ECLI:NL:GHAMS:2019:3960

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
5 november 2019
Zaaknummer
23-002176-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis rechtbank Noord-Holland in strafzaak tegen verdachte wegens invoer van cocaïne

Op 5 november 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 juni 2019. De zaak betreft een verdachte, geboren in Suriname in 1977, die gedetineerd is in PI Leeuwarden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met een aanvulling op de strafmaatoverweging. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden voor de invoer van cocaïne. Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 oktober 2019 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij een kleinere hoeveelheid cocaïne invoerde dan daadwerkelijk werd aangetroffen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er meer cocaïne in zijn koffers zou zitten dan hij dacht. De verdachte had geen navraag gedaan naar de exacte hoeveelheid en de verklaringen die hij gaf over de afspraken met de motorclub werden niet geloofd. Het hof heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de strafmaat die de rechtbank had opgelegd, gezien de ernst van het feit en de hoeveelheid cocaïne die was aangetroffen. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de strafmaatoverwegingen die in het arrest zijn opgenomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002176-19
datum uitspraak: 5 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-043315-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1977,
thans gedetineerd in PI Leeuwarden te Leeuwarden.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof het vonnis aanvult met de hiernavolgende strafmaatoverweging, dat de bewijsoverweging in het vonnis opgenomen onder 3.3 komt te vervallen nu de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep nadrukkelijk heeft gesteld dat het door hem gevoerde verweer moet worden beschouwd als een strafmaatverweer en niet als een bewijsverweer en het in het vonnis onder 3.2 opgenomen bewijsmiddel ‘proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen’, dossierpagina’s 45-50, wordt aangevuld met het in de wettelijke vorm opgemaakte aanvullende proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee d.d. 26 februari 2019 (dossierpagina 81).

Overweging ten aanzien van de strafmaat

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman namens de verdachte in het kader van de strafmaat het volgende naar voren gebracht. Uit het dossier volgt dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij een geringere hoeveelheid cocaïne invoerde dan de hoeveelheid die in de koffers is aangetroffen. Het hof zou hiermee bij de te bepalen strafmaat rekening moeten houden en als uitgangspunt moeten hanteren een hoeveelheid van 3 kilogram of hoogstens 6 kilogram indien het hof meer waarde zou hechten aan de tapgesprekken die na de aanhouding van de verdachte zijn gevoerd. Een dergelijk uitgangspunt is ook meer in lijn met het advies van A. Neslo, als reclasseringsmedewerker verbonden aan het Leger des Heils, strekkende tot een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en haar toelichting ter terechtzitting in hoger beroep.
De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er cocaïne in zijn koffers zou worden verstopt en heeft op geen enkele wijze navraag of onderzoek gedaan naar de exacte hoeveelheid van deze verdovende middelen. De verdachte heeft aldus willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich een grotere hoeveelheid smokkelwaar in de koffers zou bevinden dan hij voor ogen had, zodat hij verantwoordelijk wordt gehouden voor de invoer van de uiteindelijk aangetroffen hoeveelheid cocaïne in de koffers. Het hof hecht hierbij overigens geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat de afspraak met de leden van de motorclub was dat hij slecht 3 kilo cocaïne Nederland zou invoeren, reeds nu in de opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken gesproken wordt over 6 kilo. Onder deze omstandigheden ziet het hof geen aanleiding ten gunste van de verdachte af te wijken van hetgeen in de oriëntatiepunten van het LOVS wordt genoemd voor de invoer van bijna 10 kilo cocaïne.
In hetgeen door A. Neslo, ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht ziet het hof, gelet op de ernst van het feit, evenmin aanleiding tot een andere straf te komen dan de rechtbank in eerste aanleg.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. M.L. Leenaers en mr. N.C. Laatsch, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 november 2019.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]
.