ECLI:NL:GHAMS:2019:3301

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
23-003846-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging en aanvulling van bewijsmiddelen in hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 20 oktober 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991, was in eerste aanleg veroordeeld voor een strafbaar feit, en heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 juni 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 38 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uren heeft geëist. Het hof heeft de bewijsmiddelen uit de eerste aanleg opnieuw beoordeeld en heeft de bewijsoverwegingen in het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk vervangen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 december 2015 in de woning van de aangeefster vier enveloppen met een totaalbedrag van € 12.500,00 heeft weggenomen. De aangeefster heeft de verdachte kort na de diefstal herkend en verklaarde dat zij bestolen was. De politie heeft de verdachte kort na de melding aangehouden, waarbij het geld is aangetroffen. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de aangeefster een drugsprobleem had. Het hof heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de aangeefster consistent en gedetailleerd waren en dat er voldoende bewijs was voor de veroordeling van de verdachte.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de nieuwe bewijsoverwegingen. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij mr. A. Beijer niet in staat was om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003846-17
datum uitspraak: 27 juni 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-800570-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 38 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 uren hechtenis.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
- onderstaande bewijsoverweging in de plaats stelt van de bewijsoverweging in het vonnis waarvan beroep onder 3.3;
- aan bewijsmiddel III, te weten het proces-verbaal van bevindingen op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 1] en door [verbalisant 2] d.d. 8 december 2015 (dossierpagina’s 9 tot en met 11) de navolgende zin na “(…) eventuele daders aan te houden” toevoegt:
“ Tijdens het rijden verklaarde [aangeefster] dat zij bestolen was van € 12.500,00 welke zou zitten in vier enveloppen.”

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken op de grond dat de aangifte van [aangeefster] onbetrouwbaar is en van (voldoende) steunbewijs geen sprake is.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 8 december 2015 rond 11.40 uur in de woning van [aangeefster] was en aldaar vier enveloppen met een inhoud van in totaal € 12.500,00 uit haar handen pakte. De politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zien omstreeks 12.06 uur [aangeefster] op hen afrennen. Zij verklaart spontaan: “Ik ben geript. Ze zijn die kant op gegaan” en verder dat zij bestolen was van
een bedrag groot € 12.500,00 welke zou zitten in vier enveloppen. De politieambtenaren zijn met [aangeefster] in de door haar aangewezen richting gereden en even later wees [aangeefster] de verdachte aan als degene die het geld van haar zou hebben afgepakt. De verdachte is omstreeks 12.15 (nog geen 10 minuten later) staande- en aangehouden. Bij de fouillering van de verdachte zijn de vier enveloppen met genoemd geldbedrag aangetroffen.
Het hof acht de verklaringen van [aangeefster] betrouwbaar omdat deze consistent en gedetailleerd zijn en bovendien bevestiging vinden in de overige bewijsmiddelen, met name gelet op de korte tijdspanne tussen de melding en de aanhouding en de herkenning van de verdachte door [aangeefster] . Het hof heeft dan ook geen reden te twijfelen aan de inhoud van de daaropvolgende aangifte. Dat de aangeefster, zoals aangevoerd door de raadsman, zwaar drugsgebruiker zou zijn doet hieraan niet af, nu dit niet betekent dat zij niet in staat zou zijn te zeggen wat zij heeft waargenomen en ondervonden. De door de verdachte gegeven lezing dat de aangeefster [aangeefster] het geld aan hem vrijwillig zou hebben overhandigd wordt in het geheel niet onderbouwd en zal door het hof dan ook worden gepasseerd. Het hof zal daarom de verklaringen van de aangeefster [aangeefster] bezigen bij de bewijsbeslissing.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. M. Jurgens en mr. A. Beijer, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 juni 2019.
mr. A. Beijer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.