Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn drie jonge kinderen. De vader, verzoeker in principaal hoger beroep, had verzocht om een zorgregeling vast te leggen, terwijl de moeder, verzoekster in incidenteel hoger beroep, vroeg om de vader het recht op omgang te ontzeggen voor een periode van drie jaar. De rechtbank had eerder de zorgregeling van de vader afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
De ouders zijn gescheiden en hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen. De moeder heeft ernstige zorgen geuit over de omgang van de vader met de kinderen, onder andere vanwege incidenten waarbij de kinderen blauwe plekken vertoonden na omgangsmomenten. De vader heeft in zijn verweer aangegeven dat hij bereid is om samen te werken aan een zorgregeling en dat hij zich wil laten begeleiden in zijn omgang met de kinderen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat de vader, ondanks meerdere kansen, niet betrouwbaar is gebleken in zijn omgang met de kinderen. De kinderen zijn nog jong en kennen hun vader nauwelijks. Het hof oordeelt dat het ontzeggen van het recht op omgang voor een periode van drie jaar in het belang van de kinderen is, omdat omgang met de vader op dit moment als schadelijk wordt beschouwd. De verzoeken van de vader worden afgewezen, terwijl het verzoek van de moeder wordt toegewezen.