ECLI:NL:GHAMS:2019:3484

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
200.218.638/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van assurantietussenpersoon voor niet-honoren van claim op beroepsaansprakelijkheidsverzekering

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Aon Nederland C.V. als assurantietussenpersoon voor het niet-honoren van een claim door Amlin N.V. op basis van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten door Juresta International Holding B.V. en Juresta Card B.V. De rechtbank Amsterdam had eerder geoordeeld dat er geen causaal verband bestond tussen de zorgplichtschending van Aon en de gestelde schade in de vorm van bereddingskosten. Juresta c.s. zijn in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis, waarbij zij vorderden dat Aon aansprakelijk werd gesteld voor de bereddingskosten die zij hadden gemaakt. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld en heeft geoordeeld dat Juresta c.s. niet hebben aangetoond dat er sprake was van bereddingskosten in de zin van de polis. Het hof concludeert dat de maatregelen die Juresta c.s. hebben getroffen niet meer zijn dan normale zorg in het belang van hun bedrijfsvoering en dat er geen sprake is van een onmiddellijk dreigend gevaar van schade. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Juresta c.s. af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.218.638/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/605724 / HA ZA 16-366
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 september 2019
inzake

1.JURESTA INTERNATIONAL HOLDING B.V.,

2. JURESTA CARD B.V.,
beide gevestigd te Apeldoorn,
appellanten,
advocaat: mr. E.F.E. van Essen te Apeldoorn,
tegen
AON NEDERLAND C.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. C.W.M. Lieverse te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Juresta c.s. en Aon genoemd.
Juresta c.s. zijn bij dagvaarding van 20 juni 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2017, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen onder andere Juresta c.s. als eisers en Aon als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 8 oktober 2018 doen bepleiten, Juresta c.s. door mr. Van Essen voornoemd, en Aon door mr. M.M. van Asch, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Juresta c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
- uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van Juresta c.s. zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.
Aon heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met
- uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.8 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
Juresta c.s. en de inmiddels gefailleerde Juresta Nederland B.V. vormden een incasso- en juridisch adviesorganisatie. Juresta International Holding B.V. heeft op 1 oktober 2002 een beroepsaansprakelijkheidsverzekering (hierna mede: de polis) afgesloten via haar assurantietussenpersoon Aon bij Amlin N.V. (hierna: Amlin), de rechtsopvolgster van Fortis. Als verzekerden op de polis worden onder meer Juresta c.s. vermeld. Blijkens clausule [Clausule nummer] is (onder meer) verzekerd de aansprakelijkheid voor schade door incassering van vorderingen van derden of van vorderingen, die ten behoeve van de incassering zijn gecedeerd.
In de bij de verzekeringsovereenkomst behorende Polisvoorwaarden, model BAV 2005, staat, voor zover van belang:
“(…)
ARTIKEL 1
Begripsomschrijvingen
(…)
1.6
Fout
Nalatigheid, vergissing, verzuim of onachtzaamheid waaruit een aanspraak
voortvloeit mits deze zijn begaan door verzekerde bij werkzaamheden binnen de
verzekerde hoedanigheid of door een ander dan verzekerde bij werkzaamheden in
het kader van een door verzekerde binnen de verzekerde hoedanigheid gegeven
opdracht.
1.7
Aanspraak
Een aanspraak tot vergoeding van schade als gevolg van een fout, ingesteld tegen
verzekerde(n).
(...)
1.8
Bereddingskosten
Kosten van maatregelen die (...) door of vanwege verzekeringnemer of een
verzekerde worden getroffen en redelijkerwijs geboden zijn om het onmiddellijk
dreigend gevaar van schade af te wenden waarvoor -indien gevallen- een
verzekerde aansprakelijk zou zijn en de verzekering dekking biedt, of om die
schade te beperken. (...)
ARTIKEL 3
Omvang van de verzekering
3.1
Aansprakelijkheid
Verzekerd is (...) de aansprakelijkheid van verzekerde voor schade van derden
als gevolg van fouten
(…)
3.4
Extra vergoedingen
3.4
Fortis Corporate Insurance vergoedt zonodig boven het verzekerd bedrag per aanspraak of per verzekeringsjaar de hierna genoemde kosten:
3.4.1
Bereddingskosten
(…)”
2.2.
In april 2003 zijn Juresta c.s. met advocatenkantoor Legal Point B.V. te Barendrecht (hierna: Legal Point) een samenwerkingsovereenkomst aangegaan. Legal Point behandelde namens Juresta c.s. de incasso-opdrachten van klanten van Juresta.
2.3.
Op 27 juni 2007 heeft de algemeen directeur [X 1] (hierna: [X 1] ) namens Juresta c.s. een brief aan Aon gestuurd die onder meer als volgt luidt:
“(…)
In de afgelopen 2 maanden werden wij geïnformeerd over een probleem met de
belastingdienst dat Legal Point zou hebben. Het een en ander leidde er op enig moment toe dat ondergetekende op donderdag 7 juni 2007 door de directie van legal Point Advocaten (...) werd geïnformeerd over enorme problemen die zich in dat kantoor voor doen.
(...)
Tijdens dit gesprek (...) werd ik tevens geïnformeerd (...) dat de Nederlandse Orde van
Advocaten (...) had besloten. om rapportage te laten maken en een onderzoeks-functionaris aan te stellen. Zulks (...) gedaan hebbende bleek al ras dat de aangestelde onderzoeker van de Orde van Advocaten moest vaststellen dat advocaat [Y] cq. Legal Point oneigenlijk gebruik had gemaakt van de bankrekening van de stichting beheer derdengelden (...)
de dossiers zijn (…) door medewerkers van Juresta op donderdag 21 juni 2007 (...) opgehaald waar het de archiefdossiers betreft, en op vrijdag 22 juni 2007 waar het de lopende 1.237 dossier betreft. (...)
Het een en ander heeft ertoe geleid dat we thans bezig zijn om de dossiers dan wel over te nemen voor verdere afhandeling, dan wel uit te zetten bij advocatenkantoren voor verdere behandeling van lopende gerechtelijke procedures. (...)
Het is uiteraard niet denkbeeldig dat uit deze malaise ook voor klanten van Juresta schade voortvloeit. (…)
Ik ken de claims niet expliciet. Ik wil echter niet nagelaten hebben u deze op handen zijnde claims bij deze te melden. (...)”
2.4.
Op 5 juli 2007 is Legal Point failliet gegaan.
2.5.
Op 16 augustus 2007 heeft er een bespreking tussen Aon, Juresta c.s. en Fortis
plaatsgevonden over de schadebeperking en aansprakelijkheid met betrekking tot Legal Point. In een brief van 29 augustus 2007 van Aon aan Juresta c.s. heeft Aon de dekking onder de beroepsaansprakelijkheidsverzekering kort uiteengezet, gewezen op de beperkte dekking die de verzekering biedt en meegedeeld dat Amlin nog geen definitief standpunt omtrent de dekking heeft ingenomen.
2.6.
Aon heeft bij brief van 20 november 2009 namens haar cliënten een centrale
stuitingsmededeling gedaan aan Amlin.
2.7.
Op 1 juli 2011 hebben Juresta c.s. bij Amlin een claim ingediend tot betaling van door Juresta c.s. gemaakte bereddingskosten. Amlin heeft op 8 augustus 2011 de claim afgewezen. Dit standpunt heeft Amlin herhaald bij brief van 7 november 2011 aan de advocaat van Juresta c.s., welke brief Juresta c.s. heeft doorgestuurd aan Aon. In de brief van 7 november 2011 schrijft Amlin onder meer dat de gestelde vordering van Juresta c.s. is verjaard.
2.8.
Juresta c.s. zijn een procedure gestart tegen Amlin. In die procedure hebben Juresta c.s. zich, kort weergegeven, op het standpunt gesteld dat Amlin uit hoofde van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van Juresta c.s. de door hen gemaakte
bereddingskosten dient te vergoeden. De vorderingen van Juresta c.s. zijn bij vonnis van de rechtbank Amsterdam met zaak- en rolnummer 510945 / HA ZA 12-210 van
2 januari 2013 en in hoger beroep bij arrest van dit hof met zaaknummer 200.125.126/01 van 11 februari 2014 afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de vordering van Juresta c.s. op Amlin is verjaard. Juresta c.s. hebben geen cassatieberoep ingesteld.

3.Beoordeling

3.1.
Juresta c.s. vorderen dat verklaard wordt voor recht dat Aon is tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgverplichting als assurantietussenpersoon en dat AON is gehouden de bereddingskosten die Juresta c.s. redelijkerwijs hebben gemaakt aan hen te vergoeden, alsmede dat Aon wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat, en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de maatregelen die Juresta c.s. hebben getroffen niet meer dan het betrachten van de normale en gebruikelijke zorg in het belang van de bedrijfsvoering van Juresta c.s. vormen, zodat geen sprake is van bereddingskosten. Zij heeft in het midden gelaten of Aon haar zorgplicht heeft geschonden, en daartoe geoordeeld dat de polis geen dekking biedt voor de door Juresta c.s. gestelde kosten waardoor geen causaal verband bestaat tussen de verwijten die Juresta c.s. Aon maakt betreffende de verjaring van de vordering van Juresta c.s. op Amlin en de gestelde schade.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen Juresta c.s. met twee grieven op.
3.2.
Het hof ziet aanleiding eerst grief 2 te behandelen. Met deze grief bestrijden Juresta c.s. rov. 4.6 van het bestreden vonnis, voor zover inhoudende dat Juresta c.s. tegenover het verweer van Aon niet hebben onderbouwd dat er een beroepsfout dreigde van Juresta c.s. of van Legal Point waardoor Juresta c.s. bereddingsmaatregelen moest treffen, alsmede dat Juresta c.s. niet hebben bestreden dat de dossiers die Juresta c.s. bij Legal Point hadden ondergebracht op korte termijn door Juresta c.s. zelf dan wel een derde partij hadden kunnen worden behandeld. Volgens Juresta c.s. is er wel sprake van causaal verband tussen de gestelde zorgplichtschending van Aon en haar schade in de vorm van bereddingskosten.
3.3.
Voorop wordt gesteld dat op een verzekerde te allen tijde de algemene verplichting rust tegen het ontstaan van schade te waken. De kosten van normale voorzorgen worden door een verzekeraar in het algemeen niet vergoed (vgl. MvT, Kamerstukken II, 1985/86, 19 529, nr. 3, p. 28). Bij bereddingskosten gaat het om andere maatregelen. Juresta c.s. hebben niet gegriefd tegen de uitleg die de rechtbank in rov. 4.4 en 4.6 van het bestreden vonnis heeft gegeven aan het begrip bereddingskosten, zoals omschreven in artikel 1.8 van de Polisvoorwaarden. Daarmee staat vast dat hieronder moeten worden verstaan: de door Juresta c.s. gemaakte kosten voor bijzondere maatregelen om een onmiddellijk dreigend gevaar van schade af te wenden of te beperken, terwijl, als die schade toch zou intreden, Juresta c.s. daarvoor aansprakelijk zouden zijn en het een verzekerd gevaar betreft. Alleen indien en voor zover de door Juresta c.s. getroffen maatregelen onder de omschrijving van artikel 1.8 van de Polisvoorwaarden kunnen worden gebracht, kunnen de kosten daarvan als voor vergoeding vatbare bereddingskosten worden aangemerkt.
3.4.
Het betoog van Juresta c.s. komt in de kern erop neer dat zij door de gestelde zorgplichtschending van Aon de vergoeding van bereddingskosten zijn misgelopen. Dat brengt met zich dat Juresta c.s. feitelijk en concreet maatregelen en daarmee gepaard gaande kosten dienen te stellen die zodanige uitkering rechtvaardigen, in die zin, dat zij aan alle voorwaarden van artikel 1.8 van de Polisvoorwaarden – zoals hiervoor uitgelegd – voldoen. Juresta c.s. stellen weliswaar maatregelen te hebben getroffen ter voorkoming of beperking van schade, maar zij laten na te concretiseren dat ten aanzien van die maatregelen is voldaan aan het vereiste van een onmiddellijk dreigend gevaar van (gedekte) schade. Nu uit niets blijkt dat sprake is geweest van dergelijke bijzondere maatregelen, hebben Juresta c.s. niet aan hun stelplicht voldaan en moet het hof als vaststaand beschouwen dat Juresta c.s. geen bereddingskosten in de zin van de polis hebben gemaakt. De vordering is reeds op die grond niet toewijsbaar, hetgeen nog als volgt nader wordt toegelicht.
3.5.
Juresta c.s. hebben in dit verband in hun memorie van grieven onder punt 35 een aantal maatregelen opgesomd. Ten eerste beroepen zij zich op een terugvordering van een bedrag van € 9.457,85 van een klant ( [naam klant] ), die dit bedrag ook reeds had ontvangen van de Stichting Ondersteuningsfonds Advocatuur. Ten tweede noemen zij het geval waarbij zij een bedrag van ruim € 3.000 in rekening hadden gebracht voor werkzaamheden van Legal Point, waartegen de klant (Scorpio Design B.V.) bezwaar maakte, en welke factuur zij mede naar aanleiding daarvan ongedaan hebben gemaakt bij wijze van schikking om verdere schade wegens gestelde wanprestatie van Legal Point jegens deze klant te voorkomen. Ten derde wordt een aantal zaken genoemd, die in behandeling waren bij Legal Point en die Juresta c.s. hebben overgedragen aan andere advocaten. Ten vierde beroepen zij zich op een brief van een advocaat met maatregelen die door deze advocaat genomen zijn om schade voor cliënten van Juresta c.s. te voorkomen.
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt bij geen van deze maatregelen in te zien dat sprake is van maatregelen die kwalificeren als bereddingskosten als hiervoor bedoeld. Dat geldt voor alle in deze procedure door Juresta c.s. genoemde maatregelen, zoals het archiveren van zaken, de verdere behandeling van de incassodossiers van de klanten door Juresta c.s. zelf, dan wel het uitzetten van deze dossiers bij derden, de doorlopende contacten met de curator van Legal Point, evenals de gestelde informatieverstrekking die heeft plaatsgevonden richting klanten en gerechtsdeurwaarders. De genoemde gevallen kenmerken zich als normale gevallen die zich in een incassopraktijk kunnen voordoen. Zo komt het eerste genoemde geval neer op de ongedaanmaking van een in de ogen van Juresta c.s. door hen verrichte onverschuldigde betaling. Het tweede geval betreft een schikking voor een reeds gemaakte gestelde beroepsfout, waarbij de zaak met gesloten beurzen is afgedaan. Aon heeft hierover onweersproken gesteld dat deze kwestie afzonderlijk door verzekeraars is afgehandeld. Het derde en vierde geval zien op overdracht van zaken die in behandeling waren bij Legal Point naar andere advocaten. Dat wellicht in die gevallen sprake is geweest van wanpresteren van Legal Point betekent nog niet dat in die zaken sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar van schade, welk gevaar door het treffen van bijzondere maatregelen (deels) kon worden weggenomen. De enkele niet nader onderbouwde stelling van Juresta c.s. dat er bijzondere haast was bij het behandelen van de dossiers, onder meer vanwege verjaring dan wel verval van termijnen in dossiers, is voor die conclusie onvoldoende. Het had op de weg van Juresta c.s. gelegen om het – nu slechts in algemene zin gestelde – onmiddellijk dreigende gevaar per dossier nader te onderbouwen, hetgeen zij echter hebben nagelaten.
3.6.
Verder voeren Juresta c.s. in hun memorie van grieven onder punt 36 het volgende aan:
“(…) Juresta werd (….) geconfronteerd met vele honderden zaken die door LP in verband met de executie van vonnissen waren uitgezet bij deurwaarders-kantoren (…) Juresta beschikte niet over de administratie van Legal Point, maar vernam tijdens besprekingen met medewerkers van de curator, dat er voor meer dan
€ 200.000,-- aan openstaande onbetaalde deurwaardersdeclaraties in de administratie van LP voorkwamen. (…) De curator stond op het standpunt dat de (…) dossiers inzichtelijk moesten worden gemaakt omdat er schijnbaar gelden in waren geïncasseerd, waarvan een goed deel aan de boedel toekwam. (…) Juresta heeft in overleg met 95% van de deurwaarders (…) afgesproken dat alle lopende zaken met Juresta zouden worden afgekaart. (…) De beslissing had tot direct gevolg dat de deurwaarders in die gevallen waarin verhaal van de vorderingen van de klanten wel mogelijk was, deze met Juresta cs (en Juresta cs op haar beurt met haar klanten) afwikkelden. Dit voorkwam honderden claims! (…)”Ook voor deze “vele honderden zaken” geldt dat van Juresta c.s. verwacht mag worden dat zij feitelijk en concreet onderbouwen dat sprake is geweest van bijzondere maatregelen ter bestrijding van een onmiddellijk dreigend gevaar van schade, hetgeen zij hebben nagelaten. Anders dan Juresta c.s. menen is dat niet ondoenlijk, ook indien er veel tijd en dus kosten mee gemoeid zouden zijn gezien het grote aantal zaken. Eerst als zij deze onderbouwing hadden gegeven, hadden zij aan hun stelplicht voldaan en zou Aon in staat zijn geweest zich hiertegen te verweren.
3.7.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat causaal verband tussen de gestelde zorgplichtschending en de gestelde schade in de vorm van bereddingskosten ontbreekt. Want ook indien de gestelde zorgplichtschending achterwege was gebleven, en het hof in de zaak van Juresta c.s. tegen Amlin aan een inhoudelijke behandeling was toegekomen in plaats van het verjaringsverweer te honoreren, zou deze schade niet zijn toegewezen door dit hof en dus ook voor rekening van Juresta c.s. zijn gebleven. De enkele omstandigheid dat Aon er in 2011 niet op gewezen zou hebben dat deze kosten niet onder de dekking zouden vallen, doet hier niet aan af. Grief 2 faalt dan ook.
3.8.
Juresta c.s. betogen met grief 1 dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen in rov. 4.7 van het bestreden vonnis, zij belang hebben bij hun gevorderde verklaring voor recht dat Aon tekort is geschoten in haar zorgplicht door niet te melden dat de vordering was gestuit en dus niet verjaard was.
Nu hiervoor is geoordeeld dat de zaak van Juresta c.s. tegen Amlin materieel geen andere uitkomst zou hebben gehad indien de gestelde zorgplichtschending achterwege was gebleven, is de mogelijkheid dat Juresta c.s. als gevolg van de gestelde zorgplichtschending in dat opzicht schade hebben geleden niet aanwezig. Juresta c.s. kunnen dus geen veroordeling tot schadevergoeding krijgen. Een ander belang van Juresta c.s. bij de gevorderde verklaring voor recht is niet gesteld of gebleken. Daarom faalt ook grief 1.
3.9.
De slotsom is dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Aan het bewijsaanbod van Juresta c.s. wordt niet toegekomen, nu zij niet aan hun stelplicht hebben voldaan. Juresta c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Juresta c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Aon begroot op € 716 aan verschotten en € 3.222 voor salaris;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W.M. Tromp, J.F. Aalders en M.M. Korsten-Krijnen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 september 2019.