In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [A], geboren in 2018, die onder toezicht is gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI). De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft in juli 2019 hoger beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter van 11 juni 2019, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van [A] werd verlengd. De moeder verzocht om schorsing van deze beschikking en om een alternatieve plaatsing in een moeder-kindhuis.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 oktober 2019 is gebleken dat [A] een prematuur geboren baby is met ernstige medische problemen, waaronder een achterstand in zijn ontwikkeling en een verhoogde kwetsbaarheid. De GI heeft betoogd dat de zorgen over de moeder en haar opvoedvaardigheden groot zijn, en dat de specifieke zorgbehoeften van [A] niet kunnen worden vervuld in een moeder-kindhuis. De Raad voor de Kinderbescherming heeft zich geconformeerd aan het standpunt van de GI.
Het hof heeft overwogen dat de moeder positieve stappen heeft gezet in haar leven, maar dat dit niet voldoende is om aan te tonen dat zij in staat is om de intensieve zorg die [A] nodig heeft te bieden. Het hof concludeert dat de gronden voor de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn en dat de verzoeken van de moeder in hoger beroep moeten worden afgewezen. De bestreden beschikking wordt bekrachtigd, en het verzoek tot schorsing wordt afgewezen.