ECLI:NL:GHAMS:2019:3280

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
23-002084-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van de verdachte wegens wederspannigheid en drugsbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, was aangeklaagd voor verschillende verkeersdelicten en het bezit van drugs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 september 2017 in Amsterdam als bestuurder van een motorscooter diverse verkeersregels heeft overtreden, waaronder het negeren van een geslotenverklaring en het rijden met een te hoge snelheid. Daarnaast had hij ongeveer 1,85 gram cocaïne en 2,92 gram MDMA in zijn bezit. Tijdens zijn aanhouding heeft de verdachte zich verzet tegen de politie, wat heeft geleid tot de aanklacht van wederspannigheid.

De raadsman van de verdachte voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in de vervolging, omdat de verdachte al boetes had gekregen voor vergelijkbare gedragingen. Het hof heeft dit verweer gehonoreerd voor het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op het negeren van de gesloten verklaring, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de andere tenlasteleggingen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van €300 voor het verkeersdelict en €1000 voor de drugsovertredingen, met bijkomende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee maanden.

De uitspraak benadrukt de ernst van de verkeersdelicten en het bezit van drugs, en het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte heeft niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar gebracht, maar ook het werk van de politie bemoeilijkt, wat getuigt van een gebrek aan respect voor de autoriteit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002084-18
datum uitspraak: 9 september 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-007412-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie t.a.v. feit 1

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep preliminair het verweer gevoerd dat vanwege de boetes die de verdachte reeds zijn opgelegd voor een aantal van de ook in de onderhavige zaak ten laste gelegde gedragingen, het Openbaar Ministerie in zoverre niet in de vervolging van de verdachte kan worden ontvangen.
Het hof heeft op dit verweer te beslissen voor zover het de tenlastegelegde gedraging betreft: (telkens) een gesloten verklaring heeft genegeerd.
Het hof stelt vast dat de verdachte ten aanzien van het negeren van een geslotenverklaring reeds een administratiefrechtelijke geldboete opgelegd heeft gekregen. In zoverre moet worden aangenomen dat een strafrechtelijke vervolging ten aanzien van deze gedraging in strijd is met de beginselen van een behoorlijke procesvoering. Het hof zal de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging voor zover ten laste is gelegd dat de verdachte “(telkens) een geslotenverklaring heeft genegeerd”.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 september 2017 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (motorscooter Yamaha Xmax), daarmee rijdende op de weg, de Wolvenstraat en/of de Kinkerstraat en/of Da Costakade, (telkens) zonder richtingwijzer heeft afgeslagen en/of met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane snelheid heeft gereden en/of (meerdere keren) geen voorrang heeft verleend aan overige weggebruikers, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2.
hij op of omstreeks 30 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,85 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 2,92 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.
hij op of omstreeks 30 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant], hoofdagent van de politie Eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn bediening, te weten belast met assistentiedienst, door zich (met kracht) in tegenovergestelde richting te bewegen dan de richting waarop voornoemde ambtenaar hem trachtte te bewegen en/of zijn linkerhand en/of linkerarm (met kracht) de andere kant op te bewegen om te voorkomen dat er handboeien omgedaan konden worden en/of met zijn linkerarm slaande bewegingen te maken richting voornoemde ambtenaar en/of met zijn hele lichaam druk te bewegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het hof zoals hiervoor overwogen tot een partiële niet-ontvankelijkheid beslist ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Daarnaast komt het hof tot een deels andere bewezenverklaring dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 september 2017 te Amsterdam, als bestuurder van een voertuig (motorscooter Yamaha Xmax), daarmee rijdende op de weg, zonder richtingwijzer heeft afgeslagen en met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane snelheid heeft gereden en meerdere keren geen voorrang heeft verleend aan overige weggebruikers, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
2.
hij op 30 september 2017 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,85 gram van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 2,92 gram van een materiaal bevattende MDMA.
3.
hij op 30 september 2017 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar [verbalisant], hoofdagent van de politie Eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn bediening, te weten belast met assistentiedienst, door zich met kracht in tegenovergestelde richting te bewegen dan de richting waarop voornoemde ambtenaar hem trachtte te bewegen en met zijn linkerarm slaande bewegingen te maken richting voornoemde ambtenaar.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen en maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,00 te voldoen in 6 betalingstermijnen van elk € 50,00 per maand, subsidiair 6 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179 Wegenverkeerswet 1994. Voor het onder 2 en 3 bewezen verklaarde heeft de verdachte een geldboete ter hoogte van € 1000,00 opgelegd gekregen te voldoen in 20 betalingstermijnen van elk € 50,00 per maand, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 maanden. Voor het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte veroordeeld wordt tot een geldboete ter hoogte van
€ 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich als bestuurder van een motorscooter op de openbare weg zodanig gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt en andere weggebruikers werden gehinderd. Hij heeft met een hoge snelheid gereden, meerdere keren geen voorrang gegeven en zonder richtingwijzer afgeslagen. Meerdere mensen konden ternauwernood opzij springen. Daarnaast heeft hij zich tijdens zijn aanhouding verzet.
Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen geen blijk gegeven van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer, maar heeft hij ook het werk van een politieambtenaar bemoeilijkt, hetgeen getuigt van gebrek aan respect voor de betreffende ambtenaar.
Voorts is bij de verdachte ongeveer 1,85 gram van een materiaal bevattende cocaïne aangetroffen en ongeveer 2,92 gram van een materiaal bevattende MDMA. Cocaïne en MDMA zijn zeer schadelijke stoffen voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Daarnaast zijn deze stoffen ook bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de met het gebruik gepaard gaande criminaliteit. Het hof rekent ook dit bezit de verdachte aan.
Het hof acht, gelet op hetgeen hierboven vermeld en gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, twee geldboetes en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur dan wel hoogte passend en geboden. Het hof ziet gelet op de ernst van de feiten geen aanleiding tot matiging van de in eerste aanleg opgelegde straffen. Daar doet niet aan af dat de verdachte reeds boetes heeft moeten betalen, zoals de raadsman heeft betoogd, nu die boetes zien op andere gedragingen dan het hof heeft bewezenverklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 23, 24, 24c, 57, 62, 63 en 180 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde, voor zover daarin is opgenomen dat hij “(telkens) een geslotenverklaring heeft genegeerd”.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het 1 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. M.L.M. van der Voet en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 september 2019.
mr. H.A. van Eijk en mr. B.A.A. Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]