ECLI:NL:GHAMS:2019:3435

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
23-001072-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting, verduistering en valsheid in geschrifte met aanzienlijke financiële schade voor benadeelden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden voor oplichting, verduistering, valsheid in geschrifte en het onjuist informeren van de belastingdienst. De verdachte had een beleggingsmodel ontwikkeld dat hoge rendementen beloofde, maar in werkelijkheid werden de ingelegde gelden niet volgens dit model belegd. In plaats daarvan werden de gelden gebruikt voor privé-uitgaven en om rente aan andere inleggers te betalen. De verdachte heeft valse financiële overzichten verstrekt aan zowel de inleggers als de Belastingdienst, wat leidde tot aanzienlijke financiële schade voor de benadeelden, die in totaal meer dan 8 miljoen euro verloren hebben. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen deels toegewezen, waarbij de schadevergoeding is vastgesteld op basis van de netto-inleg minus ontvangen rente. De verdachte heeft geen overtuigende argumenten aangevoerd die zijn strafbaarheid zouden uitsluiten, en het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten wegen in de strafmaat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001072-15
datum uitspraak: 25 september 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 maart 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-996509-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15, 17, 29, 31 oktober 2018, 11 april 2019, 13 en 14 augustus 2019, 25 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van, kort gezegd, de onder 4 primair, (tevens) ten laste gelegde oplichtingen van [benadeelde 1] voor € 25.000 op 8 december 2008 en van [benadeelde 2] voor € 100.000 op 1 juli 2009
.De verdachte heeft het hoger beroep onbeperkt ingesteld. Het hoger beroep is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Nu het hier naar het oordeel van het hof evenwel impliciet cumulatief tenlastegelegde zaken betreffen, staat voor de verdachte ingevolge artikel 404, vijfde lid Sv tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging en voor zover thans nog in hoger beroep aan de orde, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 mei 2011 tot en met 19 oktober 2011, te Zaandam, althans in Nederland, (telkens) alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een of meer geschrift(en), te weten:
( a) een financieel jaaroverzicht van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] over het jaar 2008 op naam van [verdachte] (D-001-28e), en/of
( b) een financieel jaaroverzicht van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] over het jaar 2009 op naam van [verdachte] (D-001-23d), en/of
( c) een financieel jaaroverzicht van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] over het jaar 2010 op naam van [verdachte] (D-001-23e), en/of
( d) een transactieoverzicht per 19 mei 2011 van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] op naam van [verdachte] (D-001-28g), en/of
( e) een afschrift met volgnummer 0432 (en bladnummer 0003) van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 2] op naam van [verdachte] en/of [partner] (D-001-33i), en/of
( f) [afdrukgegevens] gedateerd 27 mei 2011, (pagina 2 van 4) van ING (betaal)rekening [rekeningnummer 3] op naam van [verdachte] (D-001-33k), en/of
( g) [afdrukgegevens] van ING Betaalrekening [rekeningnummer 3] op naam van [verdachte] over de periode van 1 december 2010 tot en met 27 mei 2011 (D-001-33m), en/of
( h) een activiteitenoverzicht gedateerd 27 mei 2011 van [naam](rekening) [rekeningnummer 4] op naam van [verdachte] (D-001-33a), en/of
( i) een afschrift gedateerd 18 januari 2011 van (bank) rekeningnummer [rekeningnummer 5] op naam van
[bedrijf 1] (D-124a),
(telkens) zijnde (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst en/of doen laten opmaken en/of doen laten vervalsen, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) (telkens) in strijd met de waarheid
in het/de onder a en/of b en/of c genoemde geschrift(en) doen voorkomen dat het beginsald(o)(i) en/of eindsald(o)(i) en/of (te ontvangen) rentebetaling(en) van het/de financiële overzicht(en) van deze bankrekening (een) hoger(e) geldbedrag(en)/sald(o)(i) was/waren terwijl in werkelijkheid het/de begin- en/of eindsald(o)(i) en/of rentebedrag(en) (veel) lager was/waren, en/of
in het onder d genoemde geschrift doen voorkomen dat het saldo (op die datum) 1.510.320,00 euro bedroeg en dat er een bedrag van 314.913,31 euro was overgeboekt van tegenrekening [rekeningnummer 5] , terwijl in werkelijkheid niet een bedrag van 314.913,31 euro was overgeboekt (van tegenrekening [rekeningnummer 5] ) en/of dat het saldo (op 19 mei 2011/die datum) een bedrag 50,57 euro dan wel een (veel) lager bedrag (dan 1.510.320,00 euro) bedroeg, en/of
in het onder e genoemde geschrift doen voorkomen dat er aan [betrokkene 1] een terugbetaling werd gedaan van 7.000 euro terwijl in werkelijkheid een bedrag van 495 euro aan [betrokkene 1] werd (terug)betaald (onder vermelding van Afzuigkap), en/of
in het/de onder f en/of g genoemde geschrift(en) doen voorkomen dat er aan [betrokkene 2] een bedrag van 24.000 euro en/of aan [benadeelde 1] / [partner] een bedrag van 380.000 euro en/of aan [benadeelde 23] een bedrag van 200.000 euro en/of aan [betrokkene 3] een bedrag van 100.000 euro is/zijn overgeboekt terwijl in werkelijkheid geen en/of een (veel) lager bedrag is overgeboekt, en/of
in het onder h genoemde geschrift doen voorkomen dat het saldo (op die datum) en/of het cash bedrag 666.427,80 euro bedroeg terwijl in werkelijkheid het (op 27 mei geldende) saldo en/of het cash bedrag 266.427,80 euro dan wel een (veel) lager bedrag (dan 666.427,80 euro) bedroeg, en/of
in het onder i genoemde geschrift doen voorkomen dat het 'vorig' saldo 184.602,38 euro betrof en/of het 'nieuwe' saldo 184.334,68 euro betrof terwijl in werkelijkheid het 'vorig' saldo en/of het 'nieuwe' saldo vele malen lager betrof(fen) (te weten, slechts een paar duizend euro),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 augustus 2009 tot en met 19 oktober 2011, te Zaandam en/of te Amsterdam en/of te Oss, althans in Nederland, (telkens) alleen, althans tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere vals(e) en/of vervals(e)t geschrift(en), te weten:
( a) een financieel jaaroverzicht van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] over het jaar 2008
op naam van [verdachte] (D-001-28e), en/of
( b) een financieel jaaroverzicht van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] over het jaar 2009
op naam van [verdachte] (D-001-23d), en/of
( c) een financieel jaaroverzicht van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] over het jaar 2010
op naam van [verdachte] (D-001-23e), en/of
( d) een transactieoverzicht per 19 mei 2011 van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1]
op naam van [verdachte] (D-001-28g), en/of
( e) een afschrift met volgnummer 0432 (en bladnummer 0003) van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 2] op naam van [verdachte] en/of [partner] (D-001-33i), en/of
( f) [afdrukgegevens] gedateerd 27 mei 2011, (pagina 2 van 4) van ING (betaal)rekening [rekeningnummer 3]
op naam van [verdachte] (D-001-33k), en/of
( g) [afdrukgegevens] van ING Betaalrekening [rekeningnummer 3] op naam van [verdachte] over de periode
van 1 december 2010 tot en met 27 mei 2011 (D-001-33m), en/of
( h) een activiteitenoverzicht gedateerd 27 mei 2011 van [naam](rekening) [rekeningnummer 4]
op naam van [verdachte] (D-001-33a), en/of
( i) een afschrift gedateerd 18 januari 2011 van (bank) rekeningnummer [rekeningnummer 5]
op naam van [bedrijf 1] (D-124a), en/of
( j) een rekeningafschrift gedateerd van 4 juli 2009 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 6]
op naam van [verdachte] (D-090a), en/of
( k) een rekeningafschrift gedateerd van 3 oktober 2009 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 7]
op naam van [verdachte] (D-090b), en/of
( l) een rekeningafschrift gedateerd van 1 januari 2010 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 7]
op naam van [verdachte] (D-090f), en/of
( m) een rekeningafschrift gedateerd van 2 april 2010 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 7]
op naam van [verdachte] (D-090g), en/of
( n) een rekeningafschrift gedateerd van 2 oktober 2010 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 7]
op naam van [verdachte] (D-090h), en/of
( o) een rekeningafschrift gedateerd van 4 januari 2011 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 7]
op naam van [verdachte] (D-090i), en/of
( p) een activiteitenoverzicht gedateerd van 31 december 2010 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 8]
op naam van [verdachte] (D-090j), en/of
( q) een activiteitenoverzicht gedateerd van 31 maart 2011 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 4]
op naam van [verdachte] (D-090k), en/of
( r) een activiteitenoverzicht gedateerd van 31 maart 2011 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 8]
op naam van [verdachte] (D-090l),
(telkens) zijnde (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dit/die geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat de geschriften genoemd onder a en/of b en/of c en/of d en/of e en/of f en/of g en/of h, althans één of meer geschrift(en), zijn verstrekt/ter beschikking zijn gesteld/ zijn ge-e-maild aan de Autoriteit Financiële Markten te Amsterdam en/of
het geschrift genoemd onder i en/of j en/of k en/of l en/of m en/of n en/of o en/of p en/of q en/of r, althans één of meer geschrift(en), is verstrekt/ter beschikking is gesteld/ is ge-e-maild aan de/een (belasting)adviseur (de heer [belastingadviseur] ) ((werkzaam bij) [bedrijf 5] ), en bestaande
die valsheid daarin dat valselijk en/of in strijd met de waarheid
in het/de onder a en/of b en/of c genoemde geschrift(en) (telkens) is vermeld dat het beginsald(o)(i)
en/of eindsald(o)(i) en/of (te ontvangen) rentebetaling(en) van het/de financiële overzicht(en) van deze bankrekening (een) hoger(e) geldbedrag(en)/sald(o)(i) was/waren terwijl in werkelijkheid het/de begin- en/of eindsald(o)(i) en/of rentebedrag(en) (veel) lager was/waren, en/of
in het onder d genoemde geschrift is vermeld dat het saldo (op die datum) 1.510.320,00 euro bedroeg
en dat er een bedrag van 314.913,31 euro was overgeboekt van tegenrekening [rekeningnummer 5] terwijl in werkelijkheid niet een bedrag van 314.913,31 euro was overgeboekt (van tegenrekening [rekeningnummer 5] ) en/of dat het saldo (op 19 mei 2011/die datum) een bedrag 50,57 euro dan wel een (veel) lager bedrag (dan 1.510.320,00 euro) bedroeg, en/of
in het onder e genoemde geschrift is vermeld dat er aan [betrokkene 1] een terugbetaling werd gedaan van 7.000,- terwijl in werkelijkheid een bedrag van 495,- euro aan [betrokkene 1] werd (terug)betaald (onder vermelding van Afzuigkap), en/of
in het/de onder f en/of g genoemde geschrift(en) (telkens) is vermeld dat er aan [betrokkene 2] een bedrag van 24.000,- en/of aan [benadeelde 1] / [partner] een bedrag van 380.000,- euro en/of aan [benadeelde 23] een bedrag van 200.000 en/of aan [betrokkene 3] een bedrag van 100.000,- euro is/zijn overgeboekt terwijl in werkelijkheid geen en/of een (veel) lager bedrag is overgeboekt, en/of
in het onder h genoemde geschrift is vermeld dat het saldo (op die datum) en/of het cash bedrag 666.427,80 euro bedroeg terwijl in werkelijkheid het (op 27 mei geldende) saldo en/of het cash bedrag 266.427,80 euro dan wel een (veel) lager bedrag (dan 666.427,80) bedroeg, en/of
in het onder i genoemde geschrift is vermeld dat het 'vorig' saldo 184.602,38 betrof en/of het 'nieuwe' saldo 184.334,68 betrof terwijl in werkelijkheid het 'vorig' saldo en/of het 'nieuwe' saldo vele malen lager betrof(fen) (te weten, slechts een paar duizend euro)
in het/de onder j en/of k en/of l en/of m en/of n en/of o en/of p en/of q en/of r genoemde geschrift(en) (telkens) is vermeld dat het beginsald(o)(i) en/of eindsald(o)(i) van het/de financiële overzicht(en) van deze (beleggings)rekening(en) (een) hoger(e) geldbedrag(en)/sald(o)(i) was/waren terwijl in werkelijkheid het/de begin- en/of eindsald(o)(i) (veel) lager was/waren;
3. primair
hij op of omstreeks 27 september 2012 te Maasbree en/of elders in Nederland, als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken en/of bescheiden en/of (andere) gegevensdragers en/of de inhoud daarvan, opzettelijk deze in valse of vervalste vorm voor dit doel ter beschikking heeft gesteld, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) een bankafschrift (D-095) en/of een balans per 31 december 2010 (D-097) beschikbaar gesteld voor raadpleging aan de Belastingdienst, terwijl de verdachte wist dat:
op het bankafschrift (D-095) valselijk en in strijd met de waarheid een te hoog beginsaldo en/of eindsaldo stond vermeld, en/of
op de balans per 31 december 2010 (D-097) valselijk en in strijd met de waarheid een te hoog bedrag
aan liquide middelen en/of eigen vermogen stond vermeld,
en/aldus opzettelijk dat bankafschrift en/of balans in valse of vervalste vorm voor raadpleging beschikbaar gesteld;
3. subsidiair
hij op of omstreeks 27 september 2012 te Maasbree en/of elders in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) als ware het echt en onvervalst,
te weten een bankafschrift (D-095) en/of een balans per 31 december 2010 (D-097),
zijnde (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, de voornoemde geschriften, althans één of meer geschrift(en), ter beschikking heeft gesteld aan de Belastingdienst (Oost-Brabant),
en bestaande die valsheid daarin dat valselijk en/of in strijd met de waarheid op het bankafschrift (D-095) een te hoog beginsaldo en/of eindsaldo stond vermeld, en/of op de balans per 31 december 2010 (D-097) een te hoog bedrag aan liquide middelen en/of eigen vermogen stond vermeld;
4. primair
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 november 2008 tot en met
1 juni 2012 te Zaandam en/of (elders) in Nederland en/of in Villa Surgawi (Bali, Indonesië) en/of in Dublin (Ierland) en/of in Alaochra (Ierland), (telkens) alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en) (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels de hierna genoemde personen en/of andere personen één of meermalen heeft/hebben bewogen tot de (girale) afgifte van één of meerdere geldbedrag(en), in totaal (ongeveer) € 8.350.000,- (D-062), althans ongeveer
€ 7.335.500,- althans enig geldbedrag. in elk geval van enig goed, te weten:
[benadeelde 1] tot afgifte van:
300.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 13 februari 2009 (D-119) en/of
300.000 euro althans 275.000,- althans enig geldbedrag op of omstreeks 17 maart 2009 (D-001-16b) en/of
200.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 23 juni 2009 (D-001-16d) en/of
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 3 april 2010 (D-001-17f) en/of
150.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 augustus 2011 (D-120) en/of
[benadeelde 2] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 juni 2012 (D-001- 16k) en/of
[benadeelde 3] en/of [partner] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 april 2010 (D-001-16k) en/of
50.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 augustus 2011 (D-059) en/of
[benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari 2010 (D-0O1- 16h) en/of
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari 2010 (D-001- 16i) en/of
300.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 februari 2012 (D-067/D-103) en/of
[benadeelde 6] tot afgifte van:
500.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 21 februari 2011 (D-075) en/of
500.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 april 2011 (D-076) en/of
100.000 althans enig geldbedrag op of omstreeks 5 april 2012 (D-077) en/of
[benadeelde 7] tot afgifte van:
75.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 11 april 2012 (leenovereenkomst
nr. 2012-005/vordering benadeelde partij) en/of
[benadeelde 8] en/of [partner] tot afgifte van:
150.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2011 (D-113) en/of
[benadeelde 9] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 december 2011 (D-111) en/of
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 maart 2012 D-112) en/of
[benadeelde 10] en/of [partner] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2010 (D-001-16r) en/of
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari 2012 (D-108) en/of
[benadeelde 11] en/of [benadeelde 12] tot afgifte van:
50.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2010 (D-001-16g) en/of
50.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 10 april 2010 (D-001-16n) en/of
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari 2012 (D-103) en/of
[benadeelde 13] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2010 (D-001-16t) en/of
150.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 11 november 2011 (D-035) en/of
[benadeelde 14] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2010 (D-069) en/of
[benadeelde 15] en/of [partner] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2010 (D-001-16s) en/of
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2011 (D-107) en/of
[benadeelde 16] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari 2010 (D-001-161) en/of
[benadeelde 16] en/of [benadeelde 17] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari 2012 (D-102) en/of
[benadeelde 18] en/of [benadeelde 19] tot afgifte van:
300.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari 2010 (D-001-16j) en/of
200.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2011 (D-104) en/of
[benadeelde 20] en/of [partner] tot afgifte van:
150.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 augustus 2011 (D-120) en/of
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 30 januari 2012 (D-121) en/of
[benadeelde 21] en/of [partner] tot afgifte van:
200.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari 2011 (D-114) en/of
150.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 juli 2011 (D-115) en/of
250.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2011 (D-116) en/of
[benadeelde 22] en/of [benadeelde 23] tot afgifte van:
500.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 mei 2010 (D-001-16o) en/of
250.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1juli 2010 (D-001-l6p) en/of
[benadeelde 24] en/of [partner] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2010 (D-001-16q) en/of
[benadeelde 25] tot afgifte van:
1.035.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2010 (D-109) en/of
150.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 november 2011 (D-110)
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) (telkens) met voren omschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd
met de waarheid bovengenoemde perso(o)n(en) en/of andere personen voorgedaan als bonafide
en/of deskundig en/of (samen met [benadeelde 1] ) vertrouwenwekkend belegger
bij welke gelegenhe(i)d(en) hij en/of zijn mededader(s) (telkens) heeft/hebben voorgewend dat:
- ontvangen gelden van de geldverstrekkers en/of beleggers zouden worden belegd en/of
- er belegd zou worden volgens het beleggingsmodel van verdachte en/of
- dat jaarlijks gegarandeerd een rendement van 12% wordt behaald en/of
- het/de behaalde rendement(en) over het derde kwartaal 2009 en/of het vierde kwartaal 2009 en/of
het eerste kwartaal 2010 en/of het tweede kwartaal 2010 en/of het derdekwartaal 2010 en/of het vierde kwartaal 2010 en/of het eerste kwartaal 2011 en/of het tweede kwartaal 2011 en/of het derde kwartaal 2011 en/of het vierde kwartaal 2011 en/of het eerste kwartaal 2012 ruimschoots toereikend was/waren, door over voorgenoemd(e) kwarta(a)l(en) (een) controleverslag(en) te verstrekken van (een) belastingadviseur en/of registeraccountant en/of een financieel deskundige ( [bedrijf 5] ), waarin werd vermeld dat aan de aangegane (rente)verplichtingen van alle leenovereenkomsten kon worden voldaan en/of
- de inleg en/of rendement (zoals werd gecommuniceerd met o.a. een brochure (D-041)) gegarandeerd was en/of
- het risico dat verbonden was met enige inleg gering was of niet bestond en/of
- de dagelijkse inleg op en/of aan het einde van de dag werd opgenomen en/of
- dat hij verdachte door samen op te trekken met [benadeelde 1] financieel betrouwbaar was en/of
- het/de behaalde en uitgekeerde rendement(en), feitelijk behaald rendement van de beleggingsinleg was (in plaats van (rendements)uitkeringen die in werkelijkheid geheel of gedeeltelijk bestond uit inleg (van bedragen) van andere beleggers) en/of
- het controleverslag van (een) belastingadviseur en/of registeraccountant en/of een financieel deskundige ( [bedrijf 5] ) de financiële feitelijk juiste status van de beleggingen weergaf waardoor bovengenoemde perso(o)n(en) en/of andere personen (telkens) werden bewogen tot de (girale) afgifte van bovengenoemd(e) geldbedrag(en);
4. subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni 2008 tot en met
8 juni 2012 te Zaandam en/of (elders) in Nederland. (telkens) alleen, althans tezamen en in vereniging met één of meerdere ander(en), (telkens) opzettelijk, (een) (grote) geldbedrag(en) van (in totaal) 8.350.000 euro (D-062), althans 570.777.45 euro (AH-007 en AH-063). althans enig(e) goed(eren) en/of
geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan een groot aantal geldverstrekkers en/of beleggers
aan/in [verdachte] en/ of [benadeelde 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als (bruik)lener(s) onder zich had(den), zich wederrechtelijk heeft/hebben toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

Inleiding

De verdachte had een (in zijn ogen) ingenieus beleggingsmodel bedacht en ontwikkeld, waarmee ongeacht de ontwikkeling van de beurskoers een hoog rendement kon worden behaald. Via het model van verdachte werd belegd in de mate van beweeglijkheid (volatiliteit) van de beurskoers, waarbij het model de risico’s beperkte door te werken met ‘stop-loss’ orders (bij verlies wordt op enig moment bij een bepaalde omvang het tot dan opgelopen verlies genomen en daarmee beperkt) en voorts werden aan het einde van iedere handelsdag alle posities weer volledig gesloten (zodat er ‘overnight’ geen onbekende en daarmee oncontroleerbare risico’s werden gelopen). De verdachte is in dat verband leningen aangegaan om de verkregen gelden volgens zijn model te beleggen. Hij maakte daarbij gebruik van de naam [bedrijf 2] (hierna: WM). Het ging om leningen door inleggers - met meestal een looptijd voor twee jaar - en een gegarandeerde terugbetaling. Op de gelden die van de inleggers zijn aangetrokken werd 3% rente per kwartaal toegezegd en uitbetaald.
Inleggers kregen rapportages (ook wel omschreven als ‘controleverslagen’) van [bedrijf 5] waarin verslag werd gedaan van de periodieke rendementen en het saldo van de tegoeden. Deze verslagen gaven een rooskleurig beeld van de aanwezige liquide middelen, maar werden door [belastingadviseur] opgesteld aan de hand van door de verdachte vervalste bankafschriften. Van de ingelegde gelden (ongeveer acht miljoen euro, afkomstig van bijna twintig inleggers) resteert uiteindelijk vrijwel niets meer.

Oplichting (feit 4 primair)

Aan de verdachte is onder feit 4 primair tenlastegelegd dat hij de inleggers heeft opgelicht door – zakelijk weergegeven - in werkelijkheid de ingelegde gelden niet volgens zijn beleggingsmodel te beleggen en aan inleggers valse rendements- en dekkingsoverzichten te verstrekken.
de strafbaarstelling van oplichting
Artikel 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht bevat de strafbaarstelling van oplichting, en luidt:
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het
aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen,
hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed,
tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan
van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting,
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
De strafbepaling bevat vier oplichtingsmiddelen; ‘het aannemen van een valse naam’, ‘het aannemen van een valse hoedanigheid’, ‘listige kunstgrepen’ en ‘een samenweefsel van verdichtsels’.
Het ‘aannemen van een valse naam’ (waarvan overigens uit het dossier niet is gebleken) is als oplichtingsmiddel niet tenlastegelegd, en is overigens ook niet aan de orde.
Onder het ‘aannemen van een valse hoedanigheid’ wordt onder andere begrepen: het zich voordoen als bonafide beleggingsmaatschappij, dan wel het zich voordoen als iemand die een toereikend tegoed op zijn bankrekening heeft. ‘Listige kunstgrepen’ zijn bedrieglijke handelingen geschikt om leugenachtige voorwendsels en valse voorstellingen ingang te doen vinden en daaraan kracht bij te zetten.
‘Een samenweefsel van verdichtsels’, moet bestaan uit een opeenstapeling van leugens, een enkele leugen is niet voldoende.
De rechter zal dienen vast te stellen of de in een tenlastelegging opgenomen oplichtingsmiddelen inderdaad voorstellingen/mededelingen bevatten die in strijd zijn met de waarheid (zijn het wel leugens?) en of de verdachte bij het gebruik van de oplichtingsmiddelen ook een strafrechtelijk relevante rol heeft gespeeld (zijn de leugens bijvoorbeeld buiten medeweten en (strafrechtelijke verantwoordelijkheid) van de verdachte door tussenpersonen bedacht).
Verschil strafrechtelijke oplichting en civielrechtelijke wanprestatie
Het hof merkt op dat in het algemeen spraakgebruik het enkele niet nakomen van een verbintenis al snel wordt gezien of wordt geduid als ‘oplichting’. Bij de onderhavige strafrechtelijke vervolging is vanzelfsprekend slechts leidend het Wetboek van Strafrecht (Sr) en daarin worden zwaardere eisen gesteld om tot een veroordeling ter zake van oplichting te kunnen komen.
De wetgever wil hiermee - kort samengevat - voorkomen dat het enkele feit dat iemand civielrechtelijk wanprestatie pleegt al leidt tot een strafrechtelijke veroordeling. De Hoge Raad overwoog in 2016 in het ‘overzichtsarrest oplichting’ [1] dat het bij strafbaarstelling van oplichting gaat om gevallen waarin de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken, maar ook dat van de ander de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid mag worden verwacht.
Kort samengevat kan gezegd worden dat moet worden onderzocht of er sprake is van een voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen, waarvan naar het oordeel van het hof sprake is “als men er na de nodige omzichtigheid te hebben betracht toch intuint.” Dit zal moeten blijken uit de bewijsmiddelen.
Oplichtingsmiddel listige kunstgrepen en samenweefsel van verdichtsels: Niet beleggen volgens model
Voorafgaand aan het aangaan van de leningen vertelde de verdachte, dan wel [benadeelde 1] , aan de inleggers dat met de geleende gelden belegd zou worden volgens het door de verdachte ontwikkelde model. De verdachte heeft zich echter vanaf het begin niet aan zijn model gehouden. Al met de eerste lening van € 25.000 van zakenpartner [benadeelde 1] (zo verklaart de verdachte ter zitting) ging het mis, net als met het door hemzelf ingebrachte geld uit een stamrecht. In het model had de verdachte zogeheten ‘stop-loss’ regels ingebouwd, die er voor zorgden dat als er méér verlies werd gemaakt dat een bepaalde grenswaarde, de uitstaande positie werd afgewikkeld zodat het verlies zich beperkte tot een zeker maximum. De stop-loss begrenzing werd echter vaak door de verdachte genegeerd zodat de verliezen hoger werden dan vooraf volgens het model ingecalculeerd.
De verdachte heeft dit ter terechtzitting in hoger beroep van 13 augustus 2018 nog eens bevestigd:
“Het patroon was dat ik 9 van de 10 keer de stop-loss’ers weghaalde en dacht dat het verlies wel weer terugkwam. Het ging een paar dagen goed maar als ik een verliespositie had dan haalde ik de stop-loss’ers weg. Mensen hebben inderdaad geld geleend op basis van het model, ik heb het model altijd toegelicht. Dat verwijt ik mezelf ook. De stoplossers waren een cruciaal onderdeel van mijn model, dat klopt.”.
Daarnaast werd een aanzienlijk deel van het geld besteed aan privé uitgaven (en niet belegd) en om de verdachte en [benadeelde 1] een substantiële vergoeding te betalen. Dit blijkt uit de stukken in het dossier maar ook uit de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 17 februari 2015 (proces-verbaal blad 5 e.v.):
“U houdt mij voor dat ik 600.000 euro heb opgenomen en daar ruim van heb geleefd … dat ik geld besteedde waarvoor het niet was bedoeld. Ik dacht tijd te winnen om het goed te maken toen ik geld verloor. Mijn maandelijkse leefpatroon is toen niet gewijzigd. Ik verdiende destijds 300.000 per jaar.
Ik heb inderdaad die auto’s gekocht. Ik moest echter ook een bepaald leefniveau aanhouden om geen argwaan te wekken.(…) Ja, mijn inkomen was bovengemiddeld. Het klopt dat ik het steeds heb opgemaakt. Ik leefde op grote voet.”. Ook heeft de verdachte toen verklaard:
“Ik leende van iemand geld, middels een leenovereenkomst om rente te overleggen. Het was niet om te beleggen. Ik wist dat dat niet mocht.”
De ontvangen inleggelden werden dus ook gebruikt om op de uitstaande leningen rente uit te betalen dan wel terugbetalingen te doen en er werd niet belegd volgens het model.
Oplichtingsmiddel listige kunstgrepen en samenweefsel van verdichtsels: de valse verklaringen van [belastingadviseur]
Anders dan aan de inleggers werd voorgespiegeld werden - zoals eerder vermeld- geen (forse) rendementen behaald. Van meet af aan werd verlies geleden. De verdachte versluierde dit alles, waarbij hij gebruik maakte van rapportages (ook wel omschreven als ‘controleverslagen’) van [bedrijf 5] waarin verslag werd gedaan van periodieke rendementen en het saldo van de tegoeden. Voorafgaand aan het sluiten van de leenovereenkomsten kregen de meeste inleggers een (format van het) controleverslag van [belastingadviseur] te zien, dan wel hadden gehoord over het bestaan hiervan. Dit verslag wekte het vertrouwen bij de inleggers dat het risico geld uit te lenen heel klein, zo niet nihil, was. Immers, die verslagen hielden in dat het behaalde rendement ruimschoots toereikend was de jegens de inleggers aangegane verplichting - de renteverplichting van 3% per kwartaal op de leenovereenkomsten - te voldoen en dat de bezittingen van WM ruimschoots dekking gaven aan alle middels leenovereenkomsten aangegane verplichtingen.
Echter, deze controleverslagen van [belastingadviseur] waren gebaseerd op door de verdachte aan (al dan niet door tussenkomst van [benadeelde 1] ) [belastingadviseur] verstrekte en door de verdachte zelf vervalste stukken. Er werd met beleggen geen positief rendement behaald door de verdachte en de bezittingen (banktegoeden) van het WM waren bij lange na niet voldoende de leningen terug te betalen.
Een aantal inleggers heeft voorafgaand aan hun (eerste) inleg een controleverslag ontvangen, dan wel een format daarvan. Het hof is van oordeel dat het gebruik van (het format van) deze controleverslagen moet worden aangemerkt als een oplichtingsmiddel. Hetzelfde heeft te gelden voor de inleggers die een dergelijk controleverslag niet vooraf hebben ontvangen en/of gezien, maar daar wel over hadden gehoord van de verdachte, [benadeelde 1] en/of andere inleggers. Ook in dat geval moet de (enkele) mededeling over deze geruststellende controleverslagen - waarvan de verdachte wist dat daar gebruik van werd gemaakt - aangemerkt worden als een oplichtingsmiddel.
Oplichtingsmiddel zich voordoen als ‘bonafide belegger’
De verdachte pretendeerde de ontvangen leningen te gebruiken om te beleggen, volgens een zelf ontwikkeld model dat hoge rendementen bij een laag risico opleverde. Hij spiegelde daarbij deze inleggers voor dat een extern bureau controleerde en ieder kwartaal bevestigde dat er ruim voldoende rendement en dekking waren om de toegezegde rente en de aangegane leningen (terug) te betalen.
In werkelijkheid, zoals hiervoor is uiteengezet, werd slechts een deel van de ontvangen bedragen belegd, hanteerde de verdachte niet het door zichzelf ontwikkelde model, en waren de controleverslagen gemanipuleerd omdat [belastingadviseur] door de verdachte werd voorzien van vervalste stukken.
In het onderhavige geval heeft de verdachte - al dan niet via tussenkomst van zijn zakenpartner [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) - derden (hierna ook: de inleggers) bewogen tot het aangaan van leningen, door zich in strijd met de waarheid voor te doen als een bonafide belegger.
Conclusie oplichting
Op grond van het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte door het aannemen van een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels (meer in het bijzonder dat hij succesvol aan het beleggen was door middel van zijn model, er enorme rendementen werden behaald en de inleg altijd terugbetaald kon worden en dat daar externe controle op was) de in de bewezenverklaring genoemde inleggers heeft bewogen tot afgifte van grote geldbedragen. Aldus de verdachte zich schuldig gemaakt aan het strafrechtelijke delict oplichting.
Partiële vrijspraak oplichting aantal inleggers
De delictsomschrijving van oplichting houdt in dat iemand, derhalve een individu, door een of meer tenlastegelegde oplichtingsmiddel(en) tot iets moet zijn
bewogen. Het hof merkt op dat hierin ligt besloten dat – voor zover het bijvoorbeeld betreft wetenschap van het systeem van controleverslagen van [belastingadviseur] - het moet gaan om gebeurtenissen die in tijd bezien vooraf zijn gegaan aan het handelen van de persoon die is opgelicht (in dit geval voor de inleg).
Bij een aantal van de ingestapte individuele inleggers kon (deels) niet worden onderzocht waarom zij overgegaan zijn tot het uitlenen van gelden aan de verdachte. Dit betreffen de inleggers [benadeelde 9] en [benadeelde 25] . Zij zijn in het geheel niet gehoord in deze zaak. Van hen kan dan ook onvoldoende worden vastgesteld waartoe zij zijn bewogen en of zij ook vooraf wetenschap hadden van het systeem van de controleverslagen van [belastingadviseur] . Hoewel ook voor deze inleggers uit de bewijsmiddelen wel blijkt dat hen was medegedeeld dat hun inleg volgens het model zou worden belegd acht het hof deze ‘enkele leugen’ onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van oplichting van deze twee personen.
Dat geldt ook ten aanzien van de geldverstrekking door [benadeelde 8] en de eerste geldlening van [benadeelde 10] . Uit de door deze beide personen afgelegde verklaringen blijkt onvoldoende dat zij tot inleggen zijn bewogen door meer dan de enkele mededeling dat volgens het model zou worden belegd.
Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 4 primair ten laste gelegde oplichting voor wat betreft de beleggers [benadeelde 9] , [benadeelde 25] , [benadeelde 8] en [benadeelde 10] (1e inleg).

Verduistering (feit 4 subsidiair)

Bij de vier bovengenoemde personen waarvoor de verdachte voor oplichting is vrijgesproken ( [benadeelde 9] , [benadeelde 25] , [benadeelde 8] en [benadeelde 10] (1e inleg)), is het hof van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde verduistering wel bewezen kan worden verklaard. Vastgesteld kan worden dat de verdachte het geld rechtsgeldig, immers op grond van een leenovereenkomst, onder zich heeft gekregen. De gelden werden door hen ingelegd om te beleggen volgens het (vrij risicoloze) beleggingsmodel van de verdachte. De inleggers zouden daarvoor een vergoeding ontvangen van 3% per kwartaal.
De verdachte heeft echter zoals eerder vermeld met de inlegde gelden het door hem ontwikkelde beleggingsmodel vanaf de allereerste lening niet gevolgd en daarnaast ook een deel van de gelden aangewend voor andere doeleinden, zoals het kopen van een huis voor zijn dochter, het betalen van zijn hypotheek en overige privé bestedingen, en het betalen van rente aan de (andere) inleggers. Door aldus te handelen heeft de verdachte de ingelegde gelden zich wederrechtelijk toegeëigend en gelden verduisterd.

Verstrekken van valse stukken aan de Belastingdienst (feit 3)

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij twee door hem vervalste documenten (zijnde D-095 en D-097) heeft verstrekt aan de Belastingdienst.
De raadsman heeft, overeenkomstig zijn pleitnotities, ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit, omdat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte ontkent dat hij op 27 september 2012 beide documenten aan Van Keulen - ambtenaar bij de Belastingdienst - heeft verstrekt.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de documenten D-095 en D-097 door hem zijn vervalst. Hij ontkent evenwel dat hij deze documenten
zelfop 27 september 2012 op het kantoor van [M] aan Van Keulen van de Belastingdienst heeft verstrekt.
Van Keulen heeft op 29 oktober 2018 ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij telefonisch op 17 september (
het hof begrijpt bij data hierna: 2012) bij de verdachte een boekenonderzoek heeft aangekondigd en dit onderzoek heeft ingesteld op 27 september. Aanleiding voor het onderzoek was dat de Belastingdienst gegevens van de bank had ontvangen voor [bedrijf 4] die niet aansloten bij de banksaldi volgens de jaarstukken. In hetzelfde telefoongesprek met de verdachte heeft Van Keulen voor 27 september ook een onderzoek naar de inkomstenbelasting aangekondigd.
Zij heeft op 27 september op het kantoor van [M] gesproken met de verdachte en [M] , waarbij ook de administratie door haar is geraadpleegd. De verdachte voerde tijdens de bespreking overwegend het woord. Van Keulen heeft daarbij kopieën gevraagd van zowel D-095 als D-097. Deze documenten zijn haar tijdens het gesprek verstrekt door [M] , dan wel de verdachte, zoals volgt uit een door haar gemaakte aantekening op de in haar dossier aanwezige kopie. Niemand van de aanwezigen protesteerde dat Van Keulen de stukken kreeg. Voor zowel [M] als de verdachte was het expliciet duidelijk dat Van Keulen de stukken vroeg. Gedurende het onderzoek kwam aan het licht dat een deel van het stamrecht vervreemd was (nadat hierover tussen de verdachte en Van Keulen op kantoor van [M] is gesproken) en dat is niet toegestaan.
Ter terechtzitting in hoger beroep op 29 oktober 2018 heeft [M] verklaard dat hij op 25 september (
het hof begrijpt: 2012)een afspraak met Van Keulen op zijn kantoor had. De verdachte heeft volgens [M] zelf stukken meegenomen naar het gesprek met Van Keulen; dat waren twee mapjes. Het gesprek duurde een uur en een kwartier. De secretaresse van [M] was ook op kantoor. Van Keulen heeft alleen maar gekregen wat de verdachte meegenomen had. De verdachte zat er bij toen kopieën aan Van Keulen werden gegeven. De controle van Van Keulen zag op het stamrecht, dus op de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. Daar was ze volstrekt open in, aldus hetgeen [M] heeft verklaard.
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte op 27 september 2012 aanwezig was bij het gesprek met Van Keulen en [M] , dat de verdachte overwegend het woord voerde en dat hij niet heeft geprotesteerd toen Van Keulen de stukken D-095 en D-097 vroeg en kreeg, terwijl het voor de verdachte duidelijk was dat Van Keulen deze stukken vroeg en dat deze stukken aan haar werden verstrekt.
Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was de documenten voor raadpleging ter beschikking te stellen, deze in vervalste vorm voor dit doel ter beschikking heeft gesteld. De jaarstukken (D-097) alsmede het daarbij gevoegde bankafschrift (D-095) waren zowel van belang voor het door Van Keulen ingestelde onderzoek vennootschapsbelasting ( [bedrijf 4] als het gelijktijdig ingestelde onderzoek inkomstenbelasting (betreffende de verdachte zelf), onder meer vanwege het in de jaarstukken van de BV opgenomen (fiscaal gefacilieerde) stamrecht en het daar tegenover staande (gepretendeerde) banktegoed.
Ten overvloede merkt het hof op dat de vraag of de verdachte de stukken
zelffysiek aan Van Keulen heeft overhandigd (dan wel zag dat [M] en/of zijn secretaresse de stukken aan Van Keulen overhandigde) daarbij niet van belang is. Dat geldt ook voor de vraag of het de verdachte is geweest die D-095 en D-097 heeft meegenomen naar de bespreking of dat de stukken er al lagen. De verdachte wist dat hij die stukken had vervalst, dat ze bij het gesprek voorhanden waren, en dat Van Keulen erom vroeg en dat ze aldus aan de Belastingdienst ter beschikking werden gesteld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, in de periode van 16 mei 2011 tot en met 19 oktober 2011, te Zaandam, telkens geschriften, te weten:
( a) een financieel jaaroverzicht van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] over het jaar 2008 op naam van [verdachte] (D-001-28e), en
( b) een financieel jaaroverzicht van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] over het jaar 2009
op naam van [verdachte] (D-001-23d), en
( c) een financieel jaaroverzicht van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] over het jaar 2010
op naam van [verdachte] (D-001-23e), en
( d) een transactieoverzicht per 19 mei 2011 van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1]
op naam van [verdachte] (D-001-28g), en
( e) een afschrift met volgnummer 0432 (en bladnummer 0003) van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 2] op naam van [verdachte] en/of [partner] (D-001-33i), en
( f) [afdrukgegevens] gedateerd 27 mei 2011, (pagina 2 van 4) van ING (betaal)rekening [rekeningnummer 3]
op naam van [verdachte] (D-001-33k), en
( g) [afdrukgegevens] van ING Betaalrekening [rekeningnummer 3] op naam van [verdachte] over de periode
van 1 december 2010 tot en met 27 mei 2011 (D-001-33m), en
( h) een activiteitenoverzicht gedateerd 27 mei 2011 van [naam](rekening) [rekeningnummer 4]
op naam van [verdachte] (D-001-33a), en
( i) een afschrift gedateerd 18 januari 2011 van (bank) rekeningnummer [rekeningnummer 5] op naam van
[bedrijf 1] (D-124a),
telkens zijnde geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft hij in strijd met de waarheid
in de onder a en b en c genoemde geschriften doen voorkomen dat het beginsaldi en eindsaldi en (te ontvangen) rentebetalingen van de financiële overzichten van deze bankrekening hogere geldbedragen/saldi waren terwijl in werkelijkheid de begin- en eindsaldi en rentebedragen (veel) lager waren, en
in het onder d genoemde geschrift doen voorkomen dat het saldo (op die datum) 1.510.320,00 euro bedroeg en dat er een bedrag van 314.913,31 euro was overgeboekt van tegenrekening 151710376, terwijl in werkelijkheid niet een bedrag van 314.913,31 euro was overgeboekt (van tegenrekening 151710376) en dat het saldo op 19 mei 2011 een bedrag 50,57 euro bedroeg, en
in het onder e genoemde geschrift doen voorkomen dat er aan [betrokkene 1] een terugbetaling werd gedaan van 7.000 euro terwijl in werkelijkheid een bedrag van 495 euro aan [betrokkene 1] werd betaald (onder vermelding van afzuigkap), en
in de onder f en g genoemde geschriften doen voorkomen dat er aan [betrokkene 2] een bedrag van 24.000 euro en aan [benadeelde 1] / [partner] een bedrag van 380.000 euro en aan [benadeelde 23] een bedrag van 200.000 euro en aan [betrokkene 3] een bedrag van 100.000 euro overgeboekt terwijl in werkelijkheid geen en/of een (veel) lager bedrag is overgeboekt, en
in het onder h genoemde geschrift doen voorkomen dat het cash bedrag 666.427,80 euro bedroeg terwijl in werkelijkheid het op 27 mei geldende cash bedrag 266.427,80 euro bedroeg, en
in het onder i genoemde geschrift doen voorkomen dat het 'vorig' saldo 184.602,38 euro betrof en het 'nieuwe' saldo 184.334,68 euro betrof terwijl in werkelijkheid het 'vorig' saldo en/of het 'nieuwe' saldo vele malen lager betrof(fen) (te weten, slechts een paar duizend euro),
zulks telkens met het oogmerk die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij, in de periode van 31 augustus 2009 tot en met 19 oktober 2011, te Zaandam en te Amsterdam en te Oss, althans in Nederland, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste geschriften, te weten:
( a) een financieel jaaroverzicht van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] over het jaar 2008 op naam van [verdachte] (D-001-28e), en/of
( b) een financieel jaaroverzicht van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] over het jaar 2009 op naam van [verdachte] (D-001-23d), en/of
( c) een financieel jaaroverzicht van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] over het jaar 2010 op naam van [verdachte] (D-001-23e), en/of
( d) een transactieoverzicht per 19 mei 2011 van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 1] op naam van [verdachte] (D-001-28g), en/of
( e) een afschrift met volgnummer 0432 (en bladnummer 0003) van de Rabobank, rekening(nummer) [rekeningnummer 2] op naam van [verdachte] en/of J.W. Hazenbroek (D-001-33i), en/of
( f) [afdrukgegevens] gedateerd 27 mei 2011, (pagina 2 van 4) van ING (betaal)rekening [rekeningnummer 3] op naam van [verdachte] (D-001-33k), en/of
( g) [afdrukgegevens] van ING Betaalrekening [rekeningnummer 3] op naam van [verdachte] over de periode van 1 december 2010 tot en met 27 mei 2011 (D-001-33m), en/of
( h) een activiteitenoverzicht gedateerd 27 mei 2011 van [naam](rekening) [rekeningnummer 4] naam van [verdachte] (D-001-33a), en/of
( i) een afschrift gedateerd 18 januari 2011 van (bank) rekeningnummer [rekeningnummer 5] op naam van
[bedrijf 1] (D-124a), en/of
( j) een rekeningafschrift gedateerd van 4 juli 2009 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 6] op naam van [verdachte] (D-090a), en/of
( k) een rekeningafschrift gedateerd van 3 oktober 2009 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van [verdachte] (D-090b), en/of
( l) een rekeningafschrift gedateerd van 1 januari 2010 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van [verdachte] (D-090f), en/of
( m) een rekeningafschrift gedateerd van 2 april 2010 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van [verdachte] (D-090g), en/of
( n) een rekeningafschrift gedateerd van 2 oktober 2010 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van [verdachte] (D-090h), en/of
( o) een rekeningafschrift gedateerd van 4 januari 2011 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van [verdachte] (D-090i), en/of
( p) een activiteitenoverzicht gedateerd van 31 december 2010 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 8] op naam van [verdachte] (D-090j), en/of
( q) een activiteitenoverzicht gedateerd van 31 maart 2011 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 4] op naam van [verdachte] (D-090k), en/of
( r) een activiteitenoverzicht gedateerd van 31 maart 2011 van (bank)rekeningnummer [rekeningnummer 8] op naam van [verdachte] (D-090l),
telkens zijnde geschriften bestemd tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat de geschriften genoemd onder a en b en c en d en e en f en g en h, zijn verstrekt/ter beschikking zijn gesteld/ zijn ge-e-maild aan de Autoriteit Financiële Markten te Amsterdam en
het geschrift genoemd onder i en j en k en l en m en n en o en p en q en r, althans één of meer geschrift(en), is verstrekt/ter beschikking is gesteld/ is ge-e-maild aan belastingadviseur de heer [belastingadviseur] werkzaam bij [bedrijf 5] , en bestaande die valsheid daarin dat valselijk en in strijd met de waarheid
in de onder a en b en c genoemde geschriften telkens is vermeld dat de beginsaldi en eindsaldi en te ontvangen rentebetalingen van het/de financiële overzichten van deze bankrekening hogere geldbedragen/saldi waren terwijl in werkelijkheid de begin- en eindsaldi en rentebedragen (veel) lager waren, en
in het onder d genoemde geschrift is vermeld dat het saldo (op die datum) 1.510.320,00 euro bedroeg en dat er een bedrag van 314.913,31 euro was overgeboekt van tegenrekening 151710376 terwijl in werkelijkheid niet een bedrag van 314.913,31 euro was overgeboekt (van tegenrekening 151710376) en dat het saldo (op 19 mei 2011) een bedrag 50,57 euro bedroeg, en
in het onder e genoemde geschrift is vermeld dat er aan [betrokkene 1] een terugbetaling werd gedaan van 7.000,- terwijl in werkelijkheid een bedrag van 495,- euro aan [betrokkene 1] werd betaald (onder vermelding van afzuigkap), en
in de onder f en g genoemde geschriften telkens is vermeld dat er aan [betrokkene 2] een bedrag van 24.000,- en aan [benadeelde 1] / [partner] een bedrag van 380.000,- euro en aan [benadeelde 23] een bedrag van 200.000 en aan [betrokkene 3] een bedrag van 100.000,- euro is overgeboekt terwijl in werkelijkheid geen en/of een (veel) lager bedrag is overgeboekt, en
in het onder h genoemde geschrift is vermeld dat het cash bedrag 666.427,80 euro bedroeg terwijl in werkelijkheid het op 27 mei geldende cash bedrag 266.427,80 euro bedroeg, en
in het onder i genoemde geschrift is vermeld dat het 'vorig' saldo 184.602,38 betrof en/of het 'nieuwe' saldo 184.334,68 betrof terwijl in werkelijkheid het 'vorig' saldo en/of het 'nieuwe' saldo vele malen lager betrof(fen) (te weten, slechts een paar duizend euro)
in de onder j en k en l en m en n en o en p en q en r genoemde geschriften telkens is vermeld dat de beginsaldi en eindsaldi van de financiële overzichten van deze (beleggings)rekeningen hogere geldbedragen/saldi waren terwijl in werkelijkheid de begin- en eindsaldi (veel) lager waren;
3. primair
hij op omstreeks 27 september 2012 te Maasbree, als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken en/of bescheiden en/of (andere) gegevensdragers en/of de inhoud daarvan, opzettelijk deze in vervalste vorm voor dit doel ter beschikking heeft gesteld, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
immers heeft de verdachte een bankafschrift (D-095) en een balans per 31 december 2010 (D-097) beschikbaar gesteld voor raadpleging aan de Belastingdienst, terwijl de verdachte wist dat:
op het bankafschrift (D-095) valselijk en in strijd met de waarheid een te hoog beginsaldo en eindsaldo stond vermeld, en
op de balans per 31 december 2010 (D-097) valselijk en in strijd met de waarheid een te hoog bedrag aan liquide middelen en eigen vermogen stond vermeld,
en opzettelijk dat bankafschrift en die balans in vervalste vorm voor raadpleging beschikbaar gesteld;
4.
primair
hij op tijdstippen in de periode van 15 november 2008 tot en met 1 juni 2012 te Zaandam en/of elders
in Nederland en/of in Dublin (Ierland) en/of in Alaochra (Ierland), telkens met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels de hierna genoemde personen en/of andere personen één of meermalen heeft bewogen tot de (girale) afgifte van één of meerdere geldbedragen, in totaal ongeveer € 5.975.000,-, te weten:
[benadeelde 1] tot afgifte van:
300.000 euro op 13 februari 2009 (D-119) en
300.000 op of omstreeks 17 maart 2009 (D-001-16b) en
200.000 euro op of omstreeks 23 juni 2009 (D-001-16d) en
[benadeelde 2] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 juni 2012 en
[benadeelde 3] tot afgifte van:
100.000 euro op of omstreeks 1 april 2010 (D-001-16k) en
50.000 euro op of omstreeks 1 augustus 2011 (D-059) en
[benadeelde 4] tot afgifte van:
100.000 euro op of omstreeks 1 januari 2010 (D-001-16h) en
[benadeelde 5] tot afgifte van
100.000 euro op of omstreeks 1 januari 2010 (D-001-16i) en
300.000 euro op of omstreeks 1 februari 2012 (D-067/D-103) en
[benadeelde 6] tot afgifte van:
500.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 21 februari 2011 (D-075) en
500.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 april 2011 (D-076) en
100.000 althans enig geldbedrag op of omstreeks 5 april 2012 (D-077) en
[benadeelde 7] tot afgifte van:
75.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 11 april 2012 (een overeenkomst nr. 2012-
005/vordering benadeelde partij) en
[benadeelde 10] en/of [partner] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari 2012 (D-108) en
[benadeelde 11] tot afgifte van:
50.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2010 (D-001-16g) en
50.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 10 april 2010 (D-001-16n) en
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari 2012 (D-105) en
[benadeelde 13] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2010 (D-001-16t) en
150.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 11 november 2011 (D-035) en
[benadeelde 14] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2010 (D-069) en
[benadeelde 15] en/of [partner] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2010 (D-001-16s) en
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2011 (D-107) en
[benadeelde 16] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari 2010 (D-001-161) en
[benadeelde 17] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari 2012 (D-102) en
[benadeelde 19] tot afgifte van:
300.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari 2010 (D-001-16j) en
200.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2011 (D-104) en
[benadeelde 20] en/of [partner] tot afgifte van:
150.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 augustus 2011 (D-120) en
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 30 januari 2012 (D-121) en
[benadeelde 21] en/of [partner] tot afgifte van:
200.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 januari2011 (D-114) en
150.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 juli 2011 (D-115) en
250.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2011 (D-116) en
[benadeelde 23] tot afgifte van:
500.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 mei 2010 (D-001-16o) en
250.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1juli 2010 (D-001-l6p) en
[benadeelde 24] en/of [partner] tot afgifte van:
100.000 euro althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 oktober 2010 (D-001-16q)
immers heeft hij zich telkens met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid ten opzichte van bovengenoemde personen en/of andere personen voorgedaan als bonafide en/of deskundig en/of vertrouwenwekkend belegger bij welke gelegenheden hij heeft voorgewend dat:
- ontvangen gelden van de geldverstrekkers en/of beleggers zouden worden belegd en
- er belegd zou worden volgens het beleggingsmodel van verdachte en
- dat jaarlijks gegarandeerd een rendement van 12% wordt behaald en
- de behaalde rendement(en) ruimschoots toereikend waren, door controleverslag(en) te verstrekken van een belastingadviseur ( [bedrijf 5] ), waarin werd vermeld dat aan de aangegane (rente)verplichtingen van alle leenovereenkomsten kon worden voldaan en/of de inleg gegarandeerd was waardoor bovengenoemde personen en/of andere personen telkens werden bewogen tot de (girale) afgifte van bovengenoemd(e) geldbedrag(en):
4. subsidiair
hij op tijdstippen, gelegen in de periode van 1 juni 2008 tot en met 8 juni 2012 te Zaandam en/of elders in Nederland, telkens opzettelijk, grote geldbedragen geheel of ten dele toebehorende aan geldverstrekkers en/of [bedrijf 3] in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte, welke geldbedragen de verdachte anders dan door misdrijf, te weten als (bruik)lener onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Hetgeen onder 1, 2, 3 primair en 4 primair en subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, en als bijlage aan dit arrest zijn gehecht. Voor zover is verwezen naar geschriften, heeft het hof die enkel gebezigd in samenhang met de overige bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
Ingevolge de belastingwet verplicht zijnde bescheiden voor raadpleging beschikbaar te stellen, door deze voor dit doel opzettelijk in valse of vervalste vorm beschikbaar stellen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Het onder 4 primair bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
verduistering, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in onder 1, 2, 3 primair en 4 primair en subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg 1, 2, 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdediging pleit voor een geheel voorwaardelijke straf. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte leeft van zijn pensioen van € 2.700 per maand en dat als de verdachte weer kan deelnemen aan de arbeidsmarkt hij meer zou kunnen verdienen en zo de benadeelden meer kan terugbetalen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit doorkruizen.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de strafbare feiten de verdachte verminderd kunnen worden toegerekend. De verdachte lijdt volgens zijn behandelend psychiater, drs. K. Smit aan het syndroom van Asperger (hierna: Asperger) en heeft ten tijde van de delicten Efexor geslikt, hetgeen mogelijk (in combinatie) heeft kunnen leiden tot ontremmend gedrag. Volgens de raadsman is het plausibel dat de stoornis en/of het middel Efexor hebben bijdragen aan het plegen van strafbare feiten.
In verband met het door de verdachte gestelde gebruik van het medicijn Efexor wordt overwogen dat er geen concrete aanknopingspunten zijn dat zijn geestelijke gesteldheid zodanig door het slikken van dit middel is beïnvloed dat de feiten de verdachte verminderd kunnen worden toegerekend.
De behandelend psychiater, drs. K. Smit, schrijft in zijn e-mailbericht van 12 januari 2015, zoals door de raadsman in zijn pleitnota in hoger beroep is aangehaald, dat het verband tussen risicovol gedrag naar zijn mening niet is ‘uit te sluiten’ maar ‘weinig hard’ is. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft Smit verklaard dat bij het geneesmiddel Efexor in theorie een kans op ontremmende werking aanwezig is, maar dat hij dat bij de verdachte niet heeft geconstateerd. De verdachte was gedurende de tijd dat hij het geneesmiddel gebruikte nog niet bij Smit onder behandeling, maar op het moment dat de verdachte bij Smit in behandeling kwam en hij aangaf Efexor te gebruiken, heeft Smit geen manie of hypomanie geconstateerd.
Dat vindt bevestiging in de rapportage door dr. N. Duits (het rapport ‘Psychiatrisch onderzoek pro Justitia’ van 15 maart 2019) waarin Duits heeft geconstateerd dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte op enig moment in zijn leven een manische of hypomanische episode heeft doorgemaakt.
De door de verdediging geopperde mogelijkheid dat de verdachte (deels) tot zijn handelen is gekomen door het ontremmend effect van het gebruik van Efexor, vindt derhalve onvoldoende steun in de verklaring van Smit en zijn bovengenoemde emailbericht en evenmin in de rapportage van Duits.
Ten aanzien van de mogelijke invloed van Asperger op het handelen van de verdachte overweegt het hof als volgt.
Psychiater Smit, bij wie de verdachte een aantal jaren onder behandeling was, heeft Asperger gediagnosticeerd. Hij weet niet zeker of er een oorzakelijk verband is tussen Asperger en het handelen van de verdachte, maar acht wel ‘plausibel’ dat het de oorzaak ervan is dat de verdachte aan zijn model vasthield en het model wilde laten ‘triomferen’.
Uit eerder genoemd rapport van Duits (die anders dan Smit wel kennis heeft genomen van het strafdossier) blijkt dat bij de verdachte geen psychiatrische stoornis kan worden vastgesteld en er geen persoonlijkheidsstoornis is. Omdat er geen stoornis aanwezig is, kan er ook geen verband zijn met de tenlastegelegde feiten.
Het hof acht de onderbouwing door Smit voor het door hem vermoede verband (tussen Asperger en het handelen van de verdachte) niet voldoende overtuigend en overweegt daarbij dat Smit – anders dan Duits - geen kennis kunnen nemen van het strafdossier en zich daarmee alleen baseert op verklaringen van de verdachte die daarin - naar ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken - onvolledig is geweest. Zo wist Smit niet van de door de verdachte vervalste bankafschriften en verkeert hij in de veronderstelling dat de verdachte ontslag had genomen bij PGGM teneinde zijn model te beproeven, terwijl de verdachte bij PGGM (in feite) weg moest in verband met een conflict (het rapport ‘Psychiatrisch onderzoek pro Justitia’ van 15 maart 2019, p. 32). Daarnaast kan Smit niet goed verklaren waarom de verdachte volgens Smit hardnekkig vasthield aan zijn model en dat vanwege zijn stoornis niet kon loslaten, terwijl de verdachte ter zitting meermalen heeft verklaard dat hij zich juist eigenlijk nooit aan zijn eigen model heeft gehouden.
Bij die stand van zaken neemt het hof de conclusie van de deskundige Duits over en is van oordeel dat het bewezenverklaarde de verdachte volledig kan worden toegerekend. Het verweer wordt verworpen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende meer dan drie jaren schuldig gemaakt aan oplichting en verduistering. De verdachte meende een ingenieus beleggingsmodel te hebben ontwikkeld dat, onafhankelijk van het fluctueren van de beurskoersen, een hoog rendement zou opleveren. Echter, vanaf het moment dat hij met eigen en andermans geld belegde is het verliesgevend geweest en hield de verdachte zich niet aan zijn eigen model. De verdachte heeft vanaf het begin mensen die hem vertrouwden voorgelogen dat het door hem bedachte beleggingsmodel de voorgespiegelde resultaten afwierp en onderbouwde dat met door hem vervalste financiële overzichten, waardoor geldverstrekkers telkens weer opnieuw geld aan hem leenden. De door de verdachte vervalste financiële overzichten en afschriften werden gebruikt richting de Belastingdienst, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de geldverstrekkers.
Door de handelwijze van de verdachte is een groot aantal personen blijvend (financieel) geruïneerd, zoals ook blijkt uit de verklaringen van de benadeelden ter zitting. De gelden die de benadeelden beschikbaar stelden waren veelal bestemd voor hun oudedagsvoorziening of waren afkomstig van een erfenis. Sommige inleggers hebben hoogstens kans op een zeer beperkt herstel van hun financiën. Dit rekent het hof de verdachte zwaar aan.
Anders dan de verdediging ziet het hof geen enkele ruimte voor een ‘verwijt’ aan de slachtoffers, zij konden geen weet hebben van het door de verdachte vervalsen van stukken, hen treft geen enkel verwijt in deze. Ook kan enig ‘verwijt’ niet worden aangenomen op basis van het gegarandeerde (optimistische) rendement, enerzijds omdat dit moet worden bezien in die tijd en anderzijds omdat de verdachte nu juist voorwendde - door middel van de valse stukken - dat hij deze resultaten ook daadwerkelijk behaalde.
Gezien de ernst van de feiten, de hoogte van de financiële schade voor betrokkenen, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf en alleen een flinke onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf passend en geboden is.
Redelijke termijn
Met betrekking tot de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM overweegt het hof als volgt. Op 11 juni 2012 is de verdachte door de FIOD aangehouden en verhoord, waaruit de verdachte in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het openbaar ministerie een strafvervolging tegen hem zou instellen. Bij vonnis van 3 maart 2015 is de verdachte door de rechtbank te Noord-Holland veroordeeld. Op 3 maart 2015 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld, hetgeen leidt tot dit op 25 september 2019 uitgesproken arrest.
Het hof is, gelet op de hierboven beschreven gang van zaken, van oordeel dat de berechting zowel in eerste aanleg (bijna drie jaren), als in hoger beroep (meer dan vier jaren) niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM. Een deel van deze termijnoverschrijding valt te verklaren door de omvang van het onderzoek en de hoeveelheid getuigen die zijn gehoord. Het hof is van oordeel dat per saldo sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer drie jaren.
Het hof zou, alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking nemende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden hebben opgelegd. Gelet echter op het feit dat sprake is geweest van de hiervoor vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden.

Algemene overweging ten aanzien van de benadeelde partijen

Het hof gaat bij de toewijzing van de schade van de benadeelde partijen, evenals de advocaat-generaal, uit van de netto-bedragen op het overzicht dat de Stichting VAR heeft overgelegd, welke bedragen door de verdachte niet of althans onvoldoende zijn betwist. Dit overzicht vermeldt het bedrag van de inleg met als aftrekposten de ontvangen rente-uitkeringen en de van de Stichting VAR ontvangen bedragen.
Voor zover de benadeelde partijen meer hebben gevorderd acht het hof de vorderingen voor het meerdere zodanig complex dat de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof zal de benadeelde partijen voor dit deel van de vordering, niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partijen kunnen dit deel van hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 258.564,19. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij, althans de natuurlijke persoon [benadeelde 16] , heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 17]

De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding in hoger beroep ingediend. Deze bedraagt € 181.938,37. Aangezien deze partij geen vordering in eerste aanleg heeft ingediend, kan de vordering niet worden ontvangen in hoger beroep op grond van artikel 421 van het Wetboek van Strafvordering. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal evenwel de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed. Dat [benadeelde 17] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden is immers evident.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.085.020,46. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.075.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 200.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 830.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 800.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Bij email-bericht van 18 oktober 2018 heeft [benadeelde 1] zijn vordering beperkt tot € 371.000,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 200.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair en subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 100.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 13]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 95.300,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 94.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 15]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 200.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 18]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Onvoldoende is gebleken dat de door de natuurlijke persoon Hulsman gestelde schade door het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, nu de verdachte leenovereenkomsten is aangegaan met [benadeelde 19] . De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal evenwel ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van
[benadeelde 19]opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed. Dat [benadeelde 19] als gevolg van het onder 4 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte schade heeft geleden is immers evident.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 25]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.185.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 22]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 997.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de door de natuurlijke persoon Van Oss gestelde schade door het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt, nu de verdachte een leenovereenkomst is aangegaan met de rechtspersoon [benadeelde 22] Beheer B.V.. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel ten behoeven van
[benadeelde 22] Beheer B.V.opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Dat [benadeelde 22] Beheer B.V. als gevolg van het onder 4 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte schade heeft geleden is immers evident.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 20]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 240.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 505.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Voor zover het gevorderde schadebedrag betrekking heeft op een leenovereenkomst die is aangegaan door [benadeelde 5] , dient [benadeelde 4] niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Het hof zal ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel ten behoeven van
[benadeelde 5]opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 24]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 109.800,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 100.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 21]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 600.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 36f, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep met betrekking tot de vrijspraak van de onder 4 primair ten laste gelegde oplichting van [benadeelde 1] voor € 25.000 op 8 december 2008 en van [benadeelde 2] voor € 100.000 op 1 juli 2009.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4 primair en 4 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 69.548,00 (negenenzestigduizend vijfhonderdachtenveertig euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 16] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 69.548,00 (negenenzestigduizend vijfhonderdachtenveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan de betalingsverplichting hebben voldaan, deze in zoverre vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 17]
Verklaart [benadeelde 17] niet ontvankelijk in de ingediende vordering.
Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 17]
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 17] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 69.548,00 (negenenzestigduizend vijfhonderdachtenveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan de betalingsverplichting hebben voldaan, deze in zoverre vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 103.285,00 (honderddrieduizend tweehonderdvijfentachtig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 103.285,00 (honderddrieduizend tweehonderdvijfentachtig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 april 2010.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 782.627,00 (zevenhonderdtweeëntachtigduizend zeshonderdzevenentwintig euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 782.627,00 (zevenhonderdtweeëntachtigduizend zeshonderdzevenentwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
58 (achtenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 148.915,00 (honderdachtenveertigduizend negenhonderdvijftien euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9] , ter zake van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 148.915,00 (honderdachtenveertigduizend negenhonderdvijftien euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 8] ter zake van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 115.368,00 (honderdvijftienduizend driehonderdachtenzestig euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 8] , ter zake van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 115.368,00 (honderdvijftienduizend driehonderdachtenzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 346.000,00 (driehonderdeenenzesenveertigduizend euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 346.000,00 (driehonderdzesenveertigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] ter zake van het onder 4 primair en 4 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 141.142,00 (honderdeenenveertigduizend honderdtweeënveertig euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10] , ter zake van het onder 4 primair en 4 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 141.142,00 (honderdeenenveertigduizend honderdtweeënveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 11] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 64.639,00 (vierenzestigduizend zeshonderdnegenendertig euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 11] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 64.639,00 (vierenzestigduizend zeshonderdnegenendertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 13]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 13] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 191.970,00 (honderdeenennegentigduizend negenhonderdzeventig euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 13] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 191.970,00 (honderdeenennegentigduizend negenhonderdzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 14] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 76.912,00 (zesenzeventigduizend negenhonderdtwaalf euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 14] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 76.912,00 (zesenzeventigduizend negenhonderdtwaalf euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 15]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 15] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 144.005,00 (honderdvierenveertigduizend vijf euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 15] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 144.005,00 (honderdvierenveertigduizend vijf euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 18]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 18] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 19]
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 19] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 333.012,00 (driehonderddrieëndertigduizend twaalf euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan de betalingsverplichting hebben voldaan, deze in zoverre vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 25]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 25] ter zake van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 811.012,00 (achthonderdelfduizend twaalf euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 25] , ter zake van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 811.012,00 (achthonderdelfduizend twaalf euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 22]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 22] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 22] Beheer B.V.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 22] Beheer B.V., ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 476.609,00 (vierhonderdzesenzeventigduizend zeshonderdnegen euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan de betalingsverplichting hebben voldaan, deze in zoverre vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 20]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 20] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 205.505,00 (tweehonderdvijfduizend vijfhonderdvijf euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 20] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 205.505,00 (tweehonderdvijfduizend vijfhonderdvijf euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 72.002,60 (tweeënzeventigduizend twee euro en zestig cent) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 72.002,60 (tweeënzeventigduizend twee euro en zestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 5]
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 288.010,40 (tweehonderdachtentachtigduizend tien euro en veertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
19 (negentien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan de betalingsverplichting hebben voldaan, deze in zoverre vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 10.064,00 (tienduizend vierenzestig euro)ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 10.064,00 (tienduizend vierenzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke
van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 24]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 24] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 67.093,00 (zevenenzestigduizend drieënnegentig euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 24] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 67.093,00 (zevenenzestigduizend drieënnegentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 21]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 21] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 443.062,00 (vierhonderddrieënveertigduizend tweeënzestig euro) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 21] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 443.062,00 (vierhonderddrieënveertigduizend tweeënzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
33 (drieëndertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. S. Clement en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 september 2019.

Voetnoten