ECLI:NL:GHAMS:2019:3310

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
23-001113-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging met stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1972, was aangeklaagd voor belaging van twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in de periode van 10 juli 2015 tot en met 27 oktober 2016. De tenlastelegging omvatte het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers door onder andere het versturen van meerdere e-mails per dag en het aanmaken van verschillende social media-accounts. De verdachte had herhaaldelijk verzoeken van de slachtoffers genegeerd om te stoppen met het versturen van berichten.

Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van stelselmatige inbreuk en dat het opzet ontbrak, maar het hof verwierp deze argumenten. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001113-18
datum uitspraak: 9 juli 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-116271-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 juli 2015 tot en met 27 oktober 2016 te Jisp en/of Wormer, gemeente Wormerland, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], door:
  • 10-80, althans meerdere mails per dag gericht aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te sturen (vanaf het mailadres [e-mailadres]) en/of
  • meerdere malen een Facebook account aan te maken (op zijn eigen naam en/of een andere naam en/of met een profielfoto van die [slachtoffer 1] en/of andere profielfoto's en/of omslagfoto's met oa de tekst 'I love you so much!' en/of 'I seriously can't stop thinking about you'), althans via social media meerdere accounts aan te maken en/of
  • een roos met een kaart met de tekst 'Past vast nog wel op je bureau' en/of 'Ik hou van jou' naar het werk van die [slachtoffer 2] te sturen en/of
  • twee onthoofde hazen op de mat van de achterdeur van die [slachtoffer 1] te leggen en/of
  • een of meer dode vogels voor de achterdeur van die [slachtoffer 2] te leggen
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bespreking van een bewijsverweer

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken op de grond dat (i) geen sprake is van een stelselmatige inbreuk omdat de e-mails van de verdachte in de
spamboxvan de aangeefster [slachtoffer 1] terecht zijn gekomen, zodat alleen op het moment van openen van die
spamboxsprake was van een éénmalige inbreuk, en (ii) dat het opzet van de verdachte op het tenlastegelegde ontbreekt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de periode van 10 juli 2015 tot en met 27 oktober 2016 vele e-mails, soms een groot aantal op één dag, aan de aangeefster [slachtoffer 1] – en later aan haar dochter, aangeefster [slachtoffer 2] – stuurde. [slachtoffer 1] gaf na enige tijd te kennen dat zij de berichten van de verdachte niet langer wilde ontvangen. De verdachte gaf geen gehoor aan de verzoeken en bleef [slachtoffer 1] en haar dochter mailen. [slachtoffer 1] heeft hem wederom verzocht de stroom aan berichten van hem te staken, maar de verdachte deed dit niet. Daarop heeft [slachtoffer 1] de instellingen in haar mailbox gewijzigd en ervoor heeft gezorgd dat de berichten van de verdachte in haar
spamboxterecht zouden komen.
Ad (i) De opvatting dat een in art. 285b Sr omschreven gedraging uitsluitend dan als inbreuk makend op de persoonlijke levenssfeer van een ander kan worden aangemerkt indien die ander ten tijde van die gedraging met die gedraging bekend was en dus niet indien deze nadien op de hoogte is gekomen van die gedraging, vindt geen steun in het recht (vgl. HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095). Bovendien kan de inbreuk die de verdachte op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] heeft gemaakt met de grote hoeveelheid ongewenste e-mails die hij aan haar heeft gestuurd vóórdat deze in de
spamboxterecht kwamen, en met zijn overige handelingen zoals bewezenverklaard, reeds als stelselmatig worden gekwalificeerd.
Ad (ii) Voorts is het hof, gelet op de veelheid, de aard en de inhoud van de berichten en overige handelingen van de verdachte en op de niet mis te verstane wijze waarop hem te kennen is gegeven daarmee te stoppen, van oordeel dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de belaging van de aangeefsters. Het hof acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de bewezenverklaarde periode heeft belaagd. Hetgeen door de raadsman voor het overige is aangevoerd, maakt het oordeel van het hof niet anders.
Het verweer wordt in beide onderdelen verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 10 juli 2015 tot en met 27 oktober 2016 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], door:
  • meerdere mails per dag gericht aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te sturen (vanaf het mailadres [e-mailadres]) en
  • meerdere malen een Facebook account aan te maken op zijn eigen naam met een profielfoto van [slachtoffer 1] en met een andere profielfoto en omslagfoto's met de tekst 'I love you so much!' en 'I seriously can't stop thinking about you' en
  • een roos met een kaart met de tekst 'Past vast nog wel op je bureau' en 'Ik hou van jou' naar het werk van [slachtoffer 2] te sturen;
met het oogmerk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Belaging, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat dit strafbare feit hem vanwege een hypomane stoornis niet kan worden toegerekend.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de verdachte in het voorjaar van 2017 psychische problemen had die mogelijk ook al een rol speelden ten tijde van het bewezenverklaarde. In maart 2017 is de verdachte met een rechtelijke machtiging opgenomen is geweest. Echter, aan het opmaken van de Pro Justitia rapporten van 12 en 15 januari 2018 heeft de verdachte niet willen meewerken, waardoor een eventuele diagnose niet kon worden gesteld. Een en ander brengt mee dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan terwijl dit hem vanwege een stoornis niet kan worden toegerekend, nu niet is komen vast te staan dat de verdachte ten tijde van de belaging leed aan een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het hof is dan ook van oordeel dat het bewezenverklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend.
Ook overigens is geen andere omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte slechts is doorgeschoten in het zenden van berichten en dat deze berichten een positieve inhoud hadden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van 15 maanden schuldig gemaakt aan belaging. Hij heeft een moeder en haar dochter lastiggevallen door tegen hun uitdrukkelijke wens in, vele e-mails te sturen en door een van hen via Facebook lastig te vallen. Hij heeft zodoende ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Feiten als het onderhavige worden door slachtoffers doorgaans bovendien als beangstigend en bedreigend ervaren.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 juni 2019 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof stelt voorop dat het in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, geen enkele aanleiding vindt artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt, mede in het licht van de straffen die rechters aan
first offendersbij belaging plegen op te leggen, in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof zal evenwel, rekening houdend met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Deze voorwaardelijke straf dient voorts de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Daarnaast zal het hof, conform de vordering van de advocaat-generaal, een taakstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. H.A. van Eijk en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 juli 2019.