ECLI:NL:GHAMS:2019:3723

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
23-004099
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak betreffende diefstal en openlijk geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998 en gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal en openlijk geweld. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 2 november 2018. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal uit een auto en de diefstal van een bromfiets, alsook openlijk geweld tegen een medeburger. Het hof heeft de bewijsvoering van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat de herkenning van de verdachte door verbalisanten op camerabeelden betrouwbaar was. De raadsman van de verdachte heeft verzocht om vrijspraak, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, waarbij rekening is gehouden met het feit dat de verdachte ten tijde van de feiten nog minderjarig was. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004099-18
datum uitspraak: 10 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-684306-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres],
u.a.h. gedetineerd te Detentiecentrum Schiphol, te Badhoevedorp.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 april 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto (merk Opel Astra) heeft weggenomen een tas (inhoudende (onder meer) een paspoort en/of een computer (laptop) en/of een zonnebril en/of een Rabobank scanner en/of diverse papieren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde 1] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die auto heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voorwerp(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een ruit van voornoemde auto;
2. primair
(gevoegde zaak 689115-17) hij op of omstreeks 26 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bromfiets (kenteken: [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 26 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een bromfiets (kenteken: [kenteken]) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3. primair
(gevoegde zaak 689115-17) hij op of omstreeks 26 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Eerste van Swindenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 3], welk geweld bestond uit het eenmaal of meermalen (met gebalde vuist) stompen en/of slaan in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 3] en/of het eenmaal of meermalen schoppen en/of trappen, in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 3];
3. subsidiair
hij op of omstreeks 26 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, [benadeelde 3] opzettelijk heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het eenmaal of meermalen (met gebalde vuist) stompen en/of slaan, in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 3] en/of uit het eenmaal of meermalen schoppen en/of trappen, in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 3].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bespreking bewijsverweren

Feit 1
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting verzocht de verdachte bij gebrek aan overtuigend bewijs vrij te spreken van het hem onder 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe betoogd dat de herkenningen van de verbalisanten niet betrouwbaar genoeg zijn. De verbalisanten noemen immers geen dan wel onvoldoende onderscheidende kenmerken waaraan de verdachte herkend zou zijn.
Het hof stelt vast dat de auto-inbraak is vastgelegd op bewegende camerabeelden. Stills van deze beelden bevinden zich in het procesdossier. Op de stills van deze beelden is te zien dat twee personen zich rond de auto van aangever begeven, waarna één van de twee personen vanaf de passagierskant van de auto wegrent met een bruine tas in zijn handen. De aangever heeft verklaard dat de passagiersruit van zijn auto is ingeslagen en dat een bruine tas met inhoud is weggenomen. Meerdere verbalisanten hebben de verdachte op de (stills van de) bewegende camerabeelden herkend als de persoon die zich eerst rond de auto begeeft en later wegrent met de bruine tas.
Het hof heeft ter terechtzitting waargenomen dat de zich in het dossier bevindende stills van de camerabeelden van goede kwaliteit zijn. De stills zijn in kleur en helder waarbij van belang is dat het gaat om beelden van een situatie bij daglicht. Op de stills zijn de personen duidelijk zichtbaar, ook de gezichten zijn voldoende duidelijk in beeld om daarop – voor personen die bekend zijn met de verdachte – een betrouwbare herkenning te kunnen baseren.
De vijf verbalisanten die de verdachte hebben herkend, hebben elk verklaard dat zij de verdachte ambtshalve kennen en in dat kader meerdere keren contact met hem hebben gehad. Ook omschrijven verschillende verbalisanten aan de hand van welke specifieke kenmerken zij de verdachte hebben herkend. Daar komt bij dat verbalisant [verbalisant] de verdachte op de bewegende beelden niet alleen heeft herkend aan zijn uiterlijk en postuur, maar ook aan het ‘loopje en de manier waarop hij loopt’.
Het hof is op grond van het voorgaande met de rechtbank van oordeel dat de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten betrouwbaar zijn. In hetgeen de raadsman in hoger beroep naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding tot een ander oordeel te komen. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Feit 2
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting verzocht de verdachte vrij te spreken van het hem onder twee primair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe naar voren gebracht dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario, inhoudende dat hij de bromfiets van aangever in de nacht van 26 juni 2018 van een drugsgebruiker heeft gekocht in het Oosterpark, niet ongeloofwaardig is. Hetgeen des te meer klemt nu in het procesdossier steunbewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van de bromfiets ontbreekt. De raadsman refereert zich aan het oordeel van het hof ten aanzien van het onder twee subsidiair ten laste gelegde.
Het hof stelt evenals de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Door aangever is aangifte gedaan van diefstal van zijn bromfiets op 26 juni 2018 tussen 00.30 uur en 01.00. Voorafgaand aan de diefstal had aangever zijn bromfiets geparkeerd op de [plek 1]. De vader van de verdachte, woonachtig aan diezelfde [plek 1], is die nacht om 01.00 thuisgekomen. Op dat moment stond er nog geen bromfiets in de garagebox behorende bij zijn woning. Rond 01.15 uur hoorde hij de verdachte thuiskomen. Om 01.50 uur hebben verbalisanten de bromfiets van de aangever aangetroffen in eerder bedoelde garagebox.
Gelet op deze feiten en omstandigheden en in het bijzonder op de korte tijd tussen het wegnemen van de bromfiets en het aantreffen ervan in de nabijgelegen garagebox van de verdachte, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bromfiets van aangever heeft gestolen.
Het hof acht de in hoger beroep herhaalde afgelegde verklaring van de verdachte dat hij de bromfiets in de nacht van 26 juni 2018 heeft gekocht van een hem onbekende drugsgebruiker in het Oosterpark, ongeloofwaardig. De verdachte heeft zijn verklaring op geen enkele wijze onderbouwd dan wel – tegen de achtergrond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden – anderszins aannemelijk gemaakt.
Het hof verwerpt om deze reden het verweer van de raadsman.
Feit 3
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde eveneens vrijspraak bepleit, omdat geen sprake is van het plegen van geweld in vereniging, er is geen sprake geweest van samenwerking. Bovendien verschillen de verklaringen van aangevers op diverse punten, waarmee zij niet betrouwbaar zijn. Het zijn aangevers die de verdachte hebben aangevallen. Voor dit standpunt is steunbewijs in het dossier te vinden, te weten de verklaring van getuige [getuige] (pagina 65 van het procesdossier), die ten tijde van het tenlastegelegde samen met de verdachte was.
Het hof stelt met de rechtbank op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting het volgende vast. In de nacht van 26 juni 2018 heeft [benadeelde 2] aangifte van de diefstal van zijn bromfiets gedaan. Aangever [benadeelde 3] heeft verklaard dat hij de daarop volgende avond samen met zijn broer [benadeelde 2] op een snorfiets op de Eerste van Swindenstraat reed. Aldaar probeerde een jongen hen te schoppen waarop zij tot stilstand zijn gekomen. Op dat moment kwam er een andere scooter langsrijden. Ook deze scooter stopte en een van de jongens op de scooter kwam schreeuwend op aangever en zijn broer af. De broer herkende deze jongen als de verdachte. De verdachte sloeg aangever [benadeelde 3] met gebalde vuist op zijn kaak en er ontstond een gevecht waarbij meerdere jongens de verdachte te hulp schoten. Op een gegeven moment kwam aangever [benadeelde 3] ten val en werd hij geschopt en geslagen door de jongens waaronder de verdachte. Ook [benadeelde 2] heeft verklaard dat aangever [benadeelde 3] is geslagen en geschopt. Als gevolg hiervan was het rechteroog van [benadeelde 3] opgezwollen, had hij een sneetje onder zijn rechteroog en pijn aan zijn hoofd. Bij de aangifte van aangever [benadeelde 3] heeft de verbalisant foto’s van het letsel gevoegd.
Met de rechtbank overweegt het hof dat de broers Uslu hun verklaringen tegelijkertijd en bij verschillende verbalisanten hebben afgelegd binnen een uur na het incident. Hoewel er verschillen zijn tussen de verklaringen van de broers zijn deze niet van dien aard dat de verklaringen om die reden onbetrouwbaar moeten worden geacht. De verklaringen stemmen op de meest relevante punten overeen en vinden steun in het letsel dat aangever [benadeelde 3] heeft opgelopen. Ook op detailniveau komen hun verklaringen overeen, zoals bijvoorbeeld op het punt dat door de aanvallers het woord “snitch” is gebruikt.
Mede gezien hetgeen hiervoor is overwogen ziet het hof met de rechtbank geen reden om aan de inhoud van de verklaringen van aangevers te twijfelen en worden deze voldoende geloofwaardig en betrouwbaar geacht. Het hof gaat dan ook, met de rechtbank, uit van de door hen geschetste gang van zaken ten aanzien van de jegens [benadeelde 3], mede door de verdachte, gepleegde geweldshandelingen. Dat de verklaring van de verdachte dat hij werd aangevallen steun vindt in een getuigenverklaring maakt dit niet anders. Daarmee acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 primair ten laste gelegde.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat wel degelijk sprake is geweest van gezamenlijk gepleegd geweld jegens [benadeelde 3], waar de verdachte een significante bijdrage aan heeft geleverd.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 april 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto (merk Opel Astra) heeft weggenomen een tas (inhoudende (onder meer) een paspoort en een computer (laptop) en een zonnebril en een Rabobank scanner en diverse papieren), toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij hij, verdachte en zijn mededader die weg te nemen voorwerpen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak van een ruit van voornoemde auto;
2.primair
hij op 26 juni 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (kenteken: [kenteken]), toebehorende aan [benadeelde 2];
3.primair
hij op 26 juni 2016 te Amsterdam, met anderen, op de openbare weg, de Eerste van Swindenstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 3],
welk geweld bestond uit het eenmaal (met gebalde vuist) stompen en meermalen slaan tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 3] en meermalen schoppen en/of trappen, tegen het hoofd van voornoemde [benadeelde 3];
Hetgeen onder 1, 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en de verdachte

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het onder 3 primair bewezen verklaarde subsidiair een beroep gedaan op noodweer en het hof verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging; de verdachte bevond zich in een noodweersituatie en heeft binnen de daartoe gestelde grenzen zichzelf verdedigd tegen de aanval van aangevers.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf. Het hof overweegt dat gelet op de verklaringen van aangevers geen sprake is geweest van een zodanige situatie. Het is immers verdachte geweest die eerst [benadeelde 3] aanviel en niet andersom. Reeds om die reden komt aan de verdachte geen gerechtvaardigd beroep op noodweer toe. Ook is niet aannemelijk geworden dat nadien sprake is geweest van een ogenblikkelijke aanranding door [benadeelde 3] en/of zijn broer die wederrechtelijk was, laat staan een die de gekozen geweldshandelingen noodzakelijk maakte.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Derhalve is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting hoger beroep verzocht in geval van strafoplegging rekening te houden met de volgende strafmatigende factoren; het feit dat de verdachte een
first offenderis, het tijdsverloop sinds de ten laste gelegde feiten en de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in juni 2016 een bromfiets gestolen en de volgende dag op de openbare weg samen met anderen de broer van de eigenaar van die bromfiets, nadat aangifte van diefstal van die bromfiets was gedaan, dusdanig geschopt en geslagen dat deze letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft daarmee geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit en het eigendomsrecht van de slachtoffers. Dergelijk gedrag brengt gevoelens van onveiligheid te weeg, niet enkel bij de slachtoffers maar ook in de maatschappij.
De verdachte heeft voorts in april 2017 tezamen met een ander een autoruit ingetikt en uit die auto een tas met inhoud weggenomen. Hiermee heeft de verdachte geen respect getoond voor het eigendomsrecht van het slachtoffer en bovendien schade en overlast veroorzaakt. Het hof neemt de verdachte deze feiten kwalijk.
Het hof heeft kennis genomen van het advies van de Reclassering Nederland van 19 september 2019. Dit advies houdt in dat wordt geadviseerd het commune strafrecht (volwassenenstrafrecht) toe te passen. Verder wordt geadviseerd geen bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. De reclassering overweegt daarbij dat de verdachte niet ontvankelijk is voor begeleiding/hulpverlening.
Het hof stelt vast dat de verdachte ten tijde van het onder 1 ten laste gelegde feit meerderjarig was, maar ten tijde van het onder 2 en 3 ten laste gelegde feit nog minderjarig was. Het hof ziet, in afwijking van het advies van de reclassering, onvoldoende grond het volwassenenstrafrecht toe te passen ten aanzien van de feiten 2 en 3, terwijl het ten aanzien van feit 1, dat gelijktijdig en gevoegd met de feiten 2 en 3 wordt behandeld alsmede in de persoonlijke omstandigheden en de omstandigheden waaronder het feit is begaan wel grond ziet om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Het hof stelt vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat de feiten dateren van enige tijd geleden en dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 september 2019 niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, geen aanleiding tot het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77c, 77g,, 77m, 77n, 141, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf,bestaande uit een werkstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 oktober 2019.
=========================================================================
[…]