ECLI:NL:GHAMS:2019:3601
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep tegen vonnis politierechter
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 5 maart 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting op 20 september 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
De verdachte had geen schriftelijke grieven ingediend en er waren ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang was dat diende met enig onderzoek van de zaak. Gelet op artikel 416, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin de rechters S.M.M. Bordenga, R. Kuiper en S.J. Riem zitting hadden, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 september 2019.