ECLI:NL:GHAMS:2019:3299
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis en niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie in strafzaak tegen vreemdeling
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een vreemdeling geboren in China, was eerder vrijgesproken van bepaalde tenlasteleggingen, maar was wel veroordeeld voor een andere. Het hoger beroep was ingesteld door de verdachte, die zich enkel richtte op de beslissingen met betrekking tot de veroordeling. De tenlastelegging betrof het verblijf in Nederland terwijl de verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging. Dit werd onderbouwd met de argumentatie dat er onzekerheid bestond over de reikwijdte van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, en dat het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) nog geen duidelijkheid had gegeven over de relevante prejudiciële vragen. De verdediging steunde dit standpunt. Het hof overwoog dat de beantwoording van deze vragen essentieel was voor de beoordeling van de zaak en dat de vervolging niet langer opportuun was.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.