Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
klaarblijkelijkop een feitelijke of juridische misslag berust. Of de beslissingen van de kantonrechter waarop de klacht van [appellant] ziet, juist zijn, kan pas bij de behandeling van de hoofdzaak aan de orde komen. Zou het hof deze vraag thans beantwoorden dan zou het buiten de grenzen van dit incident treden. Voorts heeft [appellant] niet, althans onvoldoende concreet toegelicht dat zich na het vonnis feiten hebben voorgedaan dan wel aan het licht zijn gekomen die meebrengen dat tenuitvoerlegging van dat vonnis klaarblijkelijk een noodtoestand bij hem zal doen ontstaan. [appellant] heeft, al met al, niet voldoende aannemelijk gemaakt dat [geïntimeerde] geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij tenuitvoerlegging van het vonnis, voordat in hoger beroep een eindarrest zal zijn gewezen. Op grond van het vorenstaande oordeelt het hof dat tenuitvoerlegging van het vonnis geen misbruik van executiebevoegdheid oplevert, zodat de (primaire) incidentele vordering tot schorsing van die tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
.De (subsidiaire) incidentele vordering tot zekerheidstelling moet dan ook eveneens worden afgewezen.