ECLI:NL:GHAMS:2019:3759

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
17 oktober 2019
Zaaknummer
23-003466-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling en weigering tot medewerking aan blaas- en speekseltest

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1991, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor dat onderdeel. De verdachte werd beschuldigd van opzetheling van buitenboordmotoren en het opzettelijk niet voldoen aan een vordering van opsporingsambtenaren om mee te werken aan een blaas- en speekseltest. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlasteleggingen in zaak A en zaak B onder 2. De verdachte had buitenboordmotoren verworven, terwijl hij wist dat deze door misdrijf verkregen waren, en hij had geweigerd mee te werken aan een alcoholtest na een aanhouding. Gezien de recidive van de verdachte en het feit dat eerdere taakstraffen niet effectief waren gebleken, legde het hof een gevangenisstraf van drie weken op, waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak om de verdachte te ontmoedigen opnieuw strafbare feiten te plegen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 184 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003466-18
datum uitspraak: 1 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 oktober 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-151244-18 (zaak A) en 15-163340-18 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 oktober 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak B onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A:
hij op of omstreeks 15 mei 2018 te Enkhuizen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten meerdere, althans een of meer, buitenboordmotor(en) (van o.a. het merk Mercury en/of Honda en/of Yamaha) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Zaak B, voor zover thans nog inhoudelijk aan de orde:
2.
hij op of omstreeks 18 augustus 2018 te Hoorn, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door ambtenaren, te weten, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaren hem hadden bevolen of vvan hem hadden gevorderd medewerking te verlenen aan een blaas- en speekseltest, hieraan geen gevolg te geven;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
hij op 15 mei 2018 te Enkhuizen buitenboordmotoren van het merk Mercury, Honda en Yamaha heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Zaak B:
2.
hij op 18 augustus 2018 te Hoorn opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaren van hem hadden gevorderd medewerking te verlenen aan een blaas- en speekseltest, hieraan geen gevolg te geven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
Het in de zaak met parketnummer B onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A en zaak B onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een aantal buitenboordmotoren. Deze goederen vertegenwoordigen een aanzienlijke waarde. Door zich schuldig te maken aan heling heeft de verdachte niet alleen geprofiteerd van een misdrijf, maar ook bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor van misdrijf afkomstige goederen.
Daarnaast heeft de verdachte, nadat hij op verdenking van een geweldsmisdrijf was aangehouden en overgebracht naar een politiebureau, geweigerd mee te werken aan een blaas- en speekseltest. Hiermee heeft hij verhinderd dat objectief kon worden vastgesteld of hij onder invloed was van alcohol of andere middelen die tot gewelddadig gedrag kunnen leiden. Door het niet voldoen aan rechtmatig gedane vorderingen van opsporingsambtenaren wordt het noodzakelijke gezag van de politie ondermijnd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 september 2019 is hij eerder ter zake strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten, onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat thans niet meer kan worden volstaan met het opleggen van een taakstraf, zoals de verdachte heeft verzocht. Oplegging van taakstraffen in het verleden heeft de verdachte er immers niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Het hof acht daarom een gevangenisstraf zoals door de politierechter opgelegd, in beginsel passend.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de omstandigheid dat hij na de onderhavige feiten niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen, ziet het hof aanleiding een deel van de straf − als allerlaatste kans voor de verdachte − in voorwaardelijke vorm op te leggen. De aan de straf verbonden proeftijd dient als extra waarschuwing voor de verdachte zich ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 184 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-163340-18 onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-151244-18 en in de zaak met parketnummer 15-163340-18 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-151244-18 en in de zaak met parketnummer 15-163340-18 onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. P.F.E. Geerlings en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid
van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 1 oktober 2019.
mr. N.J.M. de Munnik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.