ECLI:NL:GHAMS:2019:3272

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
23-002544-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van het hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 juli 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Libië in 1988 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep, die op 29 mei 2019 begon, heeft de raadsman van de verdachte medegedeeld dat de verdachte zijn hoger beroep wenste in te trekken. De verdachte gaf aan geen belang meer te hebben bij een beslissing op het hoger beroep en handhaafde zijn eerdere bezwaren tegen het vonnis niet. Het hof heeft vervolgens, gehoord de advocaat-generaal, geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met nader onderzoek van de zaak, en heeft de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier A. Ivanov aanwezig. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2019.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002544-18
datum uitspraak: 26 augustus 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-702035-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Libië) op [geboortedag] 1988,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 augustus 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat de verdachte voor het ten laste gelegde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De behandeling van de zaak in hoger beroep is aangevangen op 29 mei 2019. Het onderzoek is toen geschorst tot de terechtzitting van 26 augustus 2019.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte het hof medegedeeld dat de verdachte zijn hoger beroep wil intrekken en hij geen belang meer heeft bij een beslissing op het hoger beroep.
Nu de verdachte de eerder bij hem levende bezwaren tegen het vonnis niet handhaaft en ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, is het hof van oordeel, gehoord de advocaat-generaal, dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering,

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.A. van Eijk en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 augustus 2019.
mr. H.A. van Eijk en mr. B.A.A. Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.