ECLI:NL:GHAMS:2019:3273

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
23-002515-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake lokaalvredebreuk en mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 19 april 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, was aangeklaagd voor lokaalvredebreuk en mishandeling. De tenlastelegging omvatte onder andere het wederrechtelijk binnendringen van een café in Schagen en het mishandelen van een andere persoon. Tijdens de zitting op 26 augustus 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 december 2017 het café is binnengedrongen, nadat hem de toegang was geweigerd. De verdachte werd vrijgesproken van de mishandeling, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat hij deze had gepleegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren en 10 dagen hechtenis, waarbij de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsmisdrijven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002515-18
datum uitspraak: 9 september 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 april 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-012746-18 en 15-176670-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 augustus 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 16 december 2017 te Schagen, in het besloten lokaal, café [cafe] gelegen aan de [adres 2], bij een ander, te weten bij [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 16 december 2017 te Schagen, in het besloten lokaal, café [cafe] gelegen aan de [adres 2], bij een ander, te weten [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan verdachte in gebruik, wederrechtelijk daar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de gerechthebbende aanstonds heeft verwijderd.
2.
hij, op of omstreeks 16 december 2017 te Schagen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze tegen het hoofd te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer 2] heeft mishandeld. Om deze reden is niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft gepleegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep (tevens) vrijspraak bepleit voor hetgeen onder 1 primair ten laste is gelegd. Daartoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard doordat de verdachte zoals hij heeft verklaard geen ontzegging heeft gehad bij het binnentreden van het café, hetgeen wordt ondersteund door de ter terechtzitting in hoger beroep gehoorde getuige.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] en de overige bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte op 16 december 2017 het café [cafe] is binnengedrongen, nadat hem uitdrukkelijk de toegang was geweigerd. Het hof is van oordeel dat de aangifte op essentiële onderdelen bevestiging vindt in de afgelegde getuigenverklaringen en vindt geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de tot het bewijs gebezigde verklaringen, ook niet in hetgeen de getuige en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep hebben verklaard. Het hof is dan ook van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw zijn weerlegging vindt in de te bezigen bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 december 2017 te Schagen, in het besloten lokaal café [cafe], gelegen aan de [adres 2], bij [slachtoffer 1] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk van een café. Nadat hem vanwege een eerder incident uitdrukkelijk door de eigenaar van het café was medegedeeld dat hij niet naar binnen mocht gaan in het café, is hij toch binnengedrongen. Dergelijk gedrag is ergerlijk voor direct betrokkenen en kan gevoelens van angst en onrust teweeg brengen.
De verdachte en zijn metgezellen wekten de indruk dat zij onder invloed waren van verdovende middelen en de verdachte gedroeg zich agressief. Uiteindelijk is er ook een flinke ruzie in het café geweest.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 augustus 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor misdrijven waarbij geweld en agressie een rol hebben gespeeld, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met hetgeen omtrent zijn persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 545,90, bestaande uit €199,90 aan materiële kosten en €350,00 immateriële kosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 350,00, bestaande uit immateriële kosten. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 138 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 15-176670-16)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 november 2016 opgelegde voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, groot vier weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging gevorderd.
Het hof acht termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 augustus 2019 de vordering tot tenuitvoerlegging reeds geheel is toegewezen bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 27 augustus 2018, onder parketnummer 18-830087-18.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 16 februari 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 november 2016, parketnummer 15-176670-16, voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.A. van Eijk en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 september 2019.
mr. H.A. van Eijk en mr. B.A.A. Postma zijn buiten staat om dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]