In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2003, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 25 uren, die bij niet verrichten vervangen zou worden door 12 dagen jeugddetentie, wegens belediging van de kinderrechter. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een lagere werkstraf van 15 uren gevorderd, met een vervangende jeugddetentie van 7 dagen. Het hof heeft de positieve ontwikkeling van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn motivatie om een excuusbrief te schrijven aan de kinderrechter en zijn recente afwezigheid in overlastgevende situaties. Ondanks deze positieve signalen, heeft het hof ook de ernst van de belediging en de impact op de autoriteit van de kinderrechter meegewogen. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kinderrechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging, en een werkstraf van 15 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie. De beslissing is genomen in het belang van de verdachte, die nog in proeftijd verkeert en onder bijzondere voorwaarden staat.