In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1972, was eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten en heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 3 december 2018. De tenlastelegging betrof de diefstal van een lokfiets op 31 oktober 2018 in Grootebroek, gemeente Stede Broec, die toebehoorde aan de Politie Noord-Holland. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof zich niet kon verenigen met de bewijsconstructie in dat vonnis.
Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft een taakstraf van 30 uren opgelegd, met de voorwaarde dat bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan, dit kan worden omgezet in 15 dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor winkeldiefstal en poging tot diefstal. De verdachte heeft blijk gegeven van weinig respect voor andermans eigendom, wat het hof als een verzwarende omstandigheid heeft aangemerkt.
Daarnaast heeft het hof de verbeurdverklaring uitgesproken van in beslag genomen voorwerpen die aan de verdachte toebehoren en nog niet zijn teruggegeven. De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen. De op te leggen straffen zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.