ECLI:NL:GHAMS:2019:334

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
11 februari 2019
Zaaknummer
23-004168-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in kansspelenzaak wegens onvoldoende bewijs van gelegenheid tot gokken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1971, was uitbater van een koffiehuis waar hij beschuldigd werd van het geven van gelegenheid tot deelname aan kansspelen zonder vergunning, in strijd met artikel 1 sub a van de Wet op de Kansspelen. De tenlastelegging betrof het aanbieden van een computer met toegang tot een Duitse gokwebsite in zijn café, waar klanten zouden kunnen gokken op sportwedstrijden. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn getuigen gehoord, maar hun verklaringen waren inconsistent en onvoldoende betrouwbaar om als bewijs te dienen. Het hof concludeerde dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk gelegenheid had gegeven tot gokken. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis van de politierechter te bevestigen en de verdachte te veroordelen tot een taakstraf, maar het hof kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004168-16
datum uitspraak: 24 januari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-151003-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 februari 2018 en 10 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 7 september 2012 tot en met 9 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) in café-bar [naam] (gevestigd op de [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan (personen uit) het publiek om door middel van het/een (kans)spel (op de website(s)) [website] , in elk geval enig (kans)spel, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaar geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor (telkens) geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis van de politierechter te bevestigen en de verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.

Vrijspraak

De verdachte was uitbater van het koffiehuis [naam] . In het koffiehuis stonden twee gokkasten waarvoor de verdachte een exploitatievergunning had. Ook stond in de zaak een computer. Ten tijde van de inval door de politie op 9 september 2015 was op de computer een Duitse website [website] geopend. Via die site kan worden gegokt op de uitslagen van sportwedstrijden, waaronder voetbalwedstrijden.
De tenlastelegging stelt de vraag aan de orde, kort gezegd, of de verdachte aan zijn klanten gelegenheid heeft gegeven door middel van een kansspel mee te dingen naar prijzen. Anders gezegd: heeft de verdachte gelegenheid gegeven tot gokken? Gelet op de verwijzing naar de website die ten tijde van de inval op de computer openstond en ook overigens tegen de achtergrond van het dossier, is in de tenlastelegging kennelijk bedoeld: met behulp van de in het café aanwezige computer. Daarbij verdient opmerking dat de tenlastelegging is toegesneden op artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet op de kansspelen (WOK) en dat deze er kennelijk van uitgaat dat de computer niet is ingericht als of gelijk is te stellen met een speelautomaat, waarop titel Va van de WOK van toepassing is (vgl. HR 16 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM3630).
Bij de beoordeling van die vraag moet worden vooropgesteld dat in beginsel met elke computer die is verbonden met internet toegang kan worden verkregen tot websites waarop een kansspel kan worden gespeeld. Dit geldt ook voor moderne mobiele telefoons (smartphones), die via een wifiverbinding of via de dataverbinding van hun provider toegang hebben tot internet. Naar de letter van de wet zou artikel 1 WOK dus ook betrekking hebben op het ter beschikking stellen van een computer met internettoegang of zelfs het ter beschikking stellen van een wifi- of andere dataverbinding. Daarmee zouden in het huidige tijdsgewricht heel veel bedrijven en instellingen onder het bereik van de strafbepaling kunnen worden gebracht.
De wetsgeschiedenis geeft hieromtrent geen duidelijkheid, maar een zo ruim bereik van artikel 1, aanhef en onder a, WOK kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest. Om in deze zaak tot een bewezenverklaring te kunnen komen zullen, naast het beschikbaar stellen van de computer met internettoegang, andere feiten en omstandigheden moeten komen vast te staan, die dwingen tot de conclusie dat de verdachte gelegenheid heeft gegeven tot gokken, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, WOK.
De op 9 september 2015 aangetroffen klanten zijn allen ten tijde van de inval gehoord. Van de 26 gehoorde getuigen heeft het merendeel verklaard dat er niet werd gegokt in het koffiehuis. De getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] hebben bij de politie wel verklaard dat er werd gegokt. Nog daargelaten dat de getuige [getuige 2] bij de politie zonder tolk is gehoord, terwijl uit het proces-verbaal van het verhoor bij de raadsheer-commissaris volgt dat de getuige de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en dat daarom het verhoor plaatsvond met bijstand van een tolk, en dat de verklaring van de getuige [getuige 3] niet door de getuige en niet door de verbalisant is ondertekend, blijkt uit de verklaringen niet precies wat onder “gokken” wordt verstaan en hoe het “gokken” in zijn werk ging. De getuige [getuige 1] heeft enerzijds verklaard dat de computer werd gebruikt om op voetbal te gokken maar anderzijds op de vraag of er weleens wordt gegokt in [naam] , geantwoord dat er automaten zijn. Hij doelt daarmee kennelijk op de gokkasten waarvoor een exploitatievergunning bestond. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat er wordt gegokt in [naam] op voetbal maar heeft daarbij niets over de computer gezegd. Ook de verklaring van [getuige 2] geeft onvoldoende duidelijkheid. Volgens hem wordt er alleen op voetbal gegokt. Hij verklaarde ook dat hij niet weet wat er met de computer gebeurt.
[getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] zijn in hoger beroep gehoord door de raadsheer-commissaris. De getuigen hebben bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij niet weten of er werd gegokt bij [naam] dan wel dat er niet werd gegokt. De getuige [getuige 1] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij op 9 september 2015 niet aanwezig was in het koffiehuis en dat hij ook geen verklaring heeft afgelegd bij de politie. Het hof constateert in dat kader dat de handtekening op het paspoort (afgegeven in 2011) van de getuige niet overeenkomt met de handtekening op de verklaring die hij bij de politie zou hebben afgelegd.
Al met al en mede in onderling verband beschouwd zijn de getuigenverklaringen onvoldoende betrouwbaar om als bewijs voor het ten laste gelegde te kunnen dienen.
Naast de computer lag een kladblok met daarop notities die volgens de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] betrekking hebben op het gokken op uitslagen van voetbalwedstrijden. In het proces-verbaal van bevindingen van 14 oktober 2015 (proces-verbaalnummer 2015101247, p. 99-100) is evenwel opgemerkt dat de op de notities genoteerde nummers opeenvolgend zijn, waardoor deze niet te koppelen zijn aan gespeelde wedstrijden. Soortgelijke notities zijn aangetroffen bij de fouillering van de medeverdachte [medeverdachte] , die ook een enveloppe met € 1.300,- bij zich droeg. Hoewel dit een en ander vragen oproept, is het onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Nu het ten laste gelegde niet is bewezen zal de verdachte daarvan worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 januari 2019.
[…]