Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Verder verloop van het geding
2.Verdere beoordeling
In Januari heb je € 100.000,- beschikbaar gesteld aan Siloam, om deze te gebruiken t.b.v. de overname van de activa, merknaam Halsa en een deel van de aandelen van Sauna en Wellness Europe BV. Dit geld stelde je ter beschikking met de zekerheid dit terug te krijgen, in de lijn zoals de leenovereenkomst was opgesteld. De lijn die gevolgd zou worden betrof:
Ik ben oud-collega van de heer [appellant] . Ik heb korte tijd bij Siloam op de administratie gewerkt; (…) We werkten in een wat gehorig pand. (…) Ik kan mij herinneren dat er op kantoor een bespreking heeft plaatsgevonden waarbij aanwezig waren: [X] , [appellant] , [E] en [A] . Dat gesprek werd steeds heftiger. Ik kan mij niet precies herinneren wat er werd gezegd. [X] is weggegaan, waarna de discussie bleef doorgaan. De discussie verplaatste zich naar de overloop op de gang waardoor ik het gesprek nog beter kon horen. [E] en [appellant] hoorde ik zeggen: “ik begin er niet aan”. Op dat moment wist ik nog niet waar die opmerking betrekking op had. (…) [E] zei: “ik ga er niet aan beginnen”. Hij pakte zijn mobieltje, zette hem op de speaker en heeft [A] gebeld. Daarbij waren aanwezig: [appellant] , [E] , [C] , ik en misschien nog iemand.
Op 18 januari 2007 vond de overdracht plaats van Sauna Welness (…) Ongeveer een week daarvoor vond een overleg plaats waarbij [A] , [appellant] , [E] en [X] aanwezig waren. [A] drong, mede namens [X] , sterk aan op een privéstelling door [appellant] . (…) [X] is toen weggelopen en [A] heeft het gesprek voortgezet. Het werd een heftig gesprek waarbij [A] duidelijk aandrong op een privéstelling. Omdat anders [X] niet zou meedoen en de overname van Sauna Wellness niet zou plaatsvinden. (…) Naderhand heb ik gehoord dat hij wegliep omdat hij een privéstelling van [appellant] eiste.
(…) ik kan mij een gesprek herinneren waarbij de heer [E] de telefoon op de speaker zette en aan [A] vertelde dat [appellant] geen aansprakelijkheid voor de overname van Sauna Welness en de financiële injectie zou aanvaarden. Bij het telefoongesprek waren aanwezig: [appellant] , [F] , mijn vrouw, [E] die het gesprek voerde (…) In mijn herinnering is later nooit overeenstemming bereikt over een privéstelling. Het zou mij verbazen als [appellant] wel akkoord zou zijn gegaan met de privéstelling. (…)”
grosso modo” wel goed weergeeft, met dien verstande dat hij er niet mee had ingestemd dat zijn huis als zekerheid zou dienen. Om die reden, zo heeft [appellant] verklaard, is de conceptovereenkomst niet getekend. Daar komt bij dat [appellant] in zijn verklaring in het voorlopig getuigenverhoor heeft geëxpliciteerd op welk punt hij juist niet instemde met de conceptovereenkomst, te weten op het punt van de verlangde zekerheidsstelling. Hij wilde immers niet dat zijn huis als zekerheid zou dienen, zo heeft hij verklaard. Dat [appellant] de bedoeling heeft gehad zich te verbinden tot terugbetaling van de geldlening blijkt ook uit het memo van 14 november 2007 waarin [appellant] zelf heeft verklaard dat hij in privé zou kunnen worden aangesproken, na Siloam BV en Vivo-Biss BV. Dit wordt bevestigd door de verklaringen die [A] zowel in het voorlopig getuigenverhoor als in hoger beroep heeft afgelegd. [A] , destijds adviseur van [appellant] en opsteller van de conceptovereenkomst, heeft immers ook verklaard dat de conceptovereenkomst de gemaakte afspraken goed weergeeft, met uitzondering van het punt van de zekerheidsstelling. Ook de in het voorlopige getuigenverhoor afgelegde verklaring van [E] bevestigt dit. De beide getuigenverklaringen van [X] stroken eveneens met het voorafgaande; hij heeft eveneens verklaard dat de reden dat de conceptovereenkomst niet is getekend, was gelegen in het feit dat [X] Beheer een zekerheidsstelling verlangde.
grosso modogoed weergeeft en waarom hij tijdens het getuigenverhoor in hoger beroep in wezen wenste terug te komen van de verklaringen die hij eerder, tijdens het voorlopig getuigenverhoor, heeft afgelegd. Nu [appellant] deze tegenstrijdigheid in zijn verklaring in hoger beroep niet heeft opgehelderd, gaat het hof daaraan voorbij gelet op zijn eerdere getuigenverklaring, het memo van 14 november 2007 en de verklaringen van [E] , [A] en [X] .