ECLI:NL:GHAMS:2019:3459
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
De overdraagbaarheid van een opdrachtenportefeuille in het civiele recht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een opdrachtenportefeuille voor overdracht vatbaar is. De zaak betreft een geschil tussen ING Bank N.V. en mr. K.A. Cerutti, curator in het faillissement van Leek B.V., Paterswolde B.V. en Loppersum B.V. De bank had een pandrecht gevestigd op de opdrachtenportefeuilles van de failliete vennootschappen en stelde dat de curator onrechtmatig had gehandeld door deze portefeuilles te verkopen zonder het pandrecht van de bank te respecteren. De rechtbank had de vorderingen van de bank afgewezen, waarna de bank in hoger beroep ging.
Het hof heeft de grieven van de bank behandeld en geconcludeerd dat de opdrachtenportefeuille niet als een goed in de zin van artikel 3:228 BW kan worden beschouwd. De opdrachtenportefeuille is een verzameling van rechtsverhoudingen en kan niet als één goed worden overgedragen. Dit betekent dat er geen pandrecht kan worden gevestigd op de opdrachtenportefeuille, omdat deze als geheel niet overdraagbaar is. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bekrachtigd en de bank in de kosten van het geding in hoger beroep veroordeeld.
De uitspraak benadrukt de juridische complexiteit rondom de overdraagbaarheid van opdrachtenportefeuilles en de noodzaak om de afzonderlijke onderdelen van een portefeuille op de juiste wijze te behandelen bij overdracht. Het hof heeft ook aangegeven dat de vergelijkingen die de bank maakte met andere vermogensrechten, zoals assurantieportefeuilles en varkensrechten, niet opgaan voor de opdrachtenportefeuille van een makelaarskantoor.