ECLI:NL:GHAMS:2019:3581
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incident tot zekerheidstelling voor proceskosten in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in een incident tot zekerheidstelling voor proceskosten in het kader van een hoger beroep. De appellanten, [X] en [appellant sub 2], zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam. Dekker q.q. c.s. hebben een incidentele vordering ingediend op basis van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarin zij verzochten om zekerheidstelling door de appellanten voor de proceskosten. De appellanten hebben zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, waarbij hun advocaat zich garant heeft gesteld voor de proceskosten.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten, die beiden in [woonplaats] (land) wonen, op grond van artikel 224 lid 1 Rv verplicht zijn om zekerheid te stellen, aangezien zij geen woonplaats in Nederland hebben. Het hof heeft het bedrag voor de zekerheidstelling vastgesteld op € 3.546,-, gebaseerd op de berekening van de proceskosten door Dekker q.q. c.s. Het hof heeft de appellanten bevolen om deze zekerheid binnen veertien dagen na de uitspraak te stellen, op straffe van niet-ontvankelijkheid in hun vorderingen in de hoofdzaak.
De beslissing over de proceskosten van het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 29 oktober 2019 voor het nemen van een memorie van grieven door [X] c.s. of een akte houdende mededeling dat de bedoelde zekerheid niet is gesteld.