ECLI:NL:GHAMS:2019:3962

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
5 november 2019
Zaaknummer
23-002374-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis rechtbank Noord-Holland in hoger beroep met aanvullingen op bewijsmiddelen en strafmaatoverwegingen

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2019, in de strafzaak met parketnummer 15-057677-19. De verdachte, geboren in België in 1958 en thans gedetineerd in PI Middelburg, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting op 22 oktober 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 26 maanden heeft geëist, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met de toevoeging van een bewijsmiddel en een aanvulling op de strafmaatoverwegingen.

Het hof heeft de verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting in eerste aanleg op 6 juni 2019, als aanvullend bewijsmiddel meegenomen. De verdachte verklaarde dat de koffer van hem was. De raadsman heeft betoogd dat de straf lager moet zijn omdat de verdachte de Belgische nationaliteit heeft en daardoor niet in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling of strafonderbreking. Het hof heeft deze stelling verworpen en verwezen naar artikel 15 lid 3 onder c van het Wetboek van Strafrecht, waarbij gesteld is dat de verdachte geen vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland is.

Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de aanvullingen op de bewijsmiddelen en de strafmaatoverwegingen. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 november 2019, door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier mr. A.M. van Tilburg aanwezig. De jongste raadsheer was niet in staat het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002374-19
datum uitspraak: 5 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-057677-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum] 1958,
thans gedetineerd in PI Middelburg, Torentijdweg 1, 4337 PE Middelburg.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van voorarrest.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof een bewijsmiddel zal toevoegen en de strafmaatoverwegingen zal aanvullen met het navolgende.

Aanvullend bewijsmiddel

De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 6 juni 2019.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het was mijn koffer.

Aanvulling van de overweging met betrekking tot de op te leggen straf

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat een substantieel lagere straf moet worden opgelegd dan door de rechtbank is gedaan omdat verdachte de Belgische nationaliteit bezit en daarom niet in aanmerking kan komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling dan wel strafonderbreking.
Het hof volgt de raadsman hierin niet en verwijst in dit verband naar het bepaalde in artikel 15 lid 3 onder c van het Wetboek van Strafrecht. Gesteld noch gebleken is dat verdachte een vreemdeling is die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. M. L. Leenaers en mr. N.C. Laatsch, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 november 2019.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]
.