ECLI:NL:GHAMS:2019:3789
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van mishandeling
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van de aangeefster op 8 augustus 2018 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het slaan, knijpen en krabben van de aangeefster. Tijdens de zitting in hoger beroep op 4 oktober 2019 heeft het hof de verklaringen van zowel de verdachte als de aangeefster gehoord. Het hof concludeert dat er een woordenwisseling heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en de aangeefster, waarbij fysiek contact is geweest en beiden letsel hebben opgelopen. Echter, het hof kan niet met voldoende precisie vaststellen wat de feitelijke gang van zaken is geweest, met name wie het initiatief tot het fysieke contact heeft genomen. De lezing van de verdachte wordt niet als onaannemelijk terzijde geschoven, wat betekent dat de wederrechtelijkheid van zijn handelen niet is komen vast te staan. Gezien deze overwegingen oordeelt het hof dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Het hof vernietigt daarom het vonnis waarvan beroep en spreekt de verdachte vrij.