ECLI:NL:GHAMS:2019:3758

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
17 oktober 2019
Zaaknummer
23-004295-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstallen en lokaalvredebreuk met deels voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1964, was eerder veroordeeld voor verschillende strafbare feiten en had zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen en lokaalvredebreuk. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelen van goederen uit supermarkten en het vernielen van eigendommen van anderen. Tijdens de zitting op 1 oktober 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd, met uitzondering van enkele punten die niet bewezen zijn verklaard. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die recentelijk positieve ontwikkelingen had doorgemaakt, maar oordeelde dat deze niet voldoende waren om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. De straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004295-18
datum uitspraak: 15 oktober 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 november 2018 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-185850-18 (zaak A), 15-194255-18 (zaak B), 15-207425-18 (zaak C) en
15-212515-18 (zaak D), alsmede 15-126597-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 oktober 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A:
hij op of omstreeks 18 september 2018 te Zwaag, gemeente Hoorn een fles port en een broodje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf [winkel 1] (gelegen aan [adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak B:
1.
hij op of omstreeks 2 oktober 2018 te Hoorn een fles port, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan supermarkt '[winkel 2]', heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een ruit [van een woning aan de [adres 3]], in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan woningcoöperatie '[naam]' toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Zaak C:
hij op of omstreeks 20 oktober 2018 te Zwaag, gemeente Hoorn, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de "[adres 2]" en in gebruik bij de [winkel 1], welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, althans daar heeft vertoefd, terwijl aan hem, verdachte, door of namens de rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal schriftelijk was ontzegd voor een periode van 12 maanden, ingaan op 18 september 2018.
Zaak D:
hij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Zwaag, gemeente Hoorn, althans in Nederland, in het besloten lokaal gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij de [winkel 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen, welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, althans daar heeft vertoefd, terwijl aan hem, verdachte, door of namens de rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal schriftelijk was ontzegd voor een periode van 12 maanden, ingaan op 18 september 2018.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A, zaak B onder 1 en 2, zaak C en zaak D ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
hij op 18 september 2018 te Zwaag, gemeente Hoorn, een fles port en een broodje, toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 1], gelegen aan [adres 2], heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak B
1.
hij op 2 oktober 2018 te Hoorn een fles port, toebehorende aan supermarkt '[winkel 2]', heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op 15 september 2018 te Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning aan de [adres 3], toebehorende aan woningcoöperatie '[naam]', heeft vernield.
Zaak C:
hij op 20 oktober 2018 te Zwaag, gemeente Hoorn, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij de [winkel 1], welk binnendringen daarin bestond dat hij toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, terwijl aan hem door of namens de rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal schriftelijk was ontzegd voor een periode van 12 maanden, ingegaan op 18 september 2018.
Zaak D:
hij op 26 oktober 2018 te Zwaag, gemeente Hoorn, in het besloten lokaal gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij de [winkel 1], wederrechtelijk is binnengedrongen, welk binnendringen daarin bestond dat hij toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, terwijl aan hem door of namens de rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal schriftelijk was ontzegd voor een periode van
12 maanden, ingegaan op 18 september 2018.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A en in zaak B onder 1 bewezen verklaarde levert op:
telkens: diefstal.
Het in zaak B onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in zaak C en zaak D bewezen verklaarde levert op:
telkens: in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A, zaak B onder 1 en 2, zaak C en zaak D bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A, zaak B onder 1 en 2, zaak C en zaak D ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 weken, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstallen, vernieling van een ruit en lokaalvredebreuk; dat laatste door verschillende keren een supermarkt te betreden, terwijl hem eerder schriftelijk de toegang tot die winkel was ontzegd. Dit zijn ergerlijke feiten, die voor de benadeelden schade, hinder en overlast veroorzaken.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 september 2019 is hij eerder ter zake van talrijke strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld, waaronder feiten als de onderhavige. Bovendien pleegde hij de feiten terwijl hij in een proeftijd liep. Die omstandigheden, gezien in samenhang met het aantal en de ernst van de feiten, maken dat een andere dan een vrijheidsstraf in dit geval niet in aanmerking komt.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het de laatste maanden beter gaat met de verdachte. De verdachte wordt begeleid, heeft een woning en heeft zijn drugs- en alcoholgebruik onder controle. Hoewel deze ontwikkelingen voorzichtig positief zijn te noemen, ziet het hof daarin onvoldoende aanleiding − zoals verzocht – de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de politierechter opgelegd passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 138, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter
in de rechtbank Noord-Holland van 10 september 2018 opgelegde voorwaardelijke taakstraf van
20 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-185850-18, in de zaak met parketnummer 15-194255-18 onder 1 en 2, in de zaak met parketnummer 15-207425-18 en in de zaak met parketnummer 15-212515-18 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-185850-18, in de zaak met parketnummer
15-194255-18 onder 1 en 2, in de zaak met parketnummer 15-207425-18 en in de zaak met parketnummer 15-212515-18 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 september 2018, parketnummer 15-126597-18,
te weten: een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. P.F.E. Geerlings en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid
van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 15 oktober 2019.
mr. N.J.M. de Munnik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]