ECLI:NL:GHAMS:2019:3351
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en verwijzing in hoger beroep inzake overeenkomst tot overname van pand en onderneming
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of er een overeenkomst is gesloten tussen de appellant en de geïntimeerde met betrekking tot de overname van de helft van een pand en de helft van een onderneming, een wasserette. Het hof heeft vastgesteld dat er op 5 september 2013 een overeenkomst tot stand is gekomen, waarbij de geïntimeerde de appellant in de positie zou brengen van de voormalige partner in de vennootschap onder firma (vof) 'Elan Wash-o-matic'. Na getuigenbewijslevering heeft het hof geoordeeld dat de appellant in zijn bewijsopdracht is geslaagd en dat de bewezenverklaarde overeenkomst geen vof-overeenkomst is. De vorderingen van de appellant tot medewerking aan de effectuering van de overeenkomst zijn toewijsbaar verklaard.
Het hof heeft in eerdere arresten, waaronder ECLI:NL:GHAMS:2017:144 en ECLI:NL:GHAMS:2018:4022, reeds oordelen gegeven die relevant zijn voor deze zaak. De geïntimeerde heeft geprobeerd het hof te overtuigen om terug te komen op eerdere oordelen, maar het hof heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De appellant heeft voldoende bewijs geleverd dat de overeenkomst daadwerkelijk is gesloten en dat de geïntimeerde verplicht is om mee te werken aan de uitvoering ervan. Het hof heeft de geïntimeerde veroordeeld tot het verrichten van noodzakelijke handelingen om de overeenkomst te effectueren, met inachtneming van de voorwaarden die in het arrest zijn gesteld.