ECLI:NL:GHAMS:2019:3291
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis en niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie in strafzaak tegen vreemdeling
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 mei 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in Algerije in 1969, was aangeklaagd voor het verblijven in Nederland terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere beslissing kwam.
De advocaat-generaal had gevorderd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging, onder verwijzing naar de onduidelijkheid over de reikwijdte van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof overwoog dat de beantwoording van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie essentieel was voor de beoordeling van de zaak. Gezien het aanzienlijke tijdsverloop en de geringe ernst van het tenlastegelegde feit, oordeelde het hof dat voortzetting van de vervolging niet opportuun was.
Het hof heeft daarom het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, zoals gevorderd door de advocaat-generaal. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de redelijkheid van de strafvervolging.