ECLI:NL:GHAMS:2019:3603

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
23-003029-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland inzake diefstal te Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 9 maart 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor diefstal van etenswaren en drank in de aankomstpassage van Schiphol op 17 mei 2015. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er voldoende bewijs was om de diefstal te bevestigen. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal, meermalen gepleegd, maar het hof besloot geen straf of maatregel op te leggen. Dit besluit was gebaseerd op de positieve wending in het leven van de verdachte, die sinds 2018 getrouwd is, een zoon heeft en een vaste baan heeft. De reclassering had aangegeven dat de verdachte in het verleden met justitie in aanraking was gekomen, maar dat hij zijn leven inmiddels op orde had.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003029-18
datum uitspraak: 20 september 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer
15-124762-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 september 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 17 mei 2015, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, meermalen, in elk geval eenmaal, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een hoeveelheid etenswaren, onder meer chips, sandwiches en/of bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1], vestiging aankomstpassage te Schiphol, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of;
- een fles drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 2], vestiging aankomstpassage te Schiphol, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 17 mei 2015, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een hoeveelheid etenswaren, onder meer chips, sandwiches en bier, toebehorende aan [winkel 1], vestiging aankomstpassage te Schiphol, en
- een fles drank, toebehorende aan [winkel 2], vestiging aankomstpassage te Schiphol.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Nu de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft bekend, zal het hof volstaan met de enkele korte opsomming van de bewijsmiddelen.
Het proces-verbaal van aangifte van 17 mei 2015, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
Het proces-verbaal van aangifte van 18 mei 2015, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2].
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 20 september 2019.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf of maatregel

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Met de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte acht het hof het raadzaam te bepalen dat in verband met na te noemen gewijzigde persoonlijke omstandigheden geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Uit een over de verdachte opgemaakt reclasseringsrapport van 23 augustus 2019 blijkt dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat die contacten samenhingen met het feit dat de verdachte toentertijd dakloos was en geen inkomsten had. Hulpverlening hield hij in die periode af. De verdachte bevond zich volgens de reclassering in een uitzichtloze en trieste situatie, waarbij juist die situatie en verdachtes onvermogen om zijn leven zelfstandig richting te geven belangrijke risicofactoren vormden. Daarnaast ontbrak het de verdachte aan een (familiair) netwerk waarop hij terug kon vallen. De verdachte kent volgens de reclassering een bewogen en beschadigde jeugd.
Opmerkelijk is dan ook de zeer positieve wending die de verdachte aan zijn leven heeft gegeven.
De verdachte is in december 2018 met zijn vriendin, met wie hij al twee jaar samen was, getrouwd en zij hebben samen een zoon. De verdachte heeft inmiddels een vaste baan en er is sprake van een gezonde financiële situatie. De verdachte en zijn vrouw betrekken op 23 september 2019 zelfs hun eerste koopwoning. De verdachte is er al met al nagenoeg op eigen kracht in geslaagd eerdere risicofactoren om te buigen in beschermende factoren. Gelet op het hiervoor overwogene en op het feit dat uit verdachtes justitiële documentatie blijkt dat hij sinds 2015 niet meer strafrechtelijk is veroordeeld, is het hof van oordeel dat een bestraffing van de verdachte voor deze – relatief oude – strafbare feiten thans redelijkerwijs geen met de strafrechttoepassing na te streven doel meer dient. Aan de verdachte wordt dan ook geen straf op maatregel opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. R.D. van Heffen en mr. S.J. Riem, in tegenwoordigheid van
mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 september 2019.
=========================================================================
[…]