Uitspraak
mr. D. Engelen, kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. R.J.R.M. de Bok, kantoorhoudende te Rotterdam,
1.[B] ,
mr. R.J.R.M. de Bok, kantoorhoudende te Rotterdam,
[C],
mr. J.P.R.C. de Jonge, kantoorhoudende te Rotterdam,
1.Het verloop van het geding
- verzoeker als [A] ;
- verweersters afzonderlijk als Clifden, Rand en Tuindorp en gezamenlijk als Clifden c.s.;
- belanghebbenden sub 1 en 2 respectievelijk als [B] en [C] ;
- Rand, Tuindorp en [B] gezamenlijk als Rand c.s.;
- Handelsonderneming Goudsesingel B.V. als Goudsesingel, Maam Cross Holding B.V. als Maam Cross, Debets Toxicologie B.V. als Debets en (met inbegrip van de dochtervennootschappen van Goudsesingel) gezamenlijk als Goudsesingel c.s.
2.De feiten
- [A] 20%
- [B] 40%
- Maam Cross 40%.
- € 9.720.000 aan goodwill;
- de door een derde te taxeren waarde van de voorraad geneesmiddelen;
- de fiscale boekwaarde van de materiële vaste activa; en
- de nominale waarde van de vorderingen op debiteuren.
Engelen constateert een afname van € 1.000.000 van de vordering op Goudsesingel.
is bepaald op basis van de rente van een aantal jaren. Deze rente is wel bijgeschreven op vordering, maar dat werd niet betaald. (…)
3.Het onderzoek en de inhoud van het verslag
(…)
Feiten en achtergronden” van het verslag heeft de onderzoeker onder meer het volgende opgenomen:
Aandeelhoudersvergaderingen en jaarrekeningen” onder meer het volgende verwoord:
Financiering van andere Spanhoff-vennootschappen door Clifden c.s.” houdt onder meer het volgende in:
10.8 Voor de rekening-courantvorderingen van Clifden c.s. op Goudsesingel c.s. zijn geen zekerheden gevestigd. (…)
.”
heeft de volgende antwoorden gegeven op vragen van de onderzoeker: (…) “De rekeningen-courant werden gebruikt om onderlinge doorbelastingen te doen en om cashbeleid te voeren waarbij zo weinig mogelijk rentelasten ontstonden.
Antwoord:“Cashbeleid van de groep.”
Antwoord:“Was onderling niet gebruikelijk.”
Antwoord:“Rentebaten over het beschikbare geld.”
Antwoord:“Dat geld was niet meer direct vrij beschikbaar en de bank was bereid om te financieren.”
”.
Verlaging van de rekening-courantvordering van Clifden met EUR 500.000 en renteverlagingen”constateert de onderzoeker onder meer:
11.1 De rekening-courantvordering van Clifden op Goudsesingel is in 2012 metEUR 500.000 verlaagd. Volgens [B] werd dit bedrag gevormd door geaccumuleerde rente. Deze verlaging heeft plaatsgevonden in een periode dat de vordering van Clifden op Goudsesingel enigszins begon af te nemen. Deze verlaging wordt door [A] aangemerkt als kwijtschelding. Clifden c.s. en [B] stellen zich op het standpunt dat sprake is van een afboeking, die weer ongedaan zal worden gemaakt als Goudsesingel daarvoor de middelen heeft. (…)
” (…)
”
over 2011 tot en met 2015 wordt de verlaging van de vordering omschreven als “kwijtschelding deel vordering
”. Dat is ook het geval in de jaarrekening van Clifden over 2012. Volgens de notulen van de algemene vergadering van Clifden van 15 mei 2014 heeft Hogendoorn daarin verklaard dat belasting kon worden teruggevorderd en daarvan EUR 81.000 toerekenbaar was aan de “kwijtschelding van € 500.000
”, maar heeft hij ook verklaard dat dit bedrag zou worden terugbetaald als Goudsesingel daartoe in staat zou zijn. [B] heeft in deze vergadering gesteld dat het geen kwijtschelding betrof. Gedurende de Onderzoeksperiode is het bedrag van EUR 500.000 niet aan Clifden betaald of bijgeschreven op de rekening-courant van Clifden.
strookt niet met de renteontwikkeling in 2007. De gemiddelde éénmaands EURIBOR rente over 2007 bedroeg 4,078%, terwijl deze over 2006 2.945% bedroeg. De verhaalsmogelijkheid van Clifden op Goudsesingel kan evenmin een aanleiding zijn geweest voor de renteverlaging. Het zichtbare eigen vermogen van Goudsesingel is tijdens de Onderzoeksperiode gestaag afgenomen en bedroeg per eind 2014 EUR 14.711.454 negatief.”
Tegenstrijdig belang en informatievoorziening met betrekking tot de financiering van Goudsesingel c.s. door Clifden c.s.”heeft de onderzoeker onder meer het volgende geconstateerd:
persoonlijk belang bij de financiering aan Goudsesingel c.s. en de voorwaarden waaronder deze werd verstrekt, dat in strijd was met de belangen van Clifden c.s.
Juridische kosten” heeft de onderzoeker het volgende geschreven:
”. [B] heeft in deze vergadering gezegd niet te weten of Clifden in 2012 juridische problemen had.
.”
en 10.2[6]
. (…)
dat de verlaging van de rekening-courantvordering van Clifden op Goudsesingel in 2012 met EUR 500.000 een kwijtschelding betrof. (…)
en [C] hadden zich hiervan rekenschap moeten geven en hadden op grond van artikel 2:256 BW, zoals dat tot 1 januari 2013 van kracht was, een algemene vergadering van Clifden bijeen moeten roepen. Zij hadden daarin hun conflicterende belang kenbaar moeten maken en hadden de algemene vergadering in staat moeten stellen om een bijzonder vertegenwoordiger aan te wijzen.
4.De gronden van de beslissing
verkoop van de Apotheek en allocatie van de gezamenlijke koopsom
verhogen saldo rekening-courant met Goudsesingel
overdracht rekening-courant vordering (van Tuindorp op Goudsesingel) aan Clifden
renteverlagingen en afboeking
hindsight biasals wanbeleid te bestempelen. Van [C] kon niet worden verwacht dat hij deze besluitvorming door [B] niet heeft belet, aldus [C] . Het voorgaande geldt ook voor de eerste verlaging van het rentetarief naar 3,5%: Goudsesingel bood gezien de waarde van apotheken destijds dermate veel zekerheid dat de verlaging bij de dalende marktrente niet van wanbeleid getuigt.
goodwillwaarde van haar apotheken, neemt niet weg dat ook naderhand niet alsnog zekerheidsrechten zijn overeengekomen. Uit het onderzoek is gebleken dat Goudsesingel in elk geval in 2008 bij de aankoop van Apotheek Hoogeterp dat geld niet meer vrij beschikbaar had en feit is dat Clifden ten behoeve van die aankoop (grotendeels) is uitgeweken naar een bankfinanciering met een rentepercentage van 5,75, terwijl zij als rente voor haar lening in rekening-courant met Goudsesingel slechts 3% bijgeboekt kreeg (zie 3.2 c) onder 10.23, 10.25 en 10.26). Niet in te zien valt hoe het bestuur dat besluit in het belang van Clifden c.s. heeft kunnen achten. Daarbij geldt dat het bestuur het belang van Clifden c.s. niet zonder meer op een lijn heeft kunnen stellen met het belang van de Spanhoff Groep als geheel, gelet op de positie van [A] als minderheidsaandeelhouder in Clifden. Uit het verslag volgt dat het bestuur zich hiervan onvoldoende rekenschap heeft gegeven.
cash managementgevoerd op het niveau van de Spanhoff Groep met voorbijgaan aan de belangen van Clifden c.s. – die zij als haar bestuurders juist hadden moeten dienen – en daarmee aan die van minderheidsaandeelhouder [A] . Zo is een bedrag van € 500.000 op de vordering in rekening-courant op Goudsesingel
kwijtgescholdenzonder dat de onderzoeker een gerechtvaardigde reden is gebleken (zie 3.2 g) onder 14.21 en 14.22) en is twee maal de rente op de ongesecureerde rekening-courantschuld verlaagd – in 2007 naar 3,5% en vanaf 2012 naar nihil – terwijl uit het onderzoeksverslag blijkt dat deze renteverlagingen niet als marktconform kunnen worden aangemerkt, niet zijn voorzien van een deugdelijke onderbouwing, niet zijn gedocumenteerd en het debiteurenrisico voor Clifden juist was
toegenomen – zie 3.2 c) onder 10.18, 3.2 d) en 3.2 g) onder 14.23 en 14.24. De stelling dat ook [A] belang had bij het goed functioneren van de Spanhoff Groep vanwege schaal- en inkoopvoordelen die dit voor Clifden c.s. opleverde, biedt tegen die achtergrond onvoldoende rechtvaardiging voor de kwijtschelding en de renteverlagingen. De besluiten tot de renteverlaging tot nihil per 1 januari 2012 en tot kwijtschelding van € 500.000 van de schuld van Goudsesingel aan Clifden zijn blijkens het onderzoeksverslag genomen bij het opstellen van de jaarrekening van Clifden over 2012. De drie besluiten waren in het belang van Goudsesingel, en daarmee indirect in het belang van [B] en [C] respectievelijk [B] , maar geenszins in het belang van Clifden; integendeel: zij hadden een verzwakking van de financiële situatie van die vennootschap tot gevolg. De stelling van Rand c.s. dat dit feitelijk geen kwijtschelding maar een afboeking betrof, acht de Ondernemingskamer onvoldoende onderbouwd in het licht van het volgende. In de toelichting op de jaarrekening 2012 is opgenomen dat het bedrag was kwijtgescholden; om die reden heeft Clifden met succes een bedrag van € 81.000 teruggevorderd bij de belastingdienst. Daartegenover blijkt uit niets dat Clifden ten opzichte van Goudsesingel alsnog een vermogensrechtelijke aanspraak op het “afgeboekte” bedrag heeft. Ten onrechte hebben [B] en [C] bij het eerste besluit tot renteverlaging en [B] bij de overige twee besluiten hun persoonlijke belangen bij Goudsesingel laten prevaleren boven het belang van Clifden, hebben zij geen invulling gegeven aan de in geval van persoonlijk tegenstrijdig belang geldende bijzondere zorgplicht en heeft [B] artikel 2:239 lid 6 BW, dat op 1 januari 2013 in werking is getreden, geschonden. Ook bij deze besluiten heeft het bestuur geen openheid van zaken gegeven: [A] is slechts achteraf ingelicht en werd aldus voor voldongen feiten geplaatst (zie 3.2 g) onder 14.37 tot en met 14.39). Voor wat betreft de renteverlagingen geldt voorts dat de Apotheek zelf 5,75% rente moest blijven betalen over de bankfinanciering die zij was aangegaan voor de verwerving van Apotheek Hoogeterp en ten behoeve van de bank daarenboven wel zekerheden waren verstrekt.