat en/of eenmaal of meermalen een pincode ingetoetst, in elk geval gebruik gemaakt van een bankpas waartoe hij niet gerechtigd was;
4.
(zakendossier 3)
hij op of omstreeks 28 september 2015 te Overveen, althans in Nederland, op de openbare weg, de [adres zaakdossier 3] , in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever zaakdossier 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (inhoudende een geldbedrag van ongeveer 800,- euro en/of twee, althans een of meer bankpassen en/of een rijbewijs en/of (een) verzekeringspas(sen) en/of een Oostenrijks identiteitskaart, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [aangever zaakdossier 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [aangever zaakdossier 3] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht op het hoofd, althans op het lichaam van voornoemde [aangever zaakdossier 3] en/of tegen voornoemde [aangever zaakdossier 3] heeft/hebben gezegd: "Money, money, money", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of de kleding van voornoemde [aangever zaakdossier 3] heeft/hebben afgetast en/of voornoemde [aangever zaakdossier 3] heeft/hebben gefouilleerd;
en/of
hij op of omstreeks 28 september 2015 te Overveen, althans in Nederland, op de openbare weg, de [adres zaakdossier 3] , in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever zaakdossier 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever zaakdossier 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [aangever zaakdossier 3] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht op het hoofd, althans op het lichaam van voornoemde [aangever zaakdossier 3] en/of tegen voornoemde [aangever zaakdossier 3] heeft/hebben gezegd: "Money, money, money", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of de kleding van voornoemde [aangever zaakdossier 3] heeft/hebben afgetast en/of voornoemde [aangever zaakdossier 3] heeft/hebben gefouilleerd en/of voornoemde sleutels uit de hand(en) van voornoemde [aangever zaakdossier 3] heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of weggenomen;
6.
(zaaksdossier 6)
hij op of omstreeks 10 november 2015 te Spanbroek, gemeente Opmeer, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een kluis of stalen kast, gelegen aan/bij het [adres] ) weg te nemen een of meer voorwerpen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [bedrijf] en/of aan [aangever zaakdossier 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die/dat kluis of stalen kast te verschaffen en/of die/dat weg te nemen voorwerp(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking van (en/of ter hoogte van) een slot van voornoemde kluis of stalen kast, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die/dat kluis of stalen kast is toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), althans een of meer van hen, met een breekijzer, althans een scherp en/of puntig voorwerp, voornoemde (slot van voornoemde) kluis of stalen kast heeft/hebben geforceerd;
7.
(zakendossier 7)
hij op of omstreeks 12 november 2015 te Purmerend, althans in Nederland, op de openbare weg, de [adres zaakdossier 7] , althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever zaakdossier 7] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 50,-, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [aangever zaakdossier 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [aangever zaakdossier 7] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of tegen voornoemde [aangever zaakdossier 7] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld, Money, Money", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
8.
(zakendossier 7)
hij op of omstreeks 12 november 2015 te Purmerend, althans in Nederland, op de openbare weg, de [adres zaakdossier 7] , althans op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer voorwerpen, te weten een tas (met inhoud), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster zaakdossier 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangeefster zaakdossier 7] en/of diens echtgenoot [aangever zaakdossier 7] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde [aangeefster zaakdossier 7] en/of [aangever zaakdossier 7] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [aangeefster zaakdossier 7] en/of [aangever zaakdossier 7] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of tegen voornoemde [aangeefster zaakdossier 7] en/of [aangever zaakdossier 7] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld, money, money" en/of "Niet gillen, anders ga ik schieten", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of voornoemde [aangeefster zaakdossier 7] op de grond heeft/hebben geduwd en/of getrokken en/of voornoemde tas (welke voornoemde [aangeefster zaakdossier 7] droeg en/of vasthield) heeft/hebben willen vastpakken en/of vastgepakt en/of voornoemde [aangeefster zaakdossier 7] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of (toen voornoemde [aangever zaakdossier 7] zijn vrouw wilde helpen en/of beschermen) voornoemde [aangever zaakdossier 7] eenmaal of meermalen met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend en/of hard voorwerp op zijn achterhoofd heeft/hebben geslagen en/of voornoemde [aangever zaakdossier 7] op de grond heeft/hebben geduwd en/of getrokken en/of voornoemde [aangever zaakdossier 7] eenmaal of meermalen heeft/hebben geschopt en/of getrapt tegen diens (boven)lichaam en/of hoofd;
9.
(zakendossier 8)
primair
hij op of omstreeks 15 november 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, op een niet met name genoemde openbare weg, althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en/of een mobiele telefoon (Iphone 5s) en/of een horloge (merk Rolex) en/of een bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever zaakdossier 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever zaakdossier 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend (terwijl voornoemde [aangever zaakdossier 8] in de auto van hem, verdachte en/of zijn mededader(s) meereed)
- naar een (afgelegen/verlaten) (parkeer)plaats is/zijn gereden en/of
- ( met kracht) voornoemde [aangever zaakdossier 8] (aan diens kleding) uit de auto (en/of op/tegen de grond) heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of geduwd en/of
- ( met kracht) (de benen van) voornoemde [aangever zaakdossier 8] onderuit heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt tegen het lichaam van voornoemde [aangever zaakdossier 8] en/of
- tegen voornoemde [aangever zaakdossier 8] heeft/hebben gezegd: "Geef alles wat je hebt", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de kleding van voornoemde [aangever zaakdossier 8] heeft/hebben afgetast en/of doorzocht en/of
- ( met kracht) de arm van voornoemde [aangever zaakdossier 8] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- de portemonnee (met inhoud) en/of de mobiele telefoon uit de broekzak van voornoemde [aangever zaakdossier 8] heeft/hebben getrokken en/of weggenomen en/of
- voornoemde horloge (met kracht) van de arm en/of pols van voornoemde [aangever zaakdossier 8] heeft/hebben getrokken en/of weggenomen;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2015 tot en met 16 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een horloge (merk Rolex) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
10.
(zaaksdossier 8)
hij op of omstreeks 15 november 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever zaakdossier 8] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben en/of is/zijn hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s), als bestuurder en/of bijrijder/passagier van een auto, zulks terwijl voornoemde [aangever zaakdossier 8] als passagier meereed in een auto met/van hem, verdachte en/of zijn mededader(s), voornoemde [aangever zaakdossier 8] gebracht naar een voor voornoemde [aangever zaakdossier 8] onbekende bestemming en/of naar een afgelegen plek/parkeerplaats buiten het centrum (van Amsterdam) terwijl voornoemde [aangever zaakdossier 8] meermalen had aangegeven aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) dat hij/zij verkeerd reed/reden en/of buiten voornoemd centrum reed/reden en/of terwijl voornoemde [aangever zaakdossier 8] had aangegeven in het centrum te moeten zijn;
12.
(zakendossier 10)
hij op of omstreeks 16 november 2015, althans in of omstreeks de periode van 27 september 2015 tot en met 16 november 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een gas(alarm)pistool (merk Kimar, model 75Auto), voorhanden heeft gehad;
13.
(zaaksdossier 11)
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2015 tot en met 22 oktober 2015 te Bussum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning, gelegen aan/bij de [adres zaakdossier 11] heeft weggenomen een kluis (inhoudende een geldbedrag van ongeveer 1850,- euro en/of diverse staatsloten en/of diverse sleutels en/of pasjes en/of een gouden trouwring en/of een horloge (merk Breitling) en/of diverse papieren en/of diverse Nederlandse munten) en/of diverse kledingstukken en/of een lamp en/of een drie, althans een of meer horloges en/of parfum en/of speakers en/of een computer (merk Apple iMac) en/of een Apple tv en/of diverse elektronisch apparatuur en/of een zonnebril en/of een sigarendoos met sigaren en/of een slof sigaretten en/of diverse flessen sterke drank, geheel of ten dele toebehorend aan [aangever zaakdossier 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die/dat woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een (toegangs)deur van de centrale hal en/of raam en/of een of meer deuren en/of kasten en/of een kluis behorende bij voornoemde woning;
14.
(zaaksdossier 13)
hij op of omstreeks 02 november 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, op de openbare weg, de [adres zaakdossier 13] , in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever zaakdossier 13] (geboren in 1933), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever zaakdossier 13] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde [aangever zaakdossier 13] heeft/hebben aangesproken en/of medegedeeld dat hij/zij van de politie waren en/of (vervolgens) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend voornoemde [aangever zaakdossier 13] (van achteren) en/of bij diens mond en/of gezicht heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of voornoemde [aangever zaakdossier 13] naar achteren heeft/hebben getrokken en/of geduwd en/of de kleding en/of broekzak van voornoemde [aangever zaakdossier 13] heeft/hebben doorzocht en/of voornoemde portemonnee (welke aan een ketting bevestigd zat aan de kleding) en/of sleutelbos uit de broekzak van voornoemde [aangever zaakdossier 13] heeft/hebben (los)getrokken en/of (los)gerukt en weggenomen;
15.
(gevoegde zaak 741.213/15)
hij op of omstreeks 06 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk CZ) (model 75B), voorhanden heeft/hebben gehad;
Zaak B (gevoegd):
(gevoegde zaak 13-689133-16)
(zaaksdossier 14)
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2014 tot en met 16 november 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, van een voorwerp, te weten een auto (merk Fiat type 500, kenteken [kenteken 1] ), verhuld wie de rechthebbende op voornoemde auto was/waren en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie voornoemde auto voorhanden heeft/hebben gehad en/of voornoemde auto voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of van voornoemde auto gebruik heeft/hebben gemaakt terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat voornoemde auto geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2014 tot en met 16 november 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 11.000 euro, heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank. Het hof verenigt zich wel met grote delen van het vonnis en zal die delen in het arrest overnemen.

De bespreking van een gesteld vormverzuim

De verdediging heeft (in het kader van de onder zaak A ten laste gelegde feiten 9 en 10, zaaksdossier 8) verweer gevoerd betreffende de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek. In dat verband heeft de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep – onder verwijzing naar een passage op pagina 3 van het relaasproces-verbaal van zaaksdossier 8 – betoogd dat geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit bestond, zodat geen (bijzondere) opsporingsbevoegdheden hadden mogen worden ingezet. Nu dat wel is geschied, dienen de resultaten daarvan van het bewijs te worden uitgesloten.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer dient te worden verworpen.
Het hof overweegt het volgende.
De raadsman baseert zijn verweer op een passage uit een relaasproces-verbaal van een enkel zaaksdossier. Deze passage vormt evenwel slechts een samengevatte weergave van de start van het onderzoek. De inzet van de verschillende bijzondere opsporingsbevoegdheden in de diverse zaaksdossiers vindt zijn grond in diverse, zich in het dossier bevindende processen-verbaal van verdenking. Het verweer is derhalve gebaseerd op een onjuiste feitelijke grondslag en dient reeds om die reden te worden verworpen. Daarbij komt dat van de verdediging, die een beroep doet op schending van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a, eerste lid, Sv, mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in artikel 359a, tweede lid, Sv genoemde factoren wordt aangegeven tot welk in artikel 359a, eerste lid, Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden. De verdediging heeft in dit verband evenwel volstaan met algemeenheden, nu feitelijk niet meer wordt gesteld dan dat bewijsuitsluiting moet volgen, omdat de resultaten van niet nader geduide bijzondere opsporingsbevoegdheden worden gebruikt zonder dat aan de vereisten voor inzet van die bevoegdheden zou zijn voldaan. Daarmee is geenszins voldaan aan de motiveringsplicht ter zake.
Het verweer wordt derhalve verworpen.

Vrijspraak zaak A, feit 2 primair en subsidiair

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2, primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vrijspraak zaak A, feit 10

Met de raadsman is het hof van oordeel dat de verdachte eveneens dient te worden vrijgesproken van de onder feit 10 ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit de verklaring van aangever [aangever zaakdossier 8] volgt dat hij vrijwillig in de auto is gestapt, daarbij in de veronderstelling verkerende dat hij naar café Zouk zou worden gebracht. Aangever is echter meegenomen naar een afgelegen plek buiten het centrum. Niet is gebleken dat aangever op enig moment heeft verzocht om het voertuig te doen stoppen of om het voertuig te mogen verlaten en evenmin dat sprake was van dreigementen of andere dwangmiddelen waarmee aangever in de auto werd gehouden. Weliswaar zat aangever in een rijdende auto, waardoor hij niet zonder meer kon uitstappen, maar die enkele omstandigheid brengt nog niet met zich dat sprake is van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte wordt derhalve vrijgesproken van dit feit.

Bewijs

Algemene bewijsoverwegingen
Het hof is van oordeel dat op grond van de in de bijlage bij dit arrest opgenomen bewijsmiddelen het navolgende kan worden vastgesteld met betrekking tot de IMEI-nummers, de telefoonnummers, eventuele bijnamen en de voertuigen die door de verdachten zijn gebruikt.
[verdachte]
Van [verdachte] wordt, als hij op 8 oktober 2015 vastzit op het politiebureau, heimelijk zijn Nokia telefoon in beslag genomen. Uit onderzoek blijkt dat deze telefoon het
IMEI-nummer [IMEI-nummer 1]heeft.
Op 16 november 2015 is [verdachte] aangehouden en worden bij zijn insluitingsfouillering een iPhone 4S en een Samsung GT-E1200 aangetroffen.
Uit onderzoek blijkt dat de iPhone 4S het IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] heeft en dat er een simkaart met IMSI-nummer [IMSI-nummer 1] in is geplaatst. Dit IMSI-nummer behoort bij
telefoonnummer [telefoonnummer 1 verdachte](SIL03). Gebleken is dat dit nummer in de telefoon van [medeverdachte 1] (Samsung Galaxy S4 met IMEI-nummer [IMEI-nummer 4] ) staat opgeslagen onder de naam ‘
[bijnaam verdachte]’.
Uit onderzoek blijkt dat de Samsung GT-E1200 het IMEI-nummer [IMEI-nummer 3] heeft en dat erin een simkaart met IMSI-nummer [IMSI-nummer 2] is geplaatst. Dit IMSI-nummer behoort bij
telefoonnummer [telefoonnummer 2 verdachte](SIL04). Verder is gebleken dat dit telefoonnummer in de telefoon van [medeverdachte 1] staat opgeslagen onder de naam ‘
[bijnaam verdachte]’. Tijdens een verhoor bij de politie op 15 november 2015 heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij [verdachte] ‘
[bijnaam verdachte]’ noemt.
[verdachte] heeft ten slotte aan aangever [aangever zaakdossier 11] (zaaksdossier 11) – aan wie hij zich had voorgesteld als ‘ [voornaam 1] ’ – het
telefoonnummer [telefoonnummer 3 verdachte]gegeven als zijn nummer.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat de telefoonnummers
[telefoonnummer 1 verdachte] , [telefoonnummer 2 verdachte] en [telefoonnummer 3 verdachte]en het IMEI-nummer
[IMEI-nummer 1]in gebruik zijn geweest bij [verdachte] en dat zijn bijnamen
[bijnaam verdachte] , [bijnaam verdachte] en [bijnaam verdachte]betreffen.
[medeverdachte 2]
De
Fiat 500 Abarth met kenteken [kenteken 1]is op 28 november 2014 voor een bedrag van € 11.000,- gekocht door en op naam gesteld van [verdachte] . Het hof leidt evenwel uit de navolgende feiten en omstandigheden af dat niet [verdachte] , maar [medeverdachte 2] de feitelijke eigenaar van dit voertuig is. Zo heeft [verdachte] verklaard dat de auto alleen op zijn naam stond, maar dat hij er niet in reed. [verdachte] beschikt ook niet over een rijbewijs B, benodigd voor het besturen van een dergelijke auto. [medeverdachte 2] daarentegen is in 2015 veelvuldig door de politie gecontroleerd waarbij alleen hij telkens als bestuurder van die Fiat werd aangetroffen. De Fiat 500 is op 16 november 2015 in beslag genomen. In een opgenomen telefoongesprek op 15 januari 2016 zegt [medeverdachte 2] onder meer dat een bepaalde garage hem bekend voorkomt ‘
Misschien bij die Fiat, waar ik die Fiat heb gehaald’ en op de vraag van de ander of hij nog iets heeft gehoord over de Fiat, antwoordt [medeverdachte 2] ‘
Nee man, nog onderzoek’. In een telefoongesprek later die dag zegt [medeverdachte 2] ‘
[bijnaam verdachte](naar het hof begrijpt: [verdachte] )
moet volgende maand voorkomen. Als hij vrij komt mag hij volgens mij gelijk die ding meenemen. Ik zit te kijken man, tussen de 10 zo 11. 10 denk ik strak. Dan doe ik hem wel weg.
Het hof leidt uit deze gesprekken af dat [medeverdachte 2] over de betreffende Fiat spreekt die in beslag is genomen (‘
Nee man, nog onderzoek’). Uit het feit dat [medeverdachte 2] in de ik-vorm spreekt (‘
waarikdie Fiat heb gehaald’ en ‘
Dan doeikhem wel weg’) volgt naar het oordeel van het hof eveneens dat [medeverdachte 2] de feitelijke eigenaar is van de auto. Een bevestiging hiervoor kan ook worden gevonden in het feit dat bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres medeverdachte 2] te Amsterdam op 8 februari 2016 typische, aan de eigenaar toebehorende, voorwerpen betreffende de Fiat 500 zijn aangetroffen: de autosleutel, de koopovereenkomst van 28 november 2014, de aankoopfactuur ten bedrage van € 11.000,-de tenaamstelling op naam van [verdachte] en een brief betreffende het kentekenbewijs en de tenaamstellingscode voor de Fiat 500. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat [medeverdachte 2] als eigenaar van de Fiat met kenteken [kenteken 1] dient te worden aangemerkt.
Uit onderzoek blijkt dat [verdachte] (met de telefoon met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] ) op 22 september 2015 dertig keer contact heeft met het
telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 2]. Dat telefoonnummer maakt het meest gebruik van de zendmast op de locatie [adres] te Amsterdam. Dat is ongeveer 500 meter van de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres medeverdachte 2] te Amsterdam. In de top tien van tegennummers van dit telefoonnummer staan telefoonnummers die te koppelen zijn aan [verdachte] en [medeverdachte 1] . Bovendien peilt het telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 2] op 1 oktober 2015 omstreeks 19.50 uur uit op de Hugo de Grootkade 18 te Amsterdam, ongeveer 200 meter van de locatie waar [medeverdachte 2] – blijkens een politiemutatie – op die datum en ongeveer dat tijdstip ruzie had. Eén en ander rechtvaardigt de conclusie dat [medeverdachte 2] de gebruiker is van genoemd telefoonnummer.
Uit onderzoek blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] veelvuldig contact onderhielden met de gebruiker van het
telefoonnummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 2]. Dit telefoonnummer werd tevens gebruikt in een advertentie op Marktplaats. In het kader van een pseudokoop werd contact opgenomen met dit telefoonnummer. De gebruiker nam vervolgens contact op via WhatsApp en stuurde daarbij een nieuw telefoonnummer, te weten het
telefoonnummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 2]. Op de profielfoto behorende bij dit nummer wordt [medeverdachte 2] herkend door verbalisant [verbalisant]. Vervolgens werd een technische actie aangesloten op het nummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 2] . Hieruit blijkt dat het toestel met dit nummer tijdens het merendeel van de opgenomen gesprekken gebruikmaakt van een zendmast op de locatie [adres] te Amsterdam, 500 meter verwijderd van het eerder genoemde adres van [medeverdachte 2] . Zo ook tijdens een gesprek met een vrouw op 26 november 2015. Deze vrouw noemt de gebruiker van voormeld nummer ‘ [voornaam medeverdachte 2] ’ en ‘vieze Oostblokker’. [voornaam medeverdachte 2] [medeverdachte 2] is geboren in [geboorteplaats] te voormalig Joegoslavië. Ook tijdens een gesprek op 27 november 2015 maakt het telefoonnummer gebruik van voormelde zendmast. Tijdens dit gesprek, met een man die zichzelf bekend maakt als een medewerker van de gemeente Amsterdam, noemt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 2] zichzelf ‘meneer [medeverdachte 2] ’ en geeft hij de postcode en het huisnummer van zijn moeder op.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [medeverdachte 2] de eigenaar is van de
Fiat Abarthmet kenteken [kenteken 1] en de gebruiker is van de telefoonnummers
[telefoonnummer 1 medeverdachte 2] , [telefoonnummer 2 medeverdachte 2] en [telefoonnummer 3 medeverdachte 2].
[medeverdachte 1]
was, blijkens informatie van de RDW en zijn eigen verklaring van 18 november 2015 bij de politie, eigenaar van een blauwe
Ford Focus met kenteken [kenteken 2] .[medeverdachte 1] was tevens eigenaar van een grijze
Renault Megane met kenteken [kenteken 3]. Deze auto is op 10 november 2015 door de politie doorzocht, waarbij een Nokia is gevonden met
IMEI-nummer [IMEI-nummer 5]. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat die telefoon van hem was. In die telefoon heeft een simkaart met het
telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 1]gezeten. In (onder andere) zijn verhoor van 17 november 2015 geeft [medeverdachte 1] dit nummer op als zijn telefoonnummer. Op 16 november 2015 wordt in de Nokia een simkaart met
telefoonnummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 1]geplaatst. Blijkens stemherkenning is [medeverdachte 1] dan nog steeds de gebruiker van deze telefoon.
Tijdens de doorzoeking van de Renault Megane van [medeverdachte 1] op 10 november 2015 wordt ook een Samsung telefoon aangetroffen met IMEI-nummer [IMEI-nummer 4] . Dit blijkt het IMEI-nummer van de telefoon van aangever [aangever zaakdossier 11] (zaakdossier 11) te zijn. Het
telefoonnummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 1]heeft van
22 oktober 2015 tot en met 10 november 2015 in dit toestel gezeten. Aan dit nummer was het WhatsApp profiel onder de naam ‘ [voornaam medeverdachte 1] ’ gekoppeld. Er waren twee recente chatgesprekken, met ‘ [bijnaam verdachte] ’ en ‘ [bijnaam verdachte] ’, waarbij die ‘ [bijnaam verdachte] ’ en die ‘ [bijnaam verdachte] ’ (de bijnaam van [verdachte] ) gebruikmaakten van het telefoonnummer 31616739372.
Op grond van al het voorgaande stelt het hof vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van de telefoon met het IMEI-nummer
[IMEI-nummer 5], de telefoonnummers
[telefoonnummer 1 medeverdachte 1] , [telefoonnummer 2 medeverdachte 1] en [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] ,de
Ford Focus met kenteken [kenteken 2]en de
Renault Megane met kenteken [kenteken 3].
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 (zaakdossier 1)
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van dit feit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verklaring van beveiliger [beveiliger] , inhoudende dat de aangeefster [verdachte] als dader zou hebben herkend, een verklaring de auditu is, waardoor kritisch naar deze verklaring moet worden gekeken. De kleding die de persoon op de beelden draagt, is verder onvoldoende onderscheidend, aangezien een groot deel van de jongens op straat dergelijke kleding draagt. Voorts zijn de gestolen goederen niet bij de verdachte aangetroffen. Reisbewegingen, kleding en een niet bevestigde verklaring de auditu zijn onvoldoende om de verdachte als pleger aan te merken. Ook zijn er volgens de raadsman geen aanknopingspunten voor medeplegen. Indien het hof de verklaring van [beveiliger] , voor zover inhoudende de herkenning van [verdachte] als dader door [aangever zaakdossier 1] , wel voor het bewijs bezigt, wordt verzocht [aangever zaakdossier 1] als getuige te horen omtrent het door [beveiliger] tonen van de screenshot aan [aangever zaakdossier 1] en de door [aangever zaakdossier 1] aan [beveiliger] gedane mededeling omtrent de dader.
Oordeel van het hof
Aangeefster [aangever zaakdossier 1] wordt op 23 september 2015 na een bezoek aan Holland Casino te Amsterdam voor haar woning aan de [adres zaakdossier 1] te Amsterdam met geweld van haar tas beroofd. Wanneer zij de volgende dag Holland Casino bezoekt, maakt zij melding van deze beroving, waarop beveiliger [beveiliger] van Holland Casino aan de hand van het door [aangever zaakdossier 1] opgegeven signalement de camerabeelden van 23 september 2015 bekijkt. Op die camerabeelden ziet hij een persoon die aan het signalement van [aangever zaakdossier 1] voldoet, welke persoon zich blijkens de live uitgekeken camerabeelden op 24 september 2015 wederom bij Holland Casino ophoudt. Uit de verklaring van de getuige [beveiliger] volgt dat aangeefster [aangever zaakdossier 1] aan de hand van een screenshot van deze live camerabeelden deze persoon heeft herkend als degene die haar op 23 september 2015 met geweld van haar tas heeft beroofd. De betreffende persoon wordt daarop door de politie staande gehouden en blijkt [verdachte] te zijn. Uit de camerabeelden van 23 september 2015 volgt verder dat [aangever zaakdossier 1] door een telefonerende persoon wordt gevolgd, nadat zij omstreeks 02.40 uur Holland Casino verlaat. Dit komt overeen met de verkeersgegevens van de telefoon van [verdachte] (met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] ). Uit deze gegevens blijkt immers dat zijn telefoon van 01.47 uur tot 02.49 uur gebruikmaakt van een cell-ID op het Max Euweplein te Amsterdam, alwaar Holland Casino is gevestigd. Voorts blijkt uit deze verkeersgegevens dat met deze telefoon om 02.49 uur een gesprek van ruim zes minuten is gevoerd, derhalve overeenkomend met de beelden van de telefonerende achtervolger van [aangever zaakdossier 1] . Bovendien vertoont de broek van de achtervolgende persoon gelijkenis met de broek die de dader op de beelden van Holland Casino op 23 september 2015 draagt.
Het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat [verdachte] degene is die de aangeefster heeft beroofd. Feit 1 kan dan ook worden bewezen, zij het dat onvoldoende bewijs bestaat voor het ten laste gelegde medeplegen. Het hof ziet, net als de advocaat-generaal en de raadsman, onvoldoende aanknopingspunten in het dossier om bewezen te verklaren dat een ander bij deze beroving handelingen heeft verricht die kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen. Verdachte wordt mitsdien van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek
Het hof acht het horen van de getuige [beveiliger] niet noodzakelijk. Het hof ziet geen aanleiding voor twijfel aan deze verklaring, mede gelet op het hiervoor weergegeven overige bewijs. Het door de verdediging gedane voorwaardelijk verzoek om deze getuige te horen wordt derhalve afgewezen.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 meer subsidiair en 3 (zaaksdossier 2)
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde verduistering van de gestolen pinpas en de onder feit 3 ten laste gelegde poging tot diefstal met die gestolen pinpas kunnen worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] vrijgesproken dient te worden van de onder feit 2 meer subsidiair en in feit 3 ten laste gelegde gedragingen. [verdachte] heeft de bankpas gevonden. Dat hij de pas niet direct naar de politie heeft gebracht, sluit niet uit dat hij van plan was deze op een ander moment aan de eigenaar te retourneren, zodat geen sprake is van verduistering. Verder heeft [verdachte] weliswaar getracht te pinnen, maar bij een 4- of 5-cijferige code zijn miljarden combinaties mogelijk, zodat de kans deze juist te raden nihil is en sprake is van een absoluut ondeugdelijk middel. Indien dat verweer niet wordt gehonoreerd, verzoekt de raadsman een deskundige te benoemen die zich uitlaat over de waarschijnlijkheid van de kans dat iemand met een willekeurige pas, zonder daarbij de code te weten, de juiste pincode weet in te toetsen.
Oordeel van het hof
Op 26 september 2015 is aangeefster [aangever zaakdossier 2] beroofd van onder meer haar pinpas. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] omstreeks 06.18 uur heeft geprobeerd te pinnen met deze pinpas. Volgens [verdachte] heeft hij de pinpas op straat gevonden in het centrum van Amsterdam, is hij naar huis gegaan en heeft hij onderweg geprobeerd met de pas geld op te nemen.
Verduistering (feit 2, meer subsidiair)
[verdachte] heeft, nadat hij de bankpas heeft gevonden, getracht daarmee te pinnen. Daarmee heeft hij als heer en meester over de pinpas beschikt. Het onder feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde kan dan ook naar het oordeel van het hof worden bewezen.
Voorwaardelijk verzoek
Het door de raadsman gedane verzoek om een deskundige te horen over de kans om succesvol een pincode te raden, wordt afgewezen, nu daarvoor de noodzaak niet is gebleken. Daarbij is van belang dat het een feit van algemene bekendheid is dat een pincode uit 4 cijfers bestaat, waardoor tienduizend – en niet miljarden – mogelijke combinaties bestaan. De raadsman heeft daarmee aan zijn verzoek onjuiste feiten ten grondslag gelegd. Daar komt bij dat de kans dat een pincode van vier cijfers in eenmaal wordt geraden, afhankelijk is van diverse omstandigheden, maar bij een willekeurig gekozen pincode de eerste poging minst genomen een kans van 1 op tienduizend oplevert. De kans dat de pincode wordt geraden neemt toe met poging 2 en poging 3. Van enige meerwaarde van het horen van een deskundige hierover is het hof niet gebleken.
Poging tot diefstal met valse sleutel (feit 3)
Bij het intoetsen van drie verschillende pincodes bestaat een kleine, maar niet verwaarloosbare kans dat de juiste code wordt ingetoetst en succesvol wordt gepind. Er is geen sprake van een absoluut ondeugdelijke poging. [verdachte] heeft zich daarom schuldig gemaakt aan de onder feit 3 ten laste gelegde poging tot diefstal met valse sleutel.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 4 (zaakdossier 3)
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde (medeplegen) kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De daders droegen volgens [aangever zaakdossier 3] zwarte kleding, terwijl uit de camerabeelden van Holland Casino blijkt dat [verdachte] die avond een lichtgekleurde broek droeg. De Foslo-confrontatie met aangever is onvoldoende betrouwbaar, nu geen sprake is van een 100%-herkenning van de verdachte. Daarnaast wordt over het wapen en het gestolen geldbedrag van € 800,- alleen door aangever verklaard en steunbewijs hiervoor ontbreekt. Dat de verdachte bij het Holland Casino is gezien en dat zijn telefoon in de nabijheid van het Holland Casino aanstraalt, maakt nog niet dat hij als medepleger betrokken is bij dit feit. De auto met het geregistreerde kenteken stond op naam van [medeverdachte 1] en niet op naam van verdachte.
Oordeel van het hof
Op 28 september 2015 omstreeks 02.00 uur is aangever [aangever zaakdossier 3] , na een bezoek aan Holland Casino te Amsterdam, bij zijn woning op de [adres zaakdossier 3] te Overveen met geweld beroofd van zijn portemonnee met inhoud, die hij onder bedreiging van een vuurwapen heeft afgegeven aan een van de daders. Daarnaast is de sleutelbos van [aangever zaakdossier 3] uit zijn handen getrokken.
Het hof overweegt allereerst dat voor een bewezenverklaring niet is vereist dat elk onderdeel van de tenlastelegging door meer dan één bewijsmiddel is belegd, zodat het verweer van de raadsman dat alleen aangever over een vuurwapen en een ontvreemd geldbedrag van € 800,- spreekt, niet tot vrijspraak van die onderdelen dient te leiden. Het hof ziet ook geen grond voor twijfel aan de verklaring van aangever op die onderdelen.
Uit camerabeelden van Holland Casino blijkt dat op 28 september 2015 rond 01.00 uur ’s nachts twee mannen aan de overzijde van het casino staan. Eén van deze mannen wordt herkend als [verdachte] . Uit verkeersgegevens van de telefoon van [verdachte] (met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] ) volgt dat zijn telefoon op dat tijdstip ook uitpeilt nabij Holland Casino, hetgeen eveneens geldt voor de telefoon van [medeverdachte 1] (met IMEI-nummer [IMEI-nummer 5] ). De auto van [medeverdachte 1] (met kenteken [kenteken 2] ) wordt geregistreerd op de door aangever gevolgde route huiswaarts (via Haarlemmerweg en Halfweg) rond het tijdstip dat aangever huiswaarts reed. Daarbij geldt dat de telefoon van [verdachte] om 01.51 uur gebruik maakt van een Cell ID op de locatie Haarlemmerweg 315 te Amsterdam en dat vrijwel gelijktijdig, om 01:49:24 uur, het voertuig van [aangever zaakdossier 3] (met kenteken [kenteken 4] ) wordt geregistreerd op de Haarlemmerweg en veertien seconden later, om 01:49:38, het voertuig van [medeverdachte 1] . Tevens blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 1] om 02:46 uur gebruikmaakt van dezelfde Cell ID, omstreeks hetzelfde tijdstip als het toestel van [verdachte] , namelijk de Cell ID op de Korte Zijlstraat 1 in Haarlem. Gelet op het voorgaande is de conclusie gerechtvaardigd dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op 28 september 2015 gezamenlijk vanaf Holland Casino naar Haarlem zijn gereden, naar een locatie vlakbij de plaats van de overval.
Uit het voorgaande volgen zeer belastende omstandigheden voor verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] , die om een uitleg vragen. [verdachte] heeft zich echter op zijn zwijgrecht beroepen. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard nog nooit van Overveen te hebben gehoord en niet in Haarlem te zijn geweest. Na confrontatie met de peilgegevens van zijn telefoon en de registraties van zijn auto heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. Ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij zich ter zake op zijn zwijgrecht beroepen.
Het signalement dat de aangever [aangever zaakdossier 3] van de daders heeft gegeven sluit [verdachte] en [medeverdachte 1] niet uit. Weliswaar heeft [aangever zaakdossier 3] verklaard dat beide daders donkere kleding droegen, maar hij heeft tevens verklaard dat hij de man zonder het wapen niet goed kon omschrijven omdat hij steeds gericht was op de man met het wapen. Dat kan verklaren waarom [aangever zaakdossier 3] niet heeft opgemerkt dat [verdachte] , naast een donkere jas, een lichtkleurige broek droeg. De enkele omstandigheid dat [aangever zaakdossier 3] de lichtkleurige broek niet noemt in het signalement dat hij van een van de daders geeft, maakt niet dat aan de hiervoor genoemde bewijsmiddelen minder belang moet worden gehecht.
Alles in onderlinge samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van de afpersing en de diefstal met geweld op [aangever zaakdossier 3] op 28 september 2015 te Overveen.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 6 (zaakdossier 6)
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht [verdachte] vrij te spreken van dit feit, nu enkel is waargenomen dat hij zich nabij de kast ophield in een straat verderop. Niet is waargenomen of vastgesteld dat hij enige uitvoeringshandeling heeft verricht. Evenmin is vastgesteld dat het (bij de medeverdachte) aangetroffen gereedschap bij dit strafbare feit is gebruikt.
Oordeel van het hof
In de nacht van 9 op 10 november 2015 heeft een poging tot inbraak plaatsgevonden op een stalen kast van de winkel [bedrijf] aan de [adres] te Spanbroek. Kort na de melding komt de politie ter plaatse en worden beide verdachten in twee stegen in de directe nabijheid aangetroffen. In de steeg waar [medeverdachte 1] wordt aangehouden, treft de politie inbrekerswerktuig aan waaronder een breekijzer. Hoewel niet door technisch bewijs is vastgesteld dat gebruik is gemaakt van deze werktuigen om de stalen kast te ontzetten, acht het hof dat wel aannemelijk. Dit gezien de plaats van aantreffen, de aanwezigheid van [medeverdachte 1] aldaar en de door meldster omschreven klappende geluiden alsof met een hamer (op de ijzeren kast) werd geslagen. Ook bevindt de Renault Megane (met kenteken [kenteken 3] ) van [medeverdachte 1] zich in de nabijheid van de betreffende winkel. In deze auto, die niet afgesloten bleek te zijn, worden onder andere een breekijzer, bivakmutsen en gereedschappen aangetroffen.
Voornoemde omstandigheden wijzen zozeer op betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte 1] bij de poging tot inbraak op de stalen kast van [bedrijf] dat van hen een uitleg mocht worden verwacht over wat zij daar deden op dat moment. [verdachte] heeft zich echter op zijn zwijgrecht beroepen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij bij een vriendin moest zijn. In de gehele procedure is door [medeverdachte 1] evenwel nimmer de naam van de betreffende vriendin genoemd en evenmin heeft hij uitgelegd waarom hij deze vriendin om half zes ’s ochtends wilde bezoeken. Ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij niet willen antwoorden op vragen wie de genoemde vriendin was of op welk adres zij woonde. De verklaring van [medeverdachte 1] is dan ook niet aannemelijk geworden.
Op basis van genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof tot de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot inbraak op de stalen kast van [bedrijf] te Spanbroek.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 7 en 8 (zaakdossier 7)
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten 7 en 8 kunnen worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de feiten 7 en 8 en daartoe het volgende aangevoerd. Dat daadwerkelijk sprake is geweest van dwang, kan niet worden vastgesteld. Dat sprake is geweest van een vuurwapen, is louter gebaseerd op de verklaringen van [aangever zaakdossier 7] en [aangeefster zaakdossier 7] . Bij de Foslo-confrontatie heeft aangever [aangever zaakdossier 7] [verdachte] niet herkend en heeft hij bovendien aangegeven dat de daders jonger waren dan de personen op de aan hem getoonde foto’s. Uit het tapgesprek blijkt verder dat de deelnemers de woorden ‘ah sahbi’ gebruiken, hetgeen Marokkaans-Arabisch is voor vriend. Daaruit kan worden afgeleid dat de persoon die spreekt – anders dan de verdachte – Marokkaans is. Ten aanzien van aangeefster [aangeefster zaakdossier 7] staat niet vast wie van de daders haar handtas heeft geprobeerd weg te trekken, zodat de betrokkenheid van [verdachte] in de vorm van medeplegen niet kan worden aangetoond. Datzelfde geldt voor het toepassen van geweld, nu dit volgens de raadsman niet inherent is aan een straatroof.
Oordeel van het hof
Op 12 november 2015 omstreeks 3.30 uur zijn aangevers [aangever zaakdossier 7] en [aangeefster zaakdossier 7] , na een bezoek aan Holland Casino te Amsterdam, slachtoffer geworden van een beroving vlakbij hun woning op de [adres zaakdossier 7] te Purmerend. De aangevers waren net uit hun auto (een zilverkleurige BMW met kenteken [kenteken 5] ) gestapt toen twee jongens op hen af kwamen lopen. Volgens de verklaring van [aangever zaakdossier 7] had één van deze jongens een vuurwapen in zijn hand. De jongen met het vuurwapen riep “geld, geld” en de andere jongen riep “money, money”. Hierop heeft aangever [aangever zaakdossier 7] een briefje van € 50,00 uit zijn achterzak gepakt en overhandigd aan de jongen met het vuurwapen. Vervolgens zag [aangever zaakdossier 7] dat de twee jongens zijn vrouw [aangeefster zaakdossier 7] op de grond duwden en haar tas probeerden af te pakken. Ook [aangeefster zaakdossier 7] beschrijft hoe beide mannen enorm aan haar tas trokken, waarbij zij op de grond is gevallen. Toen [aangever zaakdossier 7] probeerde de jongen zonder pistool weg te trekken bij zijn vrouw werd hij met het vuurwapen op zijn achterhoofd geslagen, op de grond geduwd en geschopt. Tijdens de overval heeft aangeefster [aangeefster zaakdossier 7] gegild en is zij blijven gillen. Volgens de aangevers zijn de jongens vanwege dat gegil uiteindelijk zonder de tas van [aangeefster zaakdossier 7] er vandoor gegaan.
Het hof stelt op basis van het voorgaande vast dat de beroving is gepleegd met minst genomen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, waarmee een van de daders [aangever zaakdossier 7] heeft bedreigd en geslagen. Daarbij overweegt het hof dat voor een bewezenverklaring, zoals hiervoor reeds is overwogen, niet is vereist dat elk onderdeel van de tenlastelegging door meer dan één bewijsmiddel wordt belegd. Ook hier ziet het hof geen aanleiding voor twijfel aan de verklaring van aangever [aangever zaakdossier 7] dat sprake is geweest van bedreiging en van slaan met iets wat hij heeft aangezien voor een vuurwapen. Het verweer van de raadsman dat geen sprake is geweest van dwang kan dan ook niet worden gevolgd. Uit de verklaring van [aangeefster zaakdossier 7] blijkt dat beide daders aan haar tas hebben getrokken, zodat de stelling van de raadsman, dat het toepassen van geweld niet inherent is aan een straatroof, wat daar verder ook van zij, geen bespreking behoeft.
Wat betreft de betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte 1] bij dit feit wordt nog het volgende overwogen.
Op de camerabeelden van Holland Casino van 12 november 2015 is te zien dat de aangevers [aangever zaakdossier 7] en [aangeefster zaakdossier 7] om 3.03.50 uur het casino verlaten en om 3.05.36 uur de Vossiusstraat inlopen. [verdachte] wordt op die camerabeelden herkend als de jongen die kort vóór de aangevers de Vossiusstraat inloopt, nadat hij langere tijd aan de overkant van het casino had gestaan. Uit de telecomgegevens van de telefoon van [verdachte] (met telefoonnummer [telefoonnummer 2 verdachte] ) volgt dat deze telefoon van 11 november 2015 om 23.50 uur tot 12 november 2015 om 02.18 uur gebruik maakte van de Cell ID op de Leidsekade 97 te Amsterdam, vlakbij Holland Casino. [medeverdachte 1] wordt die avond omstreeks 00.37 uur en 01.08 uur in de Vossiusstraat gecontroleerd in zijn Renault Megane met kenteken [kenteken 3] . Bij de laatste controle wordt [verdachte] , naast [medeverdachte 1] , aangetroffen op de bijrijdersstoel van de Renault Megane.
Uit het voorgaande is af te leiden dat [verdachte] en [medeverdachte 1] die nacht samen waren.
Om 3.06.36 uur komt een grijze BMW de Vossiusstraat uitgereden en slaat rechtsaf. [aangever zaakdossier 7] heeft naar aanleiding van deze beelden verklaard dat deze auto veel op zijn auto lijkt. Mede gelet op het feit dat dit tijdstip overeenkomt met het vertrek van aangevers kort daarvoor bij Holland Casino, gaat het hof ervan uit dat deze BMW de auto van aangevers betreft. Op basis van de camerabeelden van Holland Casino kan worden vastgesteld dat een grijze Renault Megane twintig seconden na de grijze BMW de Vossiusstraat uitrijdt en eveneens rechtsaf slaat. De bij deze Renault Megane geconstateerde schade komt overeen met de schade die op 10 november 2015 aan de Renault Megane van [medeverdachte 1] is geconstateerd en waarover [medeverdachte 1] ook zelf heeft verklaard tijdens zijn verhoor op 15 december 2015.
Het voorgaande rechtvaardigt de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in de Renault Megane van [medeverdachte 1] achter de aangevers aan de Vossiussstraat uitrijden.
De door aangever [aangever zaakdossier 7] beschreven route huiswaarts (via: Vossiusstraat, P.C. Hooftstraat, Overtoom, Surinameplein, afrit S106 naar de A10, Coentunnel, A8, A7, afslag Purmer-Zuid) komt overeen met de route van de Renault Megane van [medeverdachte 1] , die op 12 november 2015 om 3.11.01 uur - 11 seconden nadat het voertuig van [aangever zaakdossier 7] deze cameraspot passeert - is geregistreerd ter hoogte van afrit S106 in de richting van de A8 (Surinameplein, ri W 50 m na rotonde ri Cornelis Lelylaan) en om 03.11.46 uur op afrit Cornelis Lelylaan (ri W) naar Einsteinweg A10 (ri N). Dat [verdachte] en [medeverdachte 1] ook in Purmerend en in de directe nabijheid van de plaats delict zijn geweest, volgt uit het feit dat de Renault Megane van [medeverdachte 1] op 12 november 2015 om 03.34 uur geregistreerd is op provinciale weg N235, vanuit Purmerend richting Amsterdam.
Dat [verdachte] en [medeverdachte 1] bij de overval betrokken waren volgt tevens uit de inhoud van een afgeluisterd telefoongesprek later die dag tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] (sessienummer 33).
In dit tapgesprek vraagt [medeverdachte 2] aan [verdachte] ‘hoeveel hadden jullie gepakt?’. [verdachte] antwoordt ‘we hebben niks gepakt’. [medeverdachte 2] zegt dat [verdachte] liegt, waarop [verdachte] zegt ‘ik zweer het, paar donnies dit dat, ging een beetje mis man.. schreeuwen dit dat’.
Een “donnie” is in straattaal 10 euro. Een ‘paar donnies’ past bij de € 50,00 die buit is gemaakt bij [aangever zaakdossier 7] . Dat [verdachte] zegt dat het een beetje mis ging omdat – zo begrijpt het hof – er werd geschreeuwd, komt overeen met de aangiften van [aangever zaakdossier 7] en [aangeefster zaakdossier 7] , waaruit volgt dat de daders zijn gevlucht omdat [aangeefster zaakdossier 7] tijdens het incident gilde en bleef gillen.
Het hof overweegt dat aangever [aangever zaakdossier 7] [verdachte] en [medeverdachte 1] niet heeft herkend tijdens een foslo-confrontatie. Dat is ontlastend voor de verdachten, maar daar tegenover staat dat de beroving plaatsvond in de nachtelijke uren en dat de straatverlichting ter plaatse niet goed was. Daarbij werd een vuurwapen op [aangever zaakdossier 7] gericht en is het een bekend gegeven dat personen die onder schot worden genomen hun aandacht richten op het wapen en niet op de persoon die dat wapen vasthoudt. In het licht van de eerdere vaststellingen doet het niet herkennen van de verdachten door aangever [aangever zaakdossier 7] dan ook geen afbreuk aan de overige bewijsmiddelen en voormelde conclusies van het hof.
Hetzelfde heeft te gelden voor de opmerking van [aangever zaakdossier 7] dat de daders jonger waren dan de personen op de getoonde foto’s en zijn op 23 december 2015 afgelegde verklaring dat beide daders krulletjes hadden. In zijn aangifte op 12 november 2015 heeft [aangever zaakdossier 7] de daders omschreven als mannen tussen de 25 en 30 jaar met kort zwart haar, een signalement waar [verdachte] en [medeverdachte 1] wel aan voldoen.
Een en ander, in onderling verband en samenhang bezien, wijst zozeer op de betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte 1] bij de beroving van [aangever zaakdossier 7] en [aangeefster zaakdossier 7] in Purmerend, dat van hen verwacht mag worden dat zij een verklaring afleggen op grond waarvan aannemelijk lijkt dat genoemde feiten en omstandigheden anders moeten worden uitgelegd. [verdachte] heeft zich echter op zijn zwijgrecht beroepen. [medeverdachte 1] heeft op 15 december 2015 bij de politie verklaard dat hij op 12 november 2015, nadat zijn auto om 01.08 uur voor de tweede keer was gecontroleerd in de Vossiusstraat, omstreeks 01.15 uur, althans niet veel later, naar Amsterdam Noord is gereden om [verdachte] naar huis te brengen en dat hij die nacht niet meer terug is geweest in de Vossiusstraat. Hij kan zich niet herinneren dat hij zijn auto die dag nog heeft uitgeleend. Het hof stelt vast dat deze verklaring in strijd is met hetgeen hiervoor is vastgesteld op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen, in het bijzonder de omstandigheid dat de auto van [medeverdachte 1] rond 03.06 uur op beelden is te zien terwijl deze de Vossiusstraat uitrijdt. [medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen vragen hierover willen beantwoorden.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 1] degenen zijn die, tezamen, aangever [aangever zaakdossier 7] € 50,00 afhandig hebben gemaakt en hebben gepoogd de tas van aangeefster [aangeefster zaakdossier 7] te stelen, door beiden aan die tas te trekken. Het hof acht daarom zowel feit 7 als feit 8 bewezen.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 9 primair (zaakdossier 8)
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder feit 9 primair ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht [verdachte] vrij te spreken van het onder feit 9 primair ten laste gelegde wegens gebrek aan bewijs. De verdachte past niet in de door de aangever opgegeven signalementen. Het feit dat [verdachte] in het bezit is geweest van de telefoon van aangever en in een OVC-gesprek te horen is over een horloge, rechtvaardigt niet de conclusie dat hij die voorwerpen heeft gestolen; hij heeft het horloge de avond ervoor gekocht. Het bezoeken van een website omtrent het kunnen herkennen van een nep Rolex kan ook niet tot het oordeel leiden dat sprake is van medeplegen. Datzelfde geldt voor het samenzijn met een medeverdachte uren voordat dit feit zich heeft afgespeeld.
Oordeel van het hof
Aangever [aangever zaakdossier 8] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld op 15 november 2015 te Amsterdam. De aangever was uit geweest in het centrum van Amsterdam en liep tussen 04.00 en 05.00 uur over de Overtoom. De aangever is bij twee jongens in een auto ingestapt. Deze jongens zijn de stad uitgereden om de aangever uiteindelijk op een donker stuk weg uit de auto te trekken en met geweld te beroven van zijn spullen, waaronder een iPhone 5S en een Rolex horloge. Aangever [aangever zaakdossier 8] heeft verklaard dat hij vanaf de plek waar hij werd beroofd – voor zijn gevoel – 10 à 15 minuten heeft gelopen tot hij bij een hotel kwam. Dit blijkt een hotel aan het John M. Keynesplein te Amsterdam, niet ver van de Henk Sneevlietweg te Amsterdam.
De aangever heeft zijn eerste berover omschreven als licht getint, Aziatisch uiterlijk, 185-190 centimeter lang, leeftijd eind 20 begin 30, kaal en een vadsig postuur. Het hof stelt vast dat [medeverdachte 2] in dit signalement past.
De tweede berover heeft de aangever omschreven als blank, 180-185 centimeter lang, ongeveer 25 jaar oud, zwart haar, een beetje recht overeind gekamd en een mager postuur. Het hof overweegt dat dit signalement minder onderscheidend is, maar dat het [verdachte] niet uitsluit.
Een dag na de beroving, op 16 november 2015, zijn telefoongesprekken afgeluisterd tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] (sessienummers 85, 87 en 91). De gesprekken gaan over een horloge dat verkocht moet worden. Dat het over het horloge van de aangever gaat, blijkt onder meer uit de omstandigheid dat tussen de verdachten wordt gesproken over een gravering, terwijl in het horloge van de aangever een persoonlijke tekst gegraveerd is. Tijdens een van deze gesprekken zegt [medeverdachte 2] tegen [verdachte] dat hij het horloge niet moet achterlaten bij de juwelier en dat hij ‘loesoe’ (
het hof begrijpt: weg) moet gaan omdat ‘deze wel heet is’
(het hof begrijpt: gestolen). Uit deze tapgesprekken volgt dat [medeverdachte 2] op de hoogte was van de aanwezigheid van het (ontvreemde) horloge bij [verdachte] en dat hij wist dat [verdachte] het horloge ging verkopen en aan laatstgenoemde zelfs aanwijzingen heeft gegeven met betrekking tot de verkoopprijs.
Uit observatie door de politie blijkt dat [verdachte] al telefonerend in een juwelierszaak in de Kinkerstraat staat en dat de Fiat 500 met kenteken [kenteken 1] van [medeverdachte 2] voor de deur staat. Na afloop van zijn bezoek aan de juwelier is [verdachte] in de Fiat 500 weggereden, waarna hij werd aangehouden. In de Fiat 500 werd vervolgens de gestolen iPhone van aangever [aangever zaakdossier 8] aangetroffen en in de fouillering van [verdachte] werd het horloge van de aangever aangetroffen.
De verklaring van [verdachte] dat hij de Rolex de avond daarvoor, tussen 19.00 en 19.30 uur, heeft gekocht in de Shisha Lounge [naam], acht het hof ongeloofwaardig. Ook de telefoon van het slachtoffer is immers onder [verdachte] in beslag genomen. Daar komt bij dat [verdachte] wisselende verklaringen heeft afgelegd over wat hij bij de juwelier deed. Pas nadat hem voornoemde tapgesprekken zijn voorgehouden verklaart hij dat hij het horloge wilde verkopen.
Verder kan op basis van een afgeluisterd telefoongesprek (met sessienummer 58) tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] worden vastgesteld dat zij de avond van de beroving rond 01.00 uur hadden afgesproken in [café] op het Leidseplein in Amsterdam. De telefoon van [medeverdachte 2] (met telefoonnummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 2] ) maakte die avond om 00.11 uur en 00.19 uur ook gebruik van de Cell ID op de Leidsekade 97 te Amsterdam, in de buurt van het Leidseplein.
De Fiat 500 van [medeverdachte 2] is om 00.06 uur geregistreerd op de Overtoom. Dit is in de buurt van het Leidseplein en de plek waar aangever is opgepikt. De Fiat 500 is vervolgens om 04.41 uur geregistreerd op de Henk Sneevlietweg. De Fiat 500 van [medeverdachte 2] was dus eerder die nacht in de omgeving van het Leidseplein en rond het tijdstip van de beroving van de aangever in de omgeving van de plaats van beroving.
Daar komt nog bij dat de telefoon van [verdachte] (met telefoonnummer [telefoonnummer 1 verdachte] ) op 15 november 2015 om 01.48 uur, 03.46 uur en 03.53 uur uitpeilde op de Leidsekade 97 te Amsterdam, in de buurt van het Leidseplein en de Overtoom, waar de aangever is opgepikt. Om 04.35 uur peilt de telefoon van [verdachte] uit op de Overtoom ter hoogte van nummers 519-521. Dit is aan het einde van de Overtoom, op de route weg van het centrum die de aangever vermoedelijk heeft gereden en passend binnen het door aangever gegeven tijdskader.
Al deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien wijzen zozeer in de richting van [verdachte] en [medeverdachte 2] dat het hof, bij gebreke van een redelijke verklaring die een andere uitleg aannemelijk maakt, concludeert dat zij samen in de Fiat 500 van [medeverdachte 2] hebben gezeten en dat zij aangever [aangever zaakdossier 8] tezamen hebben beroofd. Het primair onder feit 9 ten laste gelegde kan daarom worden bewezen.
Dat aangever [aangever zaakdossier 8] een beschrijving van de auto heeft gegeven die niet geheel overeenkomt met de zwarte Fiat 500 van [medeverdachte 2] – aangever spreekt in zijn aangifte over een licht grijze relatief kleine auto, waarbij hij denkt aan een Opel Corsa – doet niet af aan de genoemde onderzoeksresultaten en conclusies. Het hof betrekt hierbij dat aangever niet zeker was van het merk. Een Fiat 500 is evenals een Opel Corsa een kleine auto.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 12 (zaakdossier 10)
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte voor het ten laste gelegde wapenbezit kan worden veroordeeld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht [verdachte] vrij te spreken van het onder feit 12 ten laste gelegde wapenbezit, omdat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte het wapen voorhanden heeft gehad. Het staat niet vast door wie en op welk moment het wapen in de scooter is gekomen, noch of de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen in de buddyseat. De verklaring van de moeder van de verdachte, dat hij de scooter drie weken daarvoor in de tuin heeft gezet, is onvoldoende om hem verantwoordelijk te houden voor het wapen. Evenmin staat vast of hij überhaupt de buddyseat heeft geopend.
Oordeel van het hof
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] aan de [adres] in Amsterdam op 16 november 2015 werd in de achtertuin een scooter aangetroffen. Zijn moeder vertelde dat [verdachte] de scooter ongeveer drie weken daarvoor in de tuin had gezet. In de (afgesloten) buddyseat van deze scooter werd een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie aangetroffen. Op het vuurwapen bevond zich DNA dat overeenkomt met het DNA van [verdachte] . Onder die omstandigheden acht het hof niet aannemelijk dat de verdachte zich niet bewust zou zijn geweest van het vuurwapen. Verdachte kon ook over het wapen beschikken en had, gelet op de plaats waar het wapen zich bevond, namelijk in de buddyseat van een scooter bij de verdachte in gebruik, ook de beschikkingsmacht over dat wapen. Het onder 12 ten laste gelegde kan daarom worden bewezen.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 13 (zaakdossier 11)
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht [verdachte] vrij te spreken van feit 13, nu rechtstreeks bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij deze woninginbraak ontbreekt. Dat de telefoon van de verdachte in de nacht van de inbraak in de buurt van de woning uitpeilde en dat hij kort daarvoor met de aangever heeft gebeld, is daartoe onvoldoende, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Op 21 oktober 2015 heeft een inbraak plaatsgevonden in de woning van aangever [aangever zaakdossier 11] aan de [adres zaakdossier 11] te Bussum, waarbij een grote hoeveelheid goederen is weggenomen waaronder een telefoon van het merk Samsung, een bankpas van de Rabobank, een jas van het merk America Today en een sigarendoos (humidor). [aangever zaakdossier 11] was op het moment van de inbraak op vakantie in het buitenland. Gelet op de verklaring van zijn buurvrouw, getuige [getuige] , gaat het hof ervan uit dat de inbraak op voormelde datum heeft plaatsgevonden, althans gaande was tussen 05.00 en 05.15 uur, nu zij op dat moment wakker is geworden van geluid in de woning van haar (afwezige) buurman. De ter plaatse gekomen verbalisant heeft onder andere geconstateerd dat het rechter raam aan de voorzijde van de woning opengebroken was en dat de kluis, die verankerd zat in de muur en waarin de aangever een Rabobank pas met bijbehorende pincode bewaarde, was verdwenen.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de telefoon van [verdachte] (met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] ) op 21 oktober 2015 van 02.45 uur tot en met 08.11 uur en daarmee ten tijde van de inbraak uitpeilde op onder meer de plaats delict ( [adres zaakdossier 11] ) in Bussum, dat hij kort daarvoor nog telefonisch contact had met aangever en aldus wist dat die niet thuis was en dat een aantal van de bij deze inbraak ontvreemde goederen (kort) nadien in het bezit zijn gekomen van nauwe contacten van [verdachte] . Zo bevond het simkaartje met telefoonnummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] van [medeverdachte 1] zich op 22 oktober 2015 om 17.47 uur in de gestolen Samsung van aangever, heeft [medeverdachte 1] twee keer met succes gepind met de gestolen Rabopas en beschikte [medeverdachte 2] over de bij de inbraak ontvreemde humidor en de jas van het merk America Today. Deze omstandigheden wijzen zozeer op de betrokkenheid van [verdachte] bij de inbraak dat van hem een uitleg mocht worden verwacht. [verdachte] heeft zich echter op zijn zwijgrecht beroepen. Het hof ziet, net als de advocaat-generaal en de raadsman, onvoldoende aanknopingspunten in het dossier om vast te kunnen stellen dat een ander bij deze inbraak handelingen heeft verricht die kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen. Verdachte wordt mitsdien van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Genoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien leiden tot de conclusie dat (in ieder geval) [verdachte] heeft ingebroken bij aangever [aangever zaakdossier 11] .
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 14 (zaakdossier 13)
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de signalementen zo breed zijn dat een zeer grote groep onder het signalement kan worden geschaard. Voor zover het hof uit tapgesprekken zou afleiden dat er aanwijzingen zijn voor betrokkenheid van de verdachte, betekent dat nog niet dat sprake is van betrokkenheid en dat de kwalificatie medeplegen gerechtvaardigd is. Voor een uitvoeringshandeling van [verdachte] is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Op 2 november 2015 omstreeks 01.14 uur is aangever [aangever zaakdossier 13] , 82 jaar oud, na een bezoek aan Holland Casino te Amsterdam, nabij zijn woning aan de [adres zaakdossier 13] te Amsterdam met geweld van zijn portemonnee en sleutelbos beroofd. Getuige [getuige] heeft omstreeks 01.15 uur gezien dat twee voor haar onbekende personen over haar buurman heen stonden en dat één van hen hardhandig aan zijn kleding zat, kennelijk op zoek naar iets. Aangever [aangever zaakdossier 13] beschrijft de daders als van Noord-Afrikaanse afkomst, vermoedelijk Marokkaans, lichte huidskleur, donker haar. Een van de daders is ongeveer 1.80-1.85 meter met een mager postuur. De ander is ongeveer 1.70-1.75 meter met een normaal postuur.
Het hof stelt vast dat deze signalementen niet bijzonder specifiek zijn, maar dat zij [verdachte] en [medeverdachte 1] als daders niet uitsluiten. [medeverdachte 2] past niet in dit signalement.
Uit de inhoud van het – in het tapgesprek met sessienummer 233 op de achtergrond gevoerde –gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] op 2 november 2015 om 00.42.15 uur volgt dat zij een ‘opaatje’ willen pakken met een volle linker zak die van ‘hol’ (het hof begrijpt: Holland Casino) komt. Dit komt overeen met de 82-jarige leeftijd van aangever, die rond dat tijdstip Holland Casino had verlaten en zijn portemonnee blijkens zijn aangifte in zijn linker zak had. De telefoons van beide verdachten peilen eerst uit nabij Holland Casino ( [verdachte] om 00.40 uur en [medeverdachte 1] om 00.42 uur) en vervolgens onder meer op de Wibautstraat, op de fietsroute van aangever. In het opgenomen telefoongesprek met sessienummer 238 op 2 november 2015 om 00.56.57 uur zegt [medeverdachte 1] : ‘ik pak hem nu’.
Deze feiten wijzen zozeer in de richting van [verdachte] en [medeverdachte 1] dat bij gebreke van een redelijke verklaring die een andere uitleg van genoemde peilgegevens en inhoud van de telefoongesprekken aannemelijk maakt, het ervoor moet worden gehouden dat deze twee verdachten als feitelijke overvallers betrokken zijn bij de straatroof op aangever [aangever zaakdossier 13] . De overvallers zijn blijkens de verklaring van aangever en getuige [getuige] gezamenlijk te werk gegaan waarbij zij beiden hebben bijgedragen aan de diefstal met geweld. Er is dan ook sprake van medeplegen en het ten laste gelegde kan dan ook bewezen worden verklaard.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 15
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte voor het ten laste gelegde wapenbezit kan worden veroordeeld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht [verdachte] vrij te spreken van het onder feit 15 ten laste gelegde wapenbezit, omdat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte het wapen voorhanden heeft gehad. Het staat niet vast door wie en op welk moment het wapen in de auto terecht is gekomen, noch of de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen in de auto.
Oordeel van het hof
Nadat [verdachte] aan de passagierszijde van de auto uitstapte, vond de politie onder die passagiersstoel een tas met daarin een vuurwapen. Op het vuurwapen bevond zich DNA dat overeenkwam met het DNA van [verdachte] . Onder die omstandigheden is voldoende komen vast te staan dat de verdachte zich van de aanwezigheid van het vuurwapen bewust was en daarover de beschikkingsmacht had. Het onder 12 ten laste gelegde kan daarom worden bewezen.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van zaak B (13-689133-16)
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde witwassen van de Fiat 500 en het geld waarmee deze auto is betaald kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van dit feit. Nu hij tegenover de verkoper op eigen naam de Fiat 500 heeft aangekocht, is geen sprake van een verhullende handeling, maar heeft hij er juist voor gezorgd dat zijn gegevens bekend werden.
Oordeel van het hof
[verdachte] wordt verdacht van het medeplegen van witwassen van een Fiat 500 met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Fiat 500) en een geldbedrag van € 11.000,- in de periode van 28 november 2014 tot en met 16 november 2015.
Het hof gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De Fiat 500 is op 28 november 2014 voor een bedrag van € 11.000,- gekocht door en op naam gesteld van [verdachte] , waarbij de betaling heeft plaatsgevonden in coupures van € 100,-. Zoals hiervoor reeds door het hof is vastgesteld, dient evenwel niet [verdachte] , maar [medeverdachte 2] als de feitelijke eigenaar van het voertuig te worden aangemerkt.
Het legaal bekende inkomen van [verdachte] bestond in de periode van 2012 tot en met 2015 uit een uitkering en zorgtoeslag, variërend van een totaalbedrag van € 0,- (in 2013) tot maximaal € 10.024,- (in 2014). Het legaal bekende inkomen van [medeverdachte 2] bestond in de periode van 2012 tot en met 2015 uit een uitkering en zorgtoeslag, variërend van een totaalbedrag van € 9.736,- (in 2012) tot maximaal € 11.952,- (in 2014).
Het hof heeft bij arrest van heden medeverdachte [medeverdachte 2] veroordeeld wegens het medeplegen van witwassen van de Fiat 500 en het geldbedrag waarmee dit voertuig is betaald. Daartoe heeft het hof overwogen dat het aankopen van een relatief duur voertuig door een persoon met een zeer beperkt legaal inkomen, waarbij de betaling in contanten plaatsvindt, een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen oplevert, zodat ingevolge bestendige jurisprudentie van deze persoon mag worden verlangd dat hij voor de herkomst van dat voertuig c.q. de herkomst van het geldbedrag waarmee dat voertuig is aangeschaft een verklaring geeft. Door [medeverdachte 2] is evenwel op dit punt geen enkele verklaring gegeven. Het openbaar ministerie was mitsdien niet gehouden nader onderzoek te verrichten. Het hof heeft geconcludeerd dat, gelet op het voren overwogene, geen andere conclusie mogelijk is dan dat de Fiat 500 en het geldbedrag waarmee dat voertuig is aangeschaft onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat [medeverdachte 2] dit wist.
Wat betreft de betrokkenheid van Da Silvo Condinho bij dit feit, overweegt het hof het volgende. [verdachte] heeft de koopovereenkomst gesloten en de auto op zijn naam gezet, terwijl hij niet de eigenaar van de auto was. Hij heeft ook zelf verklaard dat de auto alleen op zijn naam stond en dat hij er niet in reed. Een redelijke verklaring voor deze constructie heeft Da Silvo Condinho niet gegeven. Het hof is bij die stand van zaken van oordeel dat het voor [verdachte] kenbaar was dat hij slechts als katvanger fungeerde voor [medeverdachte 2] en dat hij, aldus handelend, samen met [medeverdachte 2] heeft verhuld wie de rechthebbende op dit voertuig was. Door mee te werken aan een dergelijke constructie zonder daarbij kennelijk nadere vragen te stellen, heeft [verdachte] bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat het geldbedrag waarmee de auto is aangekocht en daarmee vervolgens de auto zelf van misdrijf afkomstig is en heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van het voertuig en van het geldbedrag waarmee dit voertuig is aangeschaft.
Het hof acht dit feit derhalve bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1, 2 meer subsidiair, 3, 4, 6, 7, 8, 9 primair, 12, 13, 14 en 15 en in de zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:1.
op 23 september 2015 te Amsterdam, op de openbare weg, de [adres zaakdossier 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende onder meer een geldbedrag van ongeveer 1700,- euro en een bankpas en een sleutelbos en een telefoon, toebehorende aan [aangever zaakdossier 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [aangever zaakdossier 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte met kracht aan voornoemde tas heeft getrokken, welke tas door [aangever zaakdossier 1] werd vastgehouden, en voornoemde tas met kracht uit de handen van [aangever zaakdossier 1] heeft getrokken;
2, meer subsidiair
op 26 september 2015 te Amsterdam, opzettelijk een bankpas, toebehorende aan [aangever zaakdossier 2] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
op 26 september 2015 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat weg te nemen een geldbedrag, toebehorend aan [aangever zaakdossier 2] , en dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, een bankpas ten name gesteld van [aangever zaakdossier 2] , heeft gestopt in voornoemde geldautomaat en een pincode heeft ingetoetst;
4.
op 28 september 2015 te Overveen, op de openbare weg, de [adres zaakdossier 3] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever zaakdossier 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee, inhoudende een geldbedrag van ongeveer 800,- euro en twee bankpassen en een rijbewijs en verzekeringspassen en een Oostenrijkse identiteitskaart, toebehorende aan [aangever zaakdossier 3] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben gericht op het hoofd van [aangever zaakdossier 3] en tegen [aangever zaakdossier 3] hebben gezegd: "Money, money, money"
en
op 28 september 2015 te Overveen, op de openbare weg, de [adres zaakdossier 3] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sleutels, toebehorende aan [aangever zaakdossier 3] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangever zaakdossier 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben gericht op het hoofd van [aangever zaakdossier 3] en voornoemde sleutels uit de handen van [aangever zaakdossier 3] hebben getrokken;
6.
op 10 november 2015 te Spanbroek, gemeente Opmeer, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kluis of stalen kast weg te nemen enig goed, toebehorend aan [bedrijf] en/of aan [aangever zaakdossier 6] , en zich daarbij de toegang tot die kluis of stalen kast te verschaffen door middel van verbreking van (een slot van) voornoemde kluis of stalen kast, opzettelijk met zijn mededader naar die kluis of stalen kast is toegegaan, waarna verdachte en zijn mededader, met een voorwerp, (het slot van) die kluis of stalen kast hebben geforceerd;
7.
op 12 november 2015 te Purmerend, op de openbare weg, de [adres zaakdossier 7] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever zaakdossier 7] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 50,- euro, toebehorende aan [aangever zaakdossier 7] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte of zijn mededader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [aangever zaakdossier 7] hebben getoond en tegen [aangever zaakdossier 7] hebben gezegd: "Geld, geld, Money, Money";
8.
op 12 november 2015 te Purmerend, op de openbare weg, de [adres zaakdossier 7] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een tas (met inhoud), toebehorende aan [aangeefster zaakdossier 7] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangeefster zaakdossier 7] en/of diens echtgenoot [aangever zaakdossier 7] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [aangever zaakdossier 7] hebben getoond en tegen [aangeefster zaakdossier 7] en/of [aangever zaakdossier 7] hebben gezegd: "Geld, geld, money, money" en "Niet gillen, anders ga ik schieten", en [aangeefster zaakdossier 7] op de grond hebben geduwd en voornoemde tas, welke [aangeefster zaakdossier 7] droeg, hebben vastgepakt en [aangeefster zaakdossier 7] hebben geschopt en, toen [aangever zaakdossier 7] zijn vrouw wilde helpen en/of beschermen, [aangever zaakdossier 7] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op zijn achterhoofd hebben geslagen en [aangever zaakdossier 7] op de grond hebben geduwd en [aangever zaakdossier 7] hebben geschopt tegen diens lichaam en hoofd;
9. primair
op 15 november 2015 te Amsterdam, op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en een mobiele telefoon (iPhone 5s) en een horloge (merk Rolex), toebehorende aan [aangever zaakdossier 8] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [aangever zaakdossier 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat verdachte en zijn mededader opzettelijk gewelddadig, terwijl [aangever zaakdossier 8] in de auto van verdachte en/of zijn mededader meereed,
- naar een afgelegen plaats zijn gereden en
- met kracht [aangever zaakdossier 8] aan diens kleding uit de auto hebben getrokken en
- met kracht de benen van [aangever zaakdossier 8] onderuit hebben geschopt en
- meermalen hebben geschopt en geslagen tegen het lichaam van [aangever zaakdossier 8] en
- tegen [aangever zaakdossier 8] hebben gezegd: "Geef alles wat je hebt" en
- de kleding van [aangever zaakdossier 8] hebben afgetast en
- de arm van [aangever zaakdossier 8] hebben vastgepakt en
- de portemonnee (met inhoud) en de mobiele telefoon uit de broekzak van [aangever zaakdossier 8] hebben getrokken en
- voornoemd horloge van de arm van [aangever zaakdossier 8] hebben getrokken;
12.
op 16 november 2015 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een gas(alarm)pistool, merk Kimar, model 75Auto, voorhanden heeft gehad;
13.
op 21 oktober 2015 te Bussum, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres zaakdossier 11] , heeft weggenomen een kluis, inhoudende een geldbedrag van 1850,- euro en staatsloten en sleutels en pasjes en een gouden trouwring en een horloge (merk Breitling) en diverse papieren en diverse Nederlandse munten en diverse kledingstukken en een lamp en horloges en parfum en speakers en een computer (merk Apple iMac) en een Apple tv en diverse elektronische apparatuur en een zonnebril en een sigarendoos met sigaren en een slof sigaretten en diverse flessen sterke drank, toebehorende aan [aangever zaakdossier 11] , waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van braak op een raam;
14.
op 2 november 2015 te Amsterdam, op de openbare weg, de [adres zaakdossier 13] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en een sleutelbos, toebehorende aan [aangever zaakdossier 13] (geboren in 1933), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [aangever zaakdossier 13] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat verdachte en zijn mededader opzettelijk gewelddadig en dreigend [aangever zaakdossier 13] van achteren en bij diens mond en gezicht hebben vastgepakt en vastgehouden en [aangever zaakdossier 13] naar achteren hebben getrokken en de broekzak van [aangever zaakdossier 13] hebben doorzocht en voornoemde portemonnee, welke aan een ketting bevestigd zat aan de kleding, en sleutelbos uit de broekzak van [aangever zaakdossier 13] hebben (los)getrokken en weggenomen;
15.
op 6 oktober 2015 te Amsterdam, een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk CZ, model 75B, voorhanden heeft gehad;
Zaak B (gevoegd):in de periode van 28 november 2014 tot en met 16 november 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van een voorwerp, te weten een auto (merk Fiat type 500, kenteken [kenteken 1] ), heeft verhuld wie de rechthebbende op voornoemde auto was, terwijl verdachte en zijn mededader wisten, dat voornoemde auto geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
en
op 28 november 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 11.000 euro, voorhanden heeft gehad en overgedragen en omgezet, terwijl hij en zijn mededader wisten, dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen in de zaak A onder 1, 2 meer subsidiair, 3, 4, 6, 7, 8, 9 primair, 12, 13, 14 en 15 en in de zaak B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in bijlage I bij dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A onder 1, 2 meer subsidiair, 3, 4, 6, 7, 8, 9 primair, 12, 13, 14 en 15 en in de zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Het in de zaak A onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
verduistering.
Het in de zaak A onder 3 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het in de zaak A onder 4 bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, vergezeld van geweld en voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak A onder 6 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het in de zaak A onder 7 bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak A onder 8 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak A onder 9 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak A onder 12 en 15 bewezen verklaarde levert op telkens:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het in de zaak A onder 13 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak A onder 14 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak B bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak A onder 1, 2 meer subsidiair, 3, 4, 6, 7, 8, 9 primair, 12, 13, 14 en 15 en in de zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het hem tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 71 (eenenzeventig) maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 67 (zevenenzestig) maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan een groot aantal, deels zeer gewelddadige feiten.
Zo heeft hij zich schuldig gemaakt aan een viertal straatroven en een poging daartoe, waarbij in één geval zelfs een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is gebruikt. Bij deze straatroven zijn de slachtoffers door de verdachte (en in vier gevallen tezamen met zijn mededader) gevolgd vanaf het Holland Casino aan het Max Euweplein te Amsterdam, vanwaar zij na een bezoek aan dat casino huiswaarts zijn gegaan. In de nabijheid van hun woning zijn de slachtoffers vervolgens overvallen en beroofd.
Voorts heeft de verdachte zich samen met een mededader schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld door het slachtoffer een lift aan te bieden in een auto om vervolgens naar een afgelegen plek te rijden en het slachtoffer aldaar onder toepassing van geweld te beroven.
Zulke misdrijven veroorzaken bij slachtoffers daarvan gevoelens van onveiligheid en angst en versterken de in de samenleving levende gevoelens van onrust.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met een mededader schuldig gemaakt aan een poging diefstal uit een kluis of kast die bevestigd zat aan de buitenkant van een winkel en aan een woninginbraak bij een kennis van hem die op het moment van de woninginbraak op vakantie was.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de verduistering van een bankpas en aan een poging diefstal door met deze bankpas te proberen geld op te nemen. De verdachte heeft zich hierbij enkel laten leiden door zijn gerichtheid op geldelijk gewin en zich niets gelegen laten liggen aan een eventueel nadeel voor slachtoffers.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van een auto alsmede een daarmee samenhangend geldbedrag. Witwassen vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit aan van het financiële en economische verkeer.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie vanwege het voorhanden hebben van een gasalarmpistool en een CZ-pistool. Dit zijn ernstige feiten nu ongecontroleerd wapenbezit onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving met zich meebrengt.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 oktober 2019 is verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld onder meer voor vermogensdelicten en overtreding van de Wet wapens en munitie.
Gelet op het voorgaande zou een gevangenisstraf voor de duur van 74 (vierenzeventig) maanden passend en geboden zijn. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn bij de berechting in hoger beroep zal deze straf gematigd worden tot een gevangenisstraf voor de duur van 70 (zeventig) maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het hof merkt op dat deze straf hoger is dan door de advocaat-generaal gevorderd. Reden daarvoor is dat het hof met name de straatroven en de poging daartoe zwaarder weegt dan de advocaat-generaal heeft gedaan.
Verdachte heeft steeds niet of nauwelijks willen meewerken met de reclassering of aan onderzoeken door een psycholoog of een psychiater. Ook in hoger beroep heeft de verdachte geweigerd mee te werken aan een door het hof voorgesteld persoonlijkheidsonderzoek. Evenals de rechtbank baart deze houding van de verdachte het hof grote zorgen. De indruk ontstaat dat de verdachte afziet van een normale participatie aan de samenleving en eerder kiest voor een leven in de criminaliteit waarbij het gevaar van een progressieve ontwikkeling in het gebruik van geweld op de loer ligt.
Gelet op het grote aantal bewezenverklaarde feiten komt de verdachte niet in aanmerking voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Nog daargelaten de inschatting dat de kans dat de verdachte zich zal houden aan daaraan te verbinden voorwaarden vrijwel nihil is.
Zoals hiervoor reeds overwogen, zal het hof aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 70 (zeventig) maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Beslag

Het in de zaak B bewezen verklaarde witwassen is begaan met betrekking tot een personenauto, een Fiat 500, die in beslag is genomen en niet terug is gegeven. De auto behoort toe aan de medeverdachte [medeverdachte 2] , met wie de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het witwassen ervan. [medeverdachte 2] was dan ook bekend met het witwassen van de auto. De auto zal daarom worden verbeurd verklaard.
Het in de zaak A onder 15 bewezen verklaarde wapenbezit is begaan met betrekking tot een pistool, dat in beslag is genomen en nog niet is teruggegeven. Het pistool zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven snorfiets dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld wie de eigenaar van deze snorfiets is.

Vordering van de benadeelde partij [aangever zaakdossier 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.722,45, bestaande uit € 2.222,45 aan materiële en € 500,- aan immateriële schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.672,50. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft in hoger beroep betoogd dat de gevorderde immateriële schadevergoeding afdoende onderbouwing mist, reden waarom dit deel van de vordering moet worden afgewezen. Verder is niet aangetoond dat daadwerkelijk € 1.700,- in contanten is weggenomen. Bij het bepalen van de waarde van de weggenomen iPhone moet worden uitgegaan van de dagwaarde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Voor wat betreft de materiële schade, overweegt het hof als volgt. De verdediging heeft betwist dat daadwerkelijk € 1.700,- in contanten is weggenomen, maar miskent daarmee dat in de annexe strafrechtelijke procedure het wegnemen van dit bedrag in contanten wettig en overtuigend is bewezen verklaard. Het hof zal daarom dit weggenomen bedrag als door de benadeelde partij geleden schade toewijzen. Daarnaast heeft de verdediging betoogd dat de weggenomen iPhone tegen de dagwaarde moet worden vergoed. Met de rechtbank ziet het hof aanleiding de waarde van de ongeveer zeven maanden voor het wegnemen aangeschafte refurbished iPhone te schatten op een bedrag van € 300,-. Dit betekent dat de vordering tot materiele schadevergoeding – die voor het overige niet is betwist en het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt – zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.172,50. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
De verdediging acht de vordering tot immateriële schadevergoeding onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij heeft ter onderbouwing aangevoerd dat zij als gevolg van de beroving fysiek letsel heeft opgelopen. Zij verklaart erg geschokt te zijn, durft sindsdien nauwelijks nog haar huis uit te gaan, omdat de beroving vlak voor haar huisdeur had plaatsgevonden. Sinds de beroving is zij erg op haar hoede, angstig en alert en zich voortdurend bewust van haar kwetsbaarheid. De verdediging kan worden nagegeven dat bij de benadeelde partij niet naar objectieve maatstaven geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Maar nu bewezen is verklaard dat de benadeelde partij ’s nachts voor haar woning met geweld is beroofd van haar tas met inhoud, is het hof van oordeel dat de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen, als bedoeld in artikel 6:106, onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof zal de gevorderde immateriële schade toewijzen, nu deze hem billijk voorkomt.
De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van € 2.672,50 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het bewezen verklaarde feit is gepleegd, te weten 23 september 2015.
Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest nog zal maken.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [aangever zaakdossier 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.050,00, bestaande uit € 50,- materiële schade en € 1.000,- immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep integraal toegewezen.
De verdediging heeft betoogd dat de gevorderde immateriële schade niet is onderbouwd en om die reden moet worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering te matigen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak A onder 7 en 8 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De vordering tot materiele schadevergoeding zal als niet betwist, niet onrechtmatig en niet ongegrond, worden toegewezen.
Ter onderbouwing van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de benadeelde partij een overzicht van zijn contact met zijn huisarts overgelegd waarin staat dat bij hem op 18 november 2015 letsel is vastgesteld na een overval. De verdediging kan worden nagegeven dat bij de benadeelde partij niet naar objectieve maatstaven geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Maar nu bewezen is verklaard dat de benadeelde partij en zijn vrouw ’s nachts voor hun woning door verdachte en een medeverdachte met geweld en onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp zijn beroofd van € 50,-, is het hof van oordeel dat de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen, als bedoeld in artikel 6:106, onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof zal de gevorderde immateriële schade toewijzen, nu deze hem billijk voorkomt.
De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van € 1.050,- zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het bewezen verklaarde feit is gepleegd, te weten 12 november 2015.
De veroordeling tot schadevergoeding is hoofdelijk, nu ook medeverdachte [medeverdachte 1] voor het medeplegen van hetzelfde strafbare feit is veroordeeld en ook bij hem de vordering hoofdelijk is toegewezen.
Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest nog zal maken.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster zaakdossier 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.050,00, bestaande uit een materiële schadevergoeding ter hoogte van € 50,- en immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 1.000,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdediging heeft de vordering tot materiele schadevergoeding betwist, nu op internet een vergelijkbare tas te vinden is voor € 89,-. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging aangevoerd dat deze niet is onderbouwd en daarom moet worden afgewezen. Subsidiair is betoogd dat de vordering moet worden gematigd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak A onder 7 en 8 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Het hof zal met de rechtbank en rekening houdend met het standpunt van de verdediging de dagwaarde van de beschadigde tas schatten op € 50,- en daarmee de vordering tot het bedrag dat in hoger beroep nog aan de orde kan zijn toewijzen.
Ter onderbouwing van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de benadeelde partij een overzicht van haar contact met haar huisarts overgelegd waarin staat dat bij haar op 18 november 2015 letsel is vastgesteld na een overval. Verder is sprake van een dreigende PTSS. Daarnaast heeft de benadeelde partij geschreven dat zij als gevolg van het strafbare feit last heeft van angst, concentratieproblemen en slapeloosheid. De verdediging kan worden nagegeven dat bij de benadeelde partij niet naar objectieve maatstaven geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Maar nu bewezen is verklaard dat de benadeelde partij en haar man ’s nachts voor hun woning door verdachte en een medeverdachte met geweld en onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp zijn beroofd van € 50,- en gepoogd is de tas van de benadeelde partij te stelen, is het hof van oordeel dat de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen, als bedoeld in artikel 6:106, onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof zal de gevorderde immateriële schade toewijzen, nu deze hem billijk voorkomt.
De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van € 1.050,- zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het bewezen verklaarde feit is gepleegd, te weten 12 november 2015.
De veroordeling tot schadevergoeding is hoofdelijk, nu ook medeverdachte [medeverdachte 1] voor het medeplegen van hetzelfde strafbare feit is veroordeeld en ook bij hem de vordering hoofdelijk is toegewezen.
Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest nog zal maken.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [aangever zaakdossier 8]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.106,95, bestaande uit materiële schade ter hoogte van € 906,95 en immateriële schade ter hoogte van € 1.200,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.037,95, bestaande uit een bedrag groot € 837,95 aan materiële schade en € 1.200,- aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft voor wat betreft de gevorderde materiële schade de met de aanschaf van een nieuwe bril gemoeide schade betwist, omdat wel de bon van de nieuwe bril, maar niet die van de oude is overgelegd. Over de portemonnee heeft de verdediging gezegd dat uit de handgeschreven bon niet valt af te leiden dat “dit inderdaad van deze winkel afkomstig is”. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade, heeft de verdediging opgemerkt dat de vermeende psychische gevolgen niet door een deskundige zijn vastgesteld en dat in geval van toewijzing het bedrag dient te worden gematigd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak A onder 9 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Bij dat strafbare feit is de bril van de benadeelde partij van diens hoofd geslagen en in het ongerede geraakt. De benadeelde heeft een nieuwe bril gekocht met een waarde van € 450,-. Dat bedrag komt het hof niet onredelijk voor. De verdediging heeft nagelaten te motiveren wat met het overleggen van de “oude” bon zou zijn bereikt. De vordering wordt ten aanzien van de bril als onvoldoende gemotiveerd betwist toegewezen. Hetzelfde geldt voor de betwisting van de vordering met betrekking tot de portemonnee. Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de overgelegde handgeschreven bon. Voor het overige is de vordering voor wat betreft de materiële schade in hoger beroep niet betwist, reden waarom het hof die – nu deze het hof overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt – zal toewijzen. De conclusie ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding luidt dan ook dat deze volledig zal worden toegewezen, dat wil zeggen tot een bedrag groot € 906,95.
Ter onderbouwing van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de benadeelde partij geschreven dat hij letsel heeft opgelopen. Daarnaast was hij erg van slag, met veel last van herbelevingen. De benadeelde partij durft niet meer alleen over straat te lopen en is het vertrouwen in mensen kwijtgeraakt. De verdediging kan worden nagegeven dat bij de benadeelde partij niet naar objectieve maatstaven geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Maar nu bewezen is verklaard dat de benadeelde partij ’s nachts door verdachte en een medeverdachte met geweld van een aantal goederen is beroofd, is het hof van oordeel dat de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen, als bedoeld in artikel 6:106, onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof zal de gevorderde immateriële schade toewijzen, nu deze hem billijk voorkomt.
De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van € 2.106,95, bestaande uit materiële schade ter hoogte van € 906,95 en immateriële schade ter hoogte van € 1.200,-. zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het bewezen verklaarde feit is gepleegd, te weten 15 november 2015.
De veroordeling tot schadevergoeding is hoofdelijk, nu ook medeverdachte [medeverdachte 2] voor het medeplegen van hetzelfde strafbare feit is veroordeeld en ook bij hem de vordering hoofdelijk is toegewezen.
Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van deze uitspraak nog zal maken.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [aangever zaakdossier 13]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 182,40 aan materiële schadevergoeding. Voor wat betreft de kennelijk gevorderde en in eerste aanleg toegewezen immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 650,- stelt het hof voorop dat in het dossier geen daartoe strekkende vordering is aangetroffen. Nu een dergelijke vordering vormvrij is, kennelijk wel de rechtbank onder ogen is gekomen die daarop heeft beslist en het bestaan van die vordering in hoger beroep door de verdediging niet is betwist, neemt het hof tot uitgangspunt dat de vordering tot schadevergoeding tevens inhoudt een vordering tot vergoeding van immateriële schade ten bedrag van € 650,-.
De vordering tot materiële schadevergoeding heeft de verdediging niet inhoudelijk betwist. Ten aanzien van de vordering tot immateriële schadevergoeding heeft de verdediging gesteld dat deze onvoldoende is onderbouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak A onder 14 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van materiële schade als niet betwist en overigens niet onrechtmatig of ongegrond zal worden toegewezen tot een bedrag van € 182,40.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade geldt inderdaad dat deze niet is onderbouwd. Maar nu bewezen is verklaard dat de benadeelde partij ’s nachts door verdachte en een medeverdachte met geweld van een aantal goederen is beroofd, is het hof van oordeel dat de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen, als bedoeld in artikel 6:106, onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof zal de gevorderde immateriële schade toewijzen, nu deze hem billijk voorkomt.
De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van € 832,40, bestaande uit materiële schade ter hoogte van € 182,40 en immateriële schade ter hoogte van € 650,-. zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het bewezen verklaarde feit is gepleegd, te weten 2 november 2015.
De veroordeling tot schadevergoeding is hoofdelijk, nu ook medeverdachte [medeverdachte 1] voor het medeplegen van hetzelfde strafbare feit is veroordeeld en ook bij hem de vordering hoofdelijk is toegewezen.
Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van deze uitspraak nog zal maken.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 311, 312, 317, 321 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 maart 2015 onder parketnummer 23-002785-12 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 99 dagen (met aftrek) met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan de hierboven bewezen verklaarde strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de
zaak A(met parketnummer 13-680260-15) onder 5 en 11 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de
zaak A(met parketnummer 13-680260-15) onder
2 primair, 2 subsidiair en 10 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de
zaak A(met parketnummer
13-680260-15) onder 1, 2 meer subsidiair, 3, 4, 6, 7, 8, 9 primair, 12, 13, 14 en 15 en in de
zaak B
(met parketnummer 13-689133-16) ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de
zaak A(met parketnummer 13-680260-15) onder 1, 2 meer subsidiair, 3, 4, 6, 7, 8, 9 primair, 12, 13, 14 en 15 en in de
zaak B(met parketnummer 13-689133-16) bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
70 (zeventig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2015215360 1 1.00 STK Personenauto, FIAT 500 Abarth Kl:Zwart.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2015222143 2 1.00 STK Pistool Kl:zilverkl., CZ 75b, 5058546 9 mm luger.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2015246417 29 1.00 STK Snorfiets Kl:Zwart, PIAGGIO vespa [kenteken 6].
Vordering van de benadeelde partij [aangever zaakdossier 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever zaakdossier 1] ter zake van het in de zaak A onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.672,50 (tweeduizend zeshonderdtweeënzeventig euro en vijftig cent) bestaande uit € 2.172,50 (tweeduizend honderdtweeënzeventig euro en vijftig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[aangever zaakdossier 1] , ter zake van het in de zaak A onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.672,50 (tweeduizend zeshonderdtweeënzeventig euro en vijftig cent) bestaande uit € 2.172,50 (tweeduizend honderdtweeënzeventig euro en vijftig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
36 (zesendertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 23 september 2015.
Vordering van de benadeelde partij [aangever zaakdossier 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever zaakdossier 7] ter zake van het in de zaak A onder 7 en 8 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.050,00 (duizend vijftig euro) bestaande uit € 50,00 (vijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[aangever zaakdossier 7] , ter zake van het in de zaak A onder 7 en 8 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.050,00 (duizend vijftig euro) bestaande uit € 50,00 (vijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 12 november 2015.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster zaakdossier 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster zaakdossier 7] ter zake van het in de zaak A onder 7 en 8 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.050,00 (duizend vijftig euro) bestaande uit € 50,00 (vijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[aangeefster zaakdossier 7] , ter zake van het in de zaak A onder 7 en 8 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.050,00 (duizend vijftig euro) bestaande uit € 50,00 (vijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 12 november 2015.
Vordering van de benadeelde partij [aangever zaakdossier 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever zaakdossier 8] ter zake van het in de zaak A onder 9 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.106,95 (tweeduizend honderdzes euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 906,95 (negenhonderdzes euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever zaakdossier 8] , ter zake van het in de zaak A onder 9 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.106,95 (tweeduizend honderdzes euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 906,95 (negenhonderdzes euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
31 (eenendertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoeningmet dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 15 november 2015.
Vordering van de benadeelde partij [aangever zaakdossier 13]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever zaakdossier 13] ter zake van het in de zaak A onder 14 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 832,40 (achthonderdtweeëndertig euro en veertig cent) bestaande uit € 182,40 (honderdtweeëntachtig euro en veertig cent) materiële schade en € 650,00 (zeshonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[aangever zaakdossier 13] , ter zake van het in de zaak A onder 14 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 832,40 (achthonderdtweeëndertig euro en veertig cent) bestaande uit € 182,40 (honderdtweeëntachtig euro en veertig cent) materiële schade en € 650,00 (zeshonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 2 november 2015.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 maart 2015, parketnummer 23-002785-12, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
99 (negenennegentig) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. M.M. van der Nat en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 november 2019.