ECLI:NL:GHAMS:2019:3301
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging en aanvulling van bewijsmiddelen in hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 20 oktober 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991, was in eerste aanleg veroordeeld voor een strafbaar feit, en heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 juni 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 38 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uren heeft geëist. Het hof heeft de bewijsmiddelen uit de eerste aanleg opnieuw beoordeeld en heeft de bewijsoverwegingen in het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk vervangen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 december 2015 in de woning van de aangeefster vier enveloppen met een totaalbedrag van € 12.500,00 heeft weggenomen. De aangeefster heeft de verdachte kort na de diefstal herkend en verklaarde dat zij bestolen was. De politie heeft de verdachte kort na de melding aangehouden, waarbij het geld is aangetroffen. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de aangeefster een drugsprobleem had. Het hof heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de aangeefster consistent en gedetailleerd waren en dat er voldoende bewijs was voor de veroordeling van de verdachte.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de nieuwe bewijsoverwegingen. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij mr. A. Beijer niet in staat was om het arrest te ondertekenen.