ECLI:NL:GHAMS:2019:3620

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
9 oktober 2019
Zaaknummer
200.243.426/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor rook- en roetschade door brand in naastgelegen ruimte

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de verhuurder, Glennro B.V., voor rook- en roetschade die is ontstaan in de bedrijfsruimte van huurder [X] als gevolg van een brand in een naastgelegen ruimte. De huurovereenkomst, die van toepassing is, bevat bepalingen die de aansprakelijkheid van de verhuurder beperken. De huurder heeft in hoger beroep gesteld dat de scheidingsmuur gebrekkig was, maar het hof oordeelt dat deze stelling onvoldoende is onderbouwd met deskundigenrapporten. De huurder heeft de huur vanaf mei 2015 niet meer betaald en heeft de bedrijfsruimte verlaten zonder deze leeg op te leveren. Het hof concludeert dat de verhuurder niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die is ontstaan door de brand, omdat de huurder niet heeft aangetoond dat de gebreken aan de scheidingsdeur de oorzaak van de schade zijn geweest. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, die de vordering van de huurder tot schadevergoeding heeft afgewezen en de vordering van de verhuurder tot betaling van huur heeft toegewezen. De huurder wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.243.426/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/249526/HA ZA 16-655
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 oktober 2019
inzake
[X],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. B. Coskun te Amsterdam,
tegen
GLENNRO B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.P.M. Mulder te Alphen aan den Rijn.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [X] en Glennro genoemd.
[X] is bij dagvaarding van 26 juni 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 maart 2018, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [X] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en Glennro als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [X] integraal zal toewijzen en die van Glennro integraal zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
Glennro heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.22 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en voor zover in hoger beroep relevant komen de feiten neer op het volgende.
a. Glennro heeft met ingang van 1 april 2013 aan [X] verhuurd een
bedrijfsruimte aan het adres [adres 1] , tegen een huurprijs van laatstelijk € 1.800,= per maand. [X] heeft de bedrijfsruimte gebruikt voor een groothandel op het gebied van horeca.
b. De bedrijfsruimte maakt onderdeel uit van een bedrijfspand dat is opgedeeld in
twee compartimenten. Het andere compartiment aan het adres [adres 2]
verhuurt Glennro aan Auto Rivano B.V., dat in het gehuurde een garagebedrijf exploiteert.
c. Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de Algemene bepalingen
huurovereenkomst kantoorruimte (ROZ model, juli 2003). Hierin is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
11.6
Verhuurder is niet aansprakelijk voor schade toegebracht aan de persoon of goederen van huurder en huurder heeft geen recht op huurprijsvermindering, geen recht op verrekening of opschorting van enige betalingsverplichting en geen recht op ontbinding van de huurovereenkomst in geval van vermindering van huurgenot ten gevolge van gebreken, waaronder die ten gevolge van zichtbare en onzichtbare gebreken aan het gehuurde of het gebouw of complex waarvan het gehuurde
deel uitmaakt, (...) brand (...).
(...)
11.9
Het gestelde 11.6 en 11.8 ten aanzien van de bedrijfsschade geldt niet bij schade als gevolg van grove schuld of ernstige nalatigheid van verhuurder ten aanzien van de staat van het gehuurde of van het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt. Evenmin geldt het gestelde in 11.6 en 11.8 ten aanzien van de bedrijfsschade indien de schade het gevolg is van een gebrek aan het gehuurde dat verhuurder bij het aangaan van de huurovereenkomst kende of had behoren te kennen, tenzij het gaat om gebreken waarvan huurder op de hoogte was of had kunnen zijn door zijn onderzoek als omschreven in 4, welk gebrek alsdan tussen partijen niet als een gebrek kan worden beschouwd.
d. Op 5 december 2014 is brand uitgebroken in de werkplaats van Auto Rivano. EMN
Forensic heeft in opdracht van de verzekeraar van Glennro een onderzoek ingesteld en
geconcludeerd dat geen concrete oorzaak kan worden aangegeven. De meest aannemelijke lijkt volgens de deskundige een technisch defect of storing in een looplamp.
e. Als gevolg van de brand is rook binnengetreden in de door [X] gehuurde bedrijfsruimte en zijn de daarin aanwezige inventaris en voorraad vervuild geraakt met roet. In een in opdracht van [X] Trading B.V. opgemaakt rapport van Tegenwicht Contra-Expertise is de schade in verband met het verloren gaan van (handels)goederen en inventaris en de noodzakelijke reiniging van inventaris begroot op € 132.892,39.
f. In een in opdracht van [X] opgemaakt rapport van Verza Schadeonderzoek
B.V. van 23 maart 2015 staat, voor zover van belang:
Er is sprake van één bedrijfspand (brandcompartiment), dat is opgedeeld in 2 sub-brandcompartimenten. Daartoe is tussen de compartimenten een brandscheiding geplaatst in de vorm van een muur bestaande uit gasbetonplaten met een brandwerendheid van minimaal 20 minuten (zo blijkt uit de bouwvergunning). In die muur is een doorgang die kan worden afgesloten met een brandwerende schuifdeur. (…)
Uit een aangetroffen keuringssticker op de branddeur (zijde garagebedrijf) blijkt, dat de deur in november 2006 voor het laatst werd gekeurd/onderhouden. Dit terwijl dergelijke deuren wettelijk gezien jaarlijks gecontroleerd moeten worden.
Rapporteur constateerde dat de gesloten branddeur de doorgang qua oppervlak wel afsluit, maar dat er sprake is van zeer grote spleten tussen de deur en de wand. Aan sluitzijde valt de deur in een stalen aanslagprofiel, waardoor op die plek sprake is van een rook- en vlamdichte afsluiting. Aan de andere zijde en de bovenzijde van de deur is zo’n aanslagprofiel niet aanwezig. Door het ontbreken van de profielen is er bij gesloten deur sprake van een spleet van 3 cm tussen deur en muur. Dit over de gehele hoogte van de deur. Ook aan vloer- en bovenzijde is een spleet van 3 cm tussen deur en vloer/wand. (...)
Tijdens de brand speelden de aangetroffen spleten rondom de deur in ieder geval wel een belangrijke rol bij het verspreiden van rook en roet. Was de deur op correcte wijze afgesloten geweest, dan hadden rook en roet zich niet of nauwelijks tot in uw ruimte kunnen verspreiden. Nu vormde de deur nauwelijks een barrière en konden rook en roet vrijelijk via de spleten uw ruimte in trekken, met alle gevolgen van dien. (...)
Gelet op de aangetroffen spleten rondom de branddeur moet worden geconcludeerd dat de deur niet conform de eisen zoals gesteld in de artikelen 2.113 en 2.143 van het bouwbesluit is uitgevoerd.
Vuur, rook en roet kunnen immers ongehinderd zich van het ene naar het andere compartiment verspreiden via de aanwezige spleten rondom de branddeur. (...)
Rapporteur constateerde dat de bij de brand in het garagebedrijf vrijkomende rook en roet zich vrij tot in uw bedrijfsruimte konden verspreiden via de grote spleten tussen de brandmuur en de daarin opgenomen branddeur tussen de 2 compartimenten. Daardoor ontstond ook de grootste rook- en roetschade in uw bedrijfsruimte. (...)
Een deel van de rook- en roetvervuiling ontstond omdat de brandmuur niet tot door het dak was doorgetrokken. Via naden en kieren rondom de dakbalken e.d. konden rook en roet zich beperkt naar binnen persen.
g. [X] heeft vanaf mei 2015 de huur niet meer betaald.
h. Eind mei 2015 is het gehuurde in opdracht van Glennro bezocht door een schoonmaakbedrijf, dat een offerte heeft uitgebracht voor salvagewerkzaamheden. Deze zijn begin juli 2015 aangevangen. Een eindoplevering heeft wat betreft de bedrijfsruimte van [X] niet plaatsgevonden omdat [X] op zeker moment het schoonmaakbedrijf geen toegang meer heeft verleend.
i. Bij brief van 2 juni 2015 heeft de gemachtigde van [X] Glennro
aansprakelijk gehouden voor de schade die [X] Trading B.V. had geleden als gevolg van de brand. Omdat [X] Trading B.V. sinds de brand geen gebruik meer had kunnen maken van het gehuurde en Glennro niet was overgegaan tot sanering, heeft [X] bij die brief aangekondigd de huurbetalingsverplichting op te schorten.
j. De kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft bij vonnis in kort geding van
10 november 2015 [X] veroordeeld tot ontruiming van de bedrijfsruimte en tot
betaling van € 10.800,00 aan huurachterstand. Glennro heeft dit vonnis op 17 november 2015 laten betekenen aan [X] met bevel binnen acht dagen na die dag het gehuurde te ontruimen.
k. [X] heeft de bedrijfsruimte verlaten zonder deze leeg op te leveren.
l. Glennro heeft op 3 december 2015 executoriaal beslag doen leggen op de achtergebleven inventaris. De inventaris is op 9 maart 2016 openbaar verkocht.
m. [X] heeft hoger beroep ingesteld tegen het onder j. genoemde vonnis van de kantonrechter. Het hof heeft dat vonnis bij arrest van 12 juli 2016 vernietigd en de ontruimingsvordering alsnog afgewezen.
n. In een in opdracht van Glennro opgemaakt rapport van Lengkeek Expertises van
14 december 2015 staat, voor zover van belang:
Omvang van de schade
Als gevolg van de brand is in de werkplaats van Auto Rivano roetvervuiling ontstaan. Door drukopbouw is een grote hoeveelheid roet via de aansluitingen van het dak met de brandwerende scheidingswanden, met name er plaatse van de doorvoeren van de stalen liggers, naar belendende ruimten getransporteerd. De showroom van Auto Rivano en het magazijn van [X] Trading waren hierdoor met roet vervuild geraakt.
Als gevolg van de hitte die vrijkomt bij een brand stijgt de warme met roet vervuilde lucht. Vervolgens vult de ruimte zich van boven naar beneden. Waarbij onder het dakbeschot/ plafond een grote druk wordt opgebouwd, die de warme met roet vervuilde lucht via kieren en gaten weg probeert te persen. Derhalve is het normale beeld bij een brand dat onder het dakvlak/plafond de roet-vervuiling het ergste is en deze naar beneden toe afneemt. Dit is een algemeen brandbeeld, dat wij middels onderstaande foto’s van de werkplaats proberen te illustreren.
Brandwerende voorzieningen
Het bedrijfspand is voorzien van twee brandwerende scheidingswanden voorzien van een brandwerende schuifdeur (zie onderstaande foto’s), te weten tussen de werkplaats en de showroom van Auto Rivano en tussen de werkplaats van Auto Rivano en het magazijn van [X] Trading.
Een brandwerende schuifdeur is ter voorkomen van branddoorslag c. q. -overslag en niet ter beperking van materiële schade door beroeting. De vuistregel die jarenlang is gebruikt is dat de rookwerendheid van een scheiding anderhalf maal zo lang is als de brandwerendheid ervan. De echte rookwerendheid, dat wil zeggen de lekdichtheid, was daarbij niet relevant. Brandwerende scheidingen kunnen vanaf het begin van een brand rook doorlaten. De brandwerendheid van een scheiding zegt niet zo veel over de rookwerendheid van de scheiding. De aansluitingen van de brandwerende schuifdeuren zijn dus nooit geheel rookdicht afgesloten. (...)
Resumé
Aan de hand van onze bevindingen kan worden gesteld dat:
(…)
• De met roet vervuilde lucht niet de hoogte van de brandwerende schuifdeur heeft gehaald (aangetoond aan de hand van de waargenomen vervuiling op de gasbetonnen brandwerende scheidingswand, zie eerdere foto van de werkplaats) en derhalve de roetvervuiling via de brandwerende schuifdeuren minimaal is geweest.
• Indien zoals wordt geconcludeerd in de rapportage van Verza Schadeonderzoek BV zou de showroom van Auto Rivano niet met roet vervuild zijn geraakt, aangezien de brandwerende schuifdeur in de scheidingswand tussen de werkplaats en de showroom van Auto Rivano wel is voorzien van de profielen en er hiergeensprake is van “zeer grote spleten tussen de deur en de wand”. Dit wordt ontkracht door de ernstige roetvervuiling die in de showroom is geconstateerd.
• De eventuele roetvervuiling via de brandwerende schuifdeuren niet kon worden voorkomen, aangezien brandwerende schuifdeuren nooit geheel rookdicht zijn afgesloten.
o. In een in opdracht van Glennro opgemaakt rapport van One Expertise B.V. van
2 januari (het hof begrijpt:) 2017 staat:
Verder hebben wij vastgesteld dat de scheidingswand op in eerdere plaatsen naadvorming vertoond, bijvoorbeeld bij de aansluiting met de damwandprofiel dakplaten. De bouwwijze van het onderhavige pand is gebruikelijk voor bedrijfspanden met het gebruiksdoel als in deze situatie.
Dergelijke naden zijn dus altijd in dit soort panden aanwezig en zichtbaar.
(…)
Allereerst hebben wij onderzocht of de overheid bij de omgevingsvergunning voor de verbouw door Auto Rivano brandvertragende maatregelen heeft vereist.
(…)
In deze vergunning wordt naar het Bouwbesluit verwezen, zonder expliciet (aanvullende) eisen te stellen ten aanzien van de brandvertragende onderdelen voor het gebouw.
(…)
Beoordeling rapport Verza Schadeonderzoek B.V. van 23 maart 2015
(…)
Verza haalt in dit hoofdstuk diverse artikelen uit het Bouwbesluit aan, waaruit vervolgens een beperkte en foutieve conclusie wordt getrokken.
De betreffende artikelen staan onder paragraaf 2:16.2Bestaande bouw
van het Bouwbesluit. Deze artikelen zien toe op het realiseren van een veilige vluchtweg in het geval van rookontwikkeling bij brand waarbij er voldoende vertraging moet zijn bij rookontwikkeling tussen zogenoemde rookcompartimenten.
Een rookcompartiment is een besloten gedeelte van een gebouw bestemd als maximaal verspreidingsgebied voor rook. Het doel van deze regel is een veilige vluchtweg mogelijk te maken.
(…)
De vergunning voor Auto Rivano splitst het pand verder niet in rookcompartimenten.
OORZAAK/CONCLUSIE
De toetsing aan het Bouwbesluit door Verza voor schade aan zaken is een onjuist criterium. Hier is het Bouwbesluit niet voor bedoeld.
In relatie tot het Bouwbesluit kan worden geconcludeerd dat het pand heeft voldaan aan de bij brand primaire uitgangspunten van de in het Bouwbesluit gestelde eisen, namelijk het zorgen voor een voldoende veilige vluchtweg voor gebruikers bij brand.
Verder kennen dit type panden door de bouwaard altijd naden en kieren, waardoor rook en roet kan doordringen in aangrenzende ruimtes. Dat hierdoor vervuiling en/of aantasting aan zaken van wederpartij is ontstaan, achten wij niet uitgesloten.
OMVANG VAN DE SCHADE/RAMING
Door wederpartij is een opsomming gegeven van de beweerdelijk geleden zaak- en bedrijfsschade. Deze opsomming kent echter geen onderbouwingen. Ook het rapport van Tegenwicht Contra Expertise geeft niet of nauwelijks toetsbare onderbouwingen.
Wij hebben de advocaat van wederpartij op 2 december 2016 benaderd met het verzoek de onderbouwingen te verstrekken en om de claim te bespreken. Na rappel op 20 december 2016 reageerde de advocaat op 2l december 2016 dat dit pas in 2017 kan vanwege zijn vakantie.
Wij zijn thans in afwachting van die uitnodiging en/of het verstrekken van de onderbouwingen.
(…)

3.Beoordeling

3.1
In dit geding vordert [X] betaling van een bedrag van € 611.599,79 terzake van schade als gevolg van de brand en als gevolg van de onrechtmatige ontruiming en onverschuldigd betaalde huur, vermeerderd met rente en kosten. Glennro heeft deze vordering weersproken en harerzijds betaling gevorderd van een bedrag van € 18.900,= aan achterstallige huur en contactuele boete, vermeerderd met rente en kosten, en opheffing van enige door [X] gelegde beslagen.
3.2
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering van [X] integraal afgewezen, de betalingsvordering van Glennro toegewezen tot een bedrag van € 12.000,=, vermeerderd met rente en kosten en de door [X] gelegde beslagen opgeheven. Zij heeft hiertoe, samengevat, als volgt overwogen.
3.2.1
Een groot deel van de schade waarvan [X] vergoeding vordert is niet door hem persoonlijk, maar door [X] Trading B.V. geleden. De cessie waarop [X] zich in dit verband beroept, is door Glasius B.V. op grond van artikel 3:45 BW (de Actio Pauliana) buitengerechtelijke vernietigd. Nu de cessie heeft plaatsgevonden terwijl op de desbetreffende vordering beslag was gelegd door Glasius B.V. en binnen twee weken nadat de vordering van Glasius B.V. bij vonnis was toegewezen, moet worden geoordeeld dat de cessie op goede gronden is vernietigd. Het deel van de vordering dat ziet op schade van [X] Trading B.V. moet daarom in zijn geheel worden afgewezen.
3.2.2
Glennro heeft haar verweer dat de roetvervuiling niet het gevolg is van gebrekkigheid van de scheidingsdeur, onderbouwd met twee expertiserapporten. Daarbij komt dat de directeur van Auto Rivano B.V. heeft verklaard dat de showroom van het autobedrijf nagenoeg op dezelfde wijze met roet was vervuild, hoewel die was afgesloten met eenzelfde scheidingsdeur, maar dan zonder kieren. Gelet hierop had het op de weg van [X] gelegen zijn stellingen nader toe onderbouwen, maar hij heeft nagelaten in te gaan op de fysische onderbouwing van het rapport van Lengkeek Expertise en de verklaring van de directeur van Auto Rivano B.V. De stelling dat gebreken aan de deur tot de roetschade hebben geleid wordt daarom verworpen. De schade als gevolg van de brand komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat Glennro een beroep toekomt op het exoneratiebeding in artikel 11.6 van de algemene bepalingen.
3.2.3
Het door [X] overgelegde rapport van Tegenwicht Contra-Expertise, dat in opdracht van [X] Trading B.V. is opgemaakt, vermeldt geen afzonderlijke schadeposten die aan de kant van [X] zijn gevallen als gevolg van de ontruiming. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt daarom niet in te zien dat [X] als gevolg van de ontruiming zelf ook schade heeft geleden, waarbij ten overvloede wordt opgemerkt dat [X] niet heeft weersproken dat hij al voor de ontruiming elders in Hoofddorp bedrijfsruimte had gehuurd, waar hij de waardevolle delen van de voorraad en inventaris heeft opgeslagen.
3.2.4
Gedurende de periode dat [X] als gevolg van de vervuiling met roet geen genot had van de bedrijfsruimte hoefde hij daarvoor geen huur te betalen. Die periode had tot een einde kunnen komen binnen twee maanden na de brand, als [X] zou hebben meegewerkt aan de direct na de brand aangeboden salvage. Mitsdien is over de periode tot de ontruiming per saldo vijf maanden achterstallige huur toewijsbaar, verhoogd met de contractuele boete. [X] heeft geen huur te veel betaald, zodat zijn vordering ook in zoverre niet toewijsbaar is, aldus nog steeds de rechtbank.
3.3
Met
grief IIbestrijdt [X] onder meer het oordeel van de rechtbank dat hij zijn stelling dat de roetvervuiling het gevolg is van gebreken aan de scheidingsdeur, onvoldoende heeft gemotiveerd. In de toelichting op de grief voert [X] aan dat de door hem overgelegde rapporten een geheel ander beeld geven. Hij vraagt zich af waarom de rapporten die door Glennro zijn overgelegd dan prevaleren. De rechtbank had volgens hem een deskundige moeten benoemen of een bewijsopdracht moeten verstrekken, want de rapporten zijn zo technisch van inhoud dat een leek daarover niets zinnigs kan zeggen. Het hof heeft in zijn arrest van 12 juli 2016 in de kortgedingprocedure juist vastgesteld dat de door [X] overgelegde rapporten voldoende onderbouwing van zijn vordering vormden, aldus [X] .
3.4
[X] verwijst weliswaar naar de door hem overgelegde rapporten, maar in feite bevat alleen het rapport van Verza Schadeonderzoek B.V. een beschouwing over de oorzaak van de vervuiling met rook en roet. De beide door Glennro ingeschakelde experts zijn in hun rapporten uitgebreid en gemotiveerd ingegaan op het rapport van Verza Schadeonderzoek B.V., dat zij onjuist achten. De inhoud van de door Glennro overgelegde rapporten wordt, zoals ook de rechtbank terecht in aanmerking heeft genomen, ondersteund door hetgeen de directeur van Auto Rivano B.V., niet alleen schriftelijk maar ook ter comparitie in eerste aanleg, heeft verklaard over de scheidingsdeur in dat deel van het gebouw en de roetschade in de showroom. Tegen de achtergrond van die rapporten en die verklaring kon [X] niet ermee volstaan onder verwijzing naar het rapport van Verza Schadeonderzoek B.V. zijn stelling te herhalen dat de schade is ontstaan als gevolg van de gebrekkigheid van de scheidingsdeur, maar diende hij, al dan niet met behulp van een nadere toelichting van Verza Schadeonderzoek B.V. of een andere deskundige, de kritiek van de andere twee deskundigen op de conclusies van Verza Schadeonderzoek B.V. te pareren. Ook in hoger beroep heeft [X] terzake echter niets inhoudelijks te berde gebracht. Een in algemene termen gesteld aanbod bewijs te leveren of mee te werken aan een deskundigenbericht kan niet in de plaats komen van voldoende gemotiveerde stellingen. Waar voldoende gemotiveerde stellingen ontbreken, is voor bewijslevering geen plaats. Hetgeen het hof in zijn eerdere arrest heeft overwogen kan aan het voorgaande niet afdoen. Aan dat voorlopige oordeel in kort geding is de bodemrechter niet gebonden. Grief II faalt derhalve.
3.5
Het falen van grief II brengt met zich dat de vordering tot vergoeding van de schade die het gevolg is van de vervuiling met roet en rook, moet worden afgewezen, of die schade nu is geleden door [X] zelf of door [X] Trading B.V.
3.6
Bij conclusie van antwoord in eerste aanleg heeft Glennro aangevoerd dat de cessie waarop [X] zich beroept om in rechte aanspraak te kunnen maken op vergoeding van schade die door [X] Trading B.V. is geleden, geen betrekking heeft op eventuele schade als gevolg van de ontruiming. [X] heeft dat niet betwist. Dit betekent dat [X] in dit geding geen vergoeding kan vorderen van de eventuele schade die [X] Trading B.V. heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige ontruiming. In samenhang met hetgeen onder 3.5 werd overwogen leidt dit ertoe dat
grief I, die betrekking heeft op de (on)geldigheid van de cessie, geen bespreking behoeft.
3.7
Grief IIIhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet is gebleken dat de ontruiming tot schade heeft geleid. In verband met hetgeen hiervoor werd overwogen is deze grief alleen nog relevant voor de schade die [X] zelf stelt te hebben geleden.
3.8
Zoals uit haar rapport blijkt heeft One Expertise B.V. vergeefse moeite gedaan [X] ertoe te bewegen het door hem opgegeven schadebedrag te onderbouwen.
Vervolgens heeft de rechtbank in het bestreden vonnis overwogen dat het rapport van Tegenwicht Contra-Expertise geen afzonderlijke schadeposten vermeldt die bij [X] zijn gevallen, zodat zonder nadere toelichting niet valt in te zien dat ook [X] schade heeft geleden door de ontruiming. Gegeven het feit dat [X] de bedrijfsruimte aan “zijn” vennootschap [X] Trading B.V. in gebruik had gegeven, is dat een volkomen begrijpelijk oordeel. In hoger beroep heeft [X] alsnog een aantal hem persoonlijk betreffende schadeposten genoemd: verhuiskosten, hogere huur en het vergaan van “luxe” spullen. Aangezien het hier om de schade als gevolg van de onrechtmatige ontruiming gaat, is die laatste post echter niet relevant.
3.9
De door hem gestelde verhuiskosten heeft [X] niet nader gespecificeerd. In het licht van de verklaring van de directeur van Auto Rivano B.V. dat [X] met een aanhangertje spullen heeft weggehaald, de heftruck van Auto Rivano B.V. heeft geleend om spullen af te voeren en 150 meter verderop een soort winkel heeft geopend, was enige toelichting wel op haar plaats geweest. Dat het, zoals [X] heeft doen aanvoeren, “een feit van algemene bekendheid is dat er kosten gemoeid zijn met een verhuizing” biedt het hof onvoldoende grond om enig schadebedrag toe te wijzen.
3.1
Hetzelfde geldt voor de gestelde hogere huurkosten. Ook die zijn niet concreet gemaakt, wat toch gemakkelijk had gekund en ook had gemoeten. De mededeling dat [X] in het gehuurde ook woonde helpt in dit verband niet, nog daargelaten de vraag of dit gebruik van de bedrijfsruimte was toegestaan. Ook deze schadepost kan niet tot toewijzing van enig bedrag leiden. Grief III heeft dus geen succes.
3.11
Met
grief IVbestrijdt [X] het oordeel van de rechtbank dat hij vanaf twee maanden na de brand weer verplicht was huur te betalen, omdat het gehuurde op dat moment weer had kunnen worden gebruikt als [X] medewerking had verleend aan de hem kort na de brand aangeboden salvage.
3.12
In de toelichting op deze grief heeft [X] slechts verwezen naar het kortgedingarrest van dit hof, waarin is geoordeeld dat hij de huurbetaling heeft mogen opschorten. Dit is een onvoldoende motivering, omdat de bodemrechter nu eenmaal niet is gebonden aan het oordeel van de voorzieningenrechter en [X] niet heeft uitgelegd waarom het oordeel van het hof als voorzieningenrechter juister is dan dat van de rechtbank als bodemrechter.
3.13
Daarbij komt dat het hof hiervoor tot het oordeel is gekomen dat de vervuiling van de bedrijfsruimte met roet niet aan Glennro is toe te rekenen. Dat zo zijnde valt niet in te zien waarom Glennro verplicht zou zijn geweest de bedrijfsruimte te reinigen. Vertraging in de uitvoering van de salvage geeft dan geen recht op opschorting of vermindering van de huur. Glennro heeft van haar kant echter geen grief gericht tegen het oordeel dat [X] over de eerste twee maanden na de brand geen huur hoefde te betalen, zodat het hof daaraan is gebonden. Grief IV wordt verworpen.
3.14
Grief V (abusievelijk als IV genummerd), die ziet op de beslag- en proceskosten, kent geen zelfstandige motivering en deelt dus het lot van de overige grieven.
3.15
Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [X] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Glennro begroot op € 5.270,= aan verschotten en € 4.678,= voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, M.A. Wabeke en H.M.M. Steenberghe en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019.