ECLI:NL:GHAMS:2019:3343
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verduistering wegens onvoldoende bewijs van gepleegde verduistering te Schiphol
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van verduistering van een invalideparkeerkaart, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in eerste aanleg, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 augustus 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als een subsidiair verwijt van verduistering. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor de primair tenlastegelegde diefstal en dat de verduistering niet kan worden bewezen, omdat niet is aangetoond dat deze te Schiphol heeft plaatsgevonden. De verdachte was op 25 maart 2018 in het bezit van de invalidenkaart, maar het hof kon niet uitsluiten dat de wederrechtelijke toe-eigening op een eerdere datum en op een andere locatie heeft plaatsgevonden.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor een veroordeling in strafzaken.