ECLI:NL:GHAMS:2019:3684

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
11 oktober 2019
Zaaknummer
23-002487-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in mishandelingszaak levensgezel door tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, was beschuldigd van het mishandelen van zijn levensgezel op 16 mei 2018 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het slaan en duwen van de aangeefster, wat zou hebben geleid tot haar val. Tijdens de rechtszittingen zijn er echter tegenstrijdige verklaringen naar voren gekomen. De aangeefster heeft in eerste instantie verklaard dat zij was geduwd, maar later tijdens de zitting verklaarde zij dat zij bij de haren was gepakt en dat er ook trappen zijn uitgedeeld. De getuigenverklaringen waren ook inconsistent, wat leidde tot twijfels over de feitelijke toedracht van het incident.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis van de politierechter had gevorderd, in overweging genomen. Echter, na het bestuderen van het dossier en de verklaringen, concludeerde het hof dat de feitelijke toedracht niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld. Dit leidde tot de beslissing om het vonnis van de politierechter te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde mishandeling. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte wettig en overtuigend schuldig te verklaren, en sprak hem vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002487-18
datum uitspraak: 8 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-096488-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door haar een of meermalen te slaan/stompen en/of (heel hard) te duwen, waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

Uit de inhoud van het procesdossier valt af te leiden dat op 16 mei 2018 sprake is geweest van een incident tussen de verdachte en de aangeefster. Uit de stukken die zich in dossier bevinden en uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is echter gebleken dat er sprake is van tegenstrijdige verklaringen.
Zo wordt verklaard door de aangeefster in eerste instantie ten overstaan van de politie dat zij is geduwd, terwijl zij ter zitting in hoger beroep vervolgens heeft verklaard dat zij bij de haren is gepakt, tegen het hoofd is getrapt en in haar buik is getrapt. De passerende getuige heeft verklaard gezien te hebben dat de aangeefster is geslagen. Verder is in eerste instantie niets verklaard over opgelopen letsel of geleden pijn en is ter zitting in hoger beroep door de aangeefster verklaard dat het trekken aan het haar – wat niet is tenlastegelegd – pijn heeft veroorzaakt.
De verdachte heeft zowel tegenover de politie als ter zittingen in eerste aanleg en in hoger beroep ontkend de aangeefster te hebben mishandeld.
Nu naar het oordeel van het hof de feitelijke toedracht niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. F.A. Hartsuiker en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Alves, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 oktober 2019.