ECLI:NL:GHAMS:2019:3302

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
23-002582-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake woninginbraken en diefstal met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 juli 2018. De verdachte, geboren in 1997, was beschuldigd van meerdere woninginbraken en diefstallen, gepleegd in de periode van april 2017 tot en met december 2017. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van sieraden, computers en andere waardevolle goederen uit verschillende woningen in Amsterdam en Brielle. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 13 juni 2019 en het onderzoek in eerste aanleg. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld voor zijn daden. Het hof heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, de verdachte is wel schuldig bevonden aan de andere tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact op de slachtoffers zijn zwaarwegende factoren in de strafoplegging. Daarnaast is er aandacht voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. Het hof heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5]. De vordering van [slachtoffer 5] is echter niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan onderbouwing.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002582-18
datum uitspraak: 27 juni 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 juli 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-680276-17 en 16-078954-16 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
BRP-adres: [adres 1],
postadres: [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 21 april 2017 tot en met 22 april 2017 omstreeks 00.05 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan/bij de [adres 3]), alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), heeft weggenomen 12, althans een of meer ringen en/of vijf, althans een of meer armbanden en/of 3 kettingen en/of 4 oorsieraden en/of 3 horloges en/of een geldbedrag (van ongeveer 53000,- euro) en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voorwerp(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een deur van en/of een kluis in voornoemde woning;
2.
hij op of omstreeks 27 mei 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning, gelegen aan/bij het [adres 4])) heeft weggenomen drie, althans een of meer computers en/of twee, althans een of meer paspoorten en/of een credit-card en/of twee, althans een of meer E-readers en/of een geldbedrag (van ongeveer 30,- euro), in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voorwerp(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een deur van voornoemde woning;
3.
hij op of omstreeks 27 mei 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning, gelegen aan/bij het [adres 5])) heeft weggenomen een computer en/of een Ipad en/of twee horloges (merk Rolex) en/of 6, althans een of meer ringen en/of een armband en/of een paar oorbellen en/of drie (Chanel) tassen en/of autosleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voorwerp(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een deur van voornoemde woning;
4. primair
hij op of omstreeks 22 oktober 2017 te Brielle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (vanaf een terrein van een bedrijf, gelegen aan/bij de [adres 6]) heeft weggenomen een groot hoeveelheid klapkratten [(ongeveer] 570 zwarte klapkratten en/of 1045 blauwe klapkratten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [bedrijf]. en/of [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat terrein heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen klapkratten onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een schakelkast van een toegangshek van voornoemd terrein;
4. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 2017 tot en met 22 oktober 2017 te Amsterdam en/of te Weesp en/of te Hilversum en/of te Brielle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten gekwalificeerde diefstal in vereniging door middel van braak en/of verbreking gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat (zoals omschreven in artikel 311 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een vervoermiddel ((huur)bussen, kenteken [kenteken 1]) en/of voorwerpen en/of informatiedragers (te weten een of meer mobiele telefoons en/of gereedschap) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
5.
hij in of omstreeks de periode van 9 december 2017 tot en met 10 december 2017 te Amsterdam en/of te Weesp en/of te Hilversum en/of te Brielle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten gekwalificeerde diefstal in vereniging door middel van braak en/of verbreking gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat (zoals omschreven in artikel 311 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht), opzettelijk twee, althans een of meer vervoermiddelen ((huur)bus(sen)) (gekentekend [kenteken 2] en/of [kenteken 3]) en/of voorwerpen en/of informatiedragers (te weten een of meer telefoons en/of gereedschap) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 4 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 21 april 2017 tot en met 22 april 2017 omstreeks 00.05 uur te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan/bij de [adres 3]), alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, heeft weggenomen 12 ringen en vijf armbanden en 3 kettingen en 4 oorsieraden en 3 horloges en een geldbedrag van € 53.000,00 en sleutels, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en zijn mededader, waarbij hij, verdachte en zijn mededader zich de toegang tot die woning hebben verschaft en die weg te nemen voorwerpen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een deur en verbreking van een kluis in voornoemde woning;
2.
hij op 27 mei 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan het [adres 4]), heeft weggenomen drie computers en twee paspoorten en een credit-card en twee E-readers en een geldbedrag van € 30,00, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], waarbij hij, verdachte en zijn mededader zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak op een deur van voornoemde woning;
3.
hij op 27 mei 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan het [adres 5]), heeft weggenomen een computer en een Ipad en 2 horloges (merk Rolex) en 6 ringen en een armband en een paar oorbellen en 3 (Chanel-) tassen en autosleutels, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], waarbij hij, verdachte en zijn mededader zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak op een deur van voornoemde woning;
4. subsidiair
hij in de periode van 20 oktober 2017 tot en met 22 oktober 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van een diefstal in vereniging door middel van braak en/of verbreking gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat, opzettelijk een vervoermiddel (bus), kenteken [kenteken 1], bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
5.
hij in de periode van 9 december 2017 tot en met 10 december 2017 te Amsterdam en/of te Weesp en/of te Hilversum en/of te Brielle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf, te weten diefstal in vereniging door middel van braak en/of verbreking gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat, opzettelijk twee vervoermiddelen (bussen), gekentekend [kenteken 2] en [kenteken 3], bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde levert geen strafbaar feit op. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Ingevolge artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht is alleen strafbaar de voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. Voor gekwalificeerde diefstal, strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht geldt een maximale gevangenisstraf van zes jaren. Alleen als sprake is van de onder sub 3⁰ genoemde “diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning of op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt” die vergezeld gaat met onder sub 4⁰ genoemde omstandigheid dat de diefstal wordt gepleegd “door twee of meer verenigde personen” of de onder sub 5⁰ genoemde omstandigheid dat “de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum”, kan een gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren worden opgelegd.
Tenlastegelegd en bewezenverklaard is voorbereiding van diefstal onder de sub 4⁰ en 5⁰ genoemde omstandigheden “gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat.” Het bestanddeel dat die diefstal wordt gepleegd “door iemand die zich daar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt” zoals ook genoemd in artikel 311 lid 1 sub 3⁰ van het Wetboek van Strafrecht, ontbreekt echter in de tenlastelegging. Dit brengt mee dat het tenlastegelegde voorbereide misdrijf niet met een gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren maar ten hoogste zes jaren wordt bedreigd.
De conclusie is dat, gelet op het bepaalde in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht, het onder 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde niet kan worden gekwalificeerd als strafbare feiten. Het bewezenverklaarde is – met andere woorden – niet strafbaar. De verdachte dient ter zak van het onder 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert telkens op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren, met algemene en bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, de bijzondere voorwaarden die in eerste aanleg zijn gesteld aan te vullen met een neuropsychologisch onderzoek en alle bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De raadsvrouw heeft verzocht de in eerste aanleg opgelegde voorwaardelijke straf van zes maanden te matigen en niet over te gaan tot het stellen van bijzondere voorwaarden omdat de verdachte voldoende in een hulpverleningskader is ingebed.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met zijn mededader schuldig gemaakt aan drie woninginbraken. Dergelijk feiten zijn ernstig, niet alleen omdat het materiële schade oplevert voor de gedupeerden, maar ook omdat het leidt tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en hun omgeving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 juni 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt. Uit ditzelfde uittreksel volgt ook dat de verdachte na het plegen van het onderhavige feit wederom met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt, mede in het licht van de recidive en gelet op de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit de rapportage van Reclassering Nederland van 7 juni 2019 komt naar voren dat bij de verdachte een verstandelijke beperking is vastgesteld en dat hij is gediagnostiseerd met aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij het belang van een (neuro)psychologisch onderzoek niet inziet en niet gemotiveerd is daaraan mee te werken.
Sinds 2016 maakt de verdachte deel uit van de Top-600 en het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van drie jaren, zodat voldoende ruimte is de benodigde hulp voor de verdachte te organiseren. Deze hulp zal bestaan uit een periodieke meldplicht, ambulante behandeling voor zijn persoonlijke problemen en het verblijven in het huisvestingsprogramma van VIP of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden.
Ter zitting heeft de advocaat-generaal, in navolging van het door de reclassering gegeven advies, gevorderd dat het hof zal bevelen dat de op grond van art. 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr gestelde toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Een bevel strekkende tot dadelijke uitvoerbaarheid kan krachtens het bepaalde in art. 14e lid 1 Sr alleen worden gegeven indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Nu de verdachte in onderhavige zaak is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten is niet voldaan aan het door de wet gestelde vereiste en zal het gevorderde bevel niet kunnen worden gegeven.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.090,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van artikel 36f Sr.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van artikel 36f Sr.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat de vordering tot het bedrag dat in eerste aanleg is toegewezen aan de orde is. Door of namens de verdachte is deze vordering niet gemotiveerd betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 7.090,00 (voor de weggenomen sieraden). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het toegewezen bedrag aan materiële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum 22 april 2017.

Oplegging van een maatregel

Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Het hof zal bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.500,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van artikel 36f Sr.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van artikel 36f Sr.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat de vordering tot het bedrag dat in eerste aanleg is toegewezen aan de orde is. Door of namens de verdachte is deze vordering gemotiveerd betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat de ingediende materiële schadepost, bestaande uit € 8.000,00 voor twee horloges (merk Rolex) en € 1.500,00 voor het vervangen van sloten op de deur, niet is onderbouwd met stukken, zodat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 24 juni 2016 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de vorm van een gevangenisstraf voor de duur van vier weken worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende:
  • de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 7], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • de volledige proeftijd - of zoveel korter als de reclassering nodig acht - onder behandeling zal stellen van een Indaad of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor zijn persoonlijke problemen, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • de volledige proeftijd - of zoveel korter als de reclassering nodig acht - zal verblijven in het huisvestingsproject VIP of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, en zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.090,00 (zevenduizend negentig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2017 tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 7.090,00 (zevenduizend negentig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
70 (zeventig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2017 tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 24 juni 2016, parketnummer 16-078954-16, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. M. Jurgens en mr. A. Beijer, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 juni 2019.
mr. A. Beijer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.