ECLI:NL:GHAMS:2019:3388

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
23-003791-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling en veroordeling voor wapens, bedreiging en vernieling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, bedreiging van zijn zwangere ex-vriendin en vernieling van haar eigendommen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 april 2018 in Heerhugowaard een Browning en een Zoraki vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. Daarnaast heeft hij in de periode van 1 tot 17 april 2018 zijn ex-vriendin en haar familie bedreigd met de dood en heeft hij op 17 april 2018 een kastje vernield dat aan haar toebehoorde. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van de verdachte is gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof oordeelt dat de verdachte niet volledig moet worden herroepen vanwege zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een niet-aangeboren hersenletsel. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling gegrond verklaard, maar heeft besloten dat een deel van de vrijheidsstraf dat nog niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003791-18
datum uitspraak: 18 september 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-076621-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 april 2018 te Heerhugowaard een of meer vuurwapens van categorie III, te weten een Browning en/of een Zoraki, voorhanden heeft gehad en/of bij voornoemde wapens behorende munitie;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 17 april 2018 te Heerhugowaard en/of Noord Scharwoude, in elk geval in Noord Holland, [slachtoffer] (verdachtes zwangere ex-vriendin) en/of haar familie en/of zijn, verdachtes familie, meermalen telefonisch en/of via Whats app-berichten heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend meermalen de woorden toe te voegen "dat hij, verdachte, een bloedbad zou aanrichten" en/of "Ik vermoord jouw en mijn familie" en/of "Ik vermoord jou en jouw kind", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 17 april 2018 te Heerhugowaard opzettelijk en wederrechtelijk de deur van een kastje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt door hier tegen te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij omstreeks 18 april 2018 te Heerhugowaard vuurwapens van categorie III, te weten een Browning en een Zoraki, voorhanden heeft gehad en bij de wapens behorende munitie.
2.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 17 april 2018 te Heerhugowaard [slachtoffer] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door [slachtoffer] dreigend meermalen de woorden toe te voegen "Ik vermoord jou en jouw kind", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
hij op 17 april 2018 te Heerhugowaard opzettelijk en wederrechtelijk de deur van een kastje dat aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield door hier tegen te slaan.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het
onder 2bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het
onder 3bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk onder algemene en bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld.
De verdediging heeft verzocht een straf op te leggen die de ondergane voorlopige hechtenis niet overstijgt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van de vrouw die op dat moment zwanger was van zijn kind en aan de verdachte onderdak had geboden toen hij geen woning had. De verdachte heeft daarmee gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer teweeg gebracht. Bovendien heeft hij, door in de woning van het slachtoffer een kastje te vernielen, geen respect getoond voor haar eigendommen.
Veel zwaarder voor de straftoemeting weegt echter dat de verdachte twee wapens en daarbij passende munitie voorhanden heeft gehad. Het voorhanden hebben van vuurwapens met munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het hof houdt ten slotte ten nadele van de verdachte rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 augustus 2019, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld tot een langdurige vrijheidsbenemende straf, waar hij kennelijk geen lering uit heeft getrokken met betrekking tot het gevaar van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie.
In beginsel acht het hof een flinke onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Mede in verband met de gevolgen van de hierna te geven beslissing met betrekking tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling zal het hof hiervan een gedeelte in voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan bijzondere voorwaarden verbinden. Het voorwaardelijke gedeelte heeft te gelden als stok achter de deur of steun in de rug.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstellingzaaknummer: 99-000837-31(hierna: v.i.)
De veroordeelde is bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Holland van 20 februari 2014 onder parketnummer 15-703150-13 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden met aftrek van het voorarrest. Deze uitspraak is onherroepelijk. De veroordeelde is krachtens een besluit van 23 november 2016 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder algemene en bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft op 20 april 2018 een vordering tot herroeping van de v.i. ingediend bij de rechtbank Amsterdam. Deze vordering strekt tot de gehele herroeping (669 dagen) van de v.i. in verband met de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd de proeftijd van de v.i. te verlengen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, met name een onbehandelde niet aangeboren hersenafwijking.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen, omdat een (volledige) herroeping van de v.i. niet opportuun is, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval. In dat verband heeft hij onder meer gewezen op de positieve ontwikkeling die de verdachte heeft doorgemaakt, waaronder de omstandigheden dat hij een baan en daarmee structuur en financiële zekerheid heeft alsmede dat hij thans open staat voor behandeling en het advies van de reclassering dat een herroeping van de v.i. niet wenselijk wordt geacht.
Oordeel van het hof
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten begaan, terwijl de aan de v.i. verbonden proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot herroeping van de v.i. is derhalve gegrond, waarna het hof op grond van het bepaalde in artikel 15j, eerste lid, Sr kan gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de v.i. niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel of gedeeltelijk moet worden ondergaan.
Voor de effectiviteit van de regeling van de v.i. is van belang dat aan het door een veroordeelde overtreden van de aan hem gestelde voorwaarden strenge gevolgen worden verbonden. Aan de hand van de omstandigheden van het geval zal moeten worden bepaald welke reactie op de overtreding van de voorwaarden passend en geboden is. Uitgangspunt is dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de v.i. niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel dient te worden ondergaan, tenzij de ernst van het feit dat tot de vordering tot herroeping heeft geleid dat disproportioneel zou doen zijn of bijzondere omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden zijn op grond waarvan van dit uitgangspunt dient te worden afgeweken.
De veroordeelde is voorwaardelijk in vrijheid gesteld na de veroordeling ter zake van een gewapende woningoverval, waarbij hij de beschikking had over een vuurwapen of daarop gelijkend voorwerp. Het thans bewezenverklaarde feit onder 1 betreft het voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie. Daarnaast heeft de veroordeelde de algemene voorwaarden overtreden door zich eveneens schuldig te maken aan vernieling en bedreiging. De veroordeelde wist ten tijde van het verkrijgen van de vuurwapens en de munitie wat hem boven het hoofd hing, maar heeft deze desondanks toch voorhanden gehad. Gesteld noch gebleken is, dat of op welke wijze dit feit gerelateerd is aan zijn niet aangeboren hersenletsel.
Namens de veroordeelde is aangevoerd dat hij in aanmerking komt voor een behandeling voor zijn hersenletsel en dat de herroeping van de v.i. deze behandeling in de weg zal staan. Ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte zichzelf momenteel niet in staat acht de behandeling te starten, omdat hij nog geen zelfstandige woonruimte heeft. Dat de behandeling tot op heden niet van de grond is gekomen, is aldus te wijten aan een voorwaarde die de verdachte zelf heeft gesteld.
Het hof heeft voorts kennis genomen van het advies van de reclassering van 27 mei 2019, opgesteld in het kader van een voorgenomen opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. In dit rapport wordt vermeld dat het noodzakelijk is de veroordeelde in het kader van het reclasseringstoezicht te begeleiden en behandelen ten aanzien van zijn psychische problematiek. Daarnaast is meegewogen het e‑mailbericht van reclasseringswerker [naam] van 2 september 2019, die melding maakt van een plan van aanpak met betrekking tot de veroordeelde, waarbij hij zal worden ondersteund bij het verkrijgen van een woning, de behandeling zal worden voortgezet en afspraken met gezinsbescherming zullen worden gemonitord. Aangegeven wordt dat een mogelijke (lange) detentie het plan van aanpak zal doorkruisen.
Gezien deze adviezen is het hof ervan overtuigd dat de veroordeelde en de maatschappij er belang bij hebben dat hij door de reclassering wordt begeleid bij zijn terugkeer in de maatschappij en wordt behandeld voor zijn psychische problematiek. De bijzondere persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde geven aanleiding om niet de volledige v.i. te herroepen.
Anders dan de advocaat-generaal en de verdediging is het hof echter van oordeel dat deze specifieke overtredingen van de voorwaarden die aan de v.i. waren verbonden niet slechts kunnen worden gevolgd door een verlenging van de proeftijd. Dat strookt immers niet met de ernst van de gepleegde feiten en evenmin met het karakter van de v.i., die de veroordeelde immers aanleiding moet geven om extra op zijn tellen te passen en beslist geen soortgelijke feiten te plegen als die waarvoor hij tot een (in dit geval langdurige) gevangenisstraf is veroordeeld. Waar de rechtbank tot een herroeping van 180 dagen van de v.i. kwam, is het hof van oordeel dat die termijn onvoldoende recht doet aan de ernst van de overtreding van de voorwaarden in relatie tot de totale duur van de v.i..
Gelet op het voorgaande en met name gelet op het andersluidende standpunt van de advocaat-generaal op dit onderdeel, zal het hof de vordering
gedeeltelijktoewijzen en gelasten dat een deel van het resterende gedeelte, groot 365 dagen, van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van v.i. niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan.

BESLAG

De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn tot het begaan van het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde vervaardigd of bestemd. Deze zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
  • 1 STK Wapen (879204);
  • 1 STK Magazijn/houder (879205);
  • 12 STK Munitie (888701).

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat hij:
  • zich binnen drie werkdagen meldt bij de Jeugdbescherming en Reclassering Leger des Heils op het adres [adres 2] en zich daar blijft melden zo frequent en zo lang die instantie dit noodzakelijk acht, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens die instelling zullen worden gegeven. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
  • zich (ambulant) laat behandelen door GGZ Noord-Holland Noord of een of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Geeft de Reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Wapen (879204);
  • 1 STK Magazijn/houder (879205);
  • 12 STK Munitie (888701).
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toe en gelast dat het gedeelte van de bij het vonnis van rechtbank Noord-Holland van 20 februari 2014 onder parketnummer
15-703150-13 opgelegde vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk te weten
365 dagen, wordt ondergaan.
Wijst de vordering voor het overige af.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. W.M.C. Tilleman en mr. S. Clement, in tegenwoordigheid van
mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 september 2019.
mr. S. Clement is buiten staat dit arrest mede ondertekenen.