ECLI:NL:GHAMS:2019:3276

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
23-001763-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 mei 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer door deze tegen het gezicht te slaan op 29 maart 2018 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte zonder een volledige motivering. Na het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 26 augustus 2019, heeft het hof de verklaringen van de getuigen als betrouwbaar beoordeeld en het ten laste gelegde bewezen verklaard. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten door enige omstandigheden. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, die kon worden omgezet in 10 dagen hechtenis. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van 10 dagen, maar het hof besloot tot een taakstraf van 20 uren, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. Het hof weegt mee dat de verdachte eerder voor mishandeling was veroordeeld en dat hij in staat is om een werkstraf te verrichten, terwijl een geldboete niet werd geadviseerd door de reclassering. De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001763-18
datum uitspraak: 9 september 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-062399-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 augustus 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 maart 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door een of meermalen te duwen en/of in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof heeft, anders dan door de raadsvrouw bepleit, geen reden aan de juistheid en betrouwbaarheid van de tot het bewijs gebezigde verklaringen te twijfelen.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 maart 2018 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door hem tegen het gezicht te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00, te vervangen door 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een medewerker bij de winteropvang van daklozen, door hem tegen het gezicht te slaan. Aldus heeft hij de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en hem pijn toegebracht. Daarnaast dragen feiten als de onderhavige bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 augustus 2019 is hij eerder voor mishandeling onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt.
De reclassering heeft bij rapport van 4 juli 2019 (in een andere zaak) gerapporteerd dat de verdachte in staat is om een werkstraf te verrichten en dat gelet op de schuldenproblematiek nadrukkelijk geen geldboete wordt geadviseerd. Een gevangenisstraf acht het hof, mede gelet op de bevindingen van de reclassering omtrent de persoon van de verdachte en gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, in de onderhavige zaak niet geboden.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.A. van Eijk en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 september 2019.
mr. H.A. van Eijk en mr. B.A.A. Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]