Uitspraak
mr. J. van der Steenhoven, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. A.C. Kool, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
- met de wettelijke rente vanaf het moment van waarderen tot aan het moment van voldoening en;
- met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van waardering, althans een datum die de Ondernemingskamer juist acht, tot de datum van algehele voldoening van de geldsom,
2.De gronden van de beslissing
“(…) tot vergoeding van de wettelijke rente vanaf de dag van betaalbaarstelling tot aan de datum van overdracht”. De Ondernemingskamer acht deze vordering niet toewijsbaar. De vordering van Interlogic behelst geen veroordeling van Fredwerk tot betaling van een geldsom, zodat geen sprake kan zijn van vertraging in de voldoening daarvan door Fredwerk.
incidentele vorderingworden veroordeeld als daarin in het ongelijk gestelde partij. Fredwerk zal worden veroordeeld in de kosten die Interlogic tot aan de comparitie van partijen in verband met de
reconventionele vorderingheeft moeten maken. Verder constateert de Ondernemingskamer dat het verweer van Fredwerk tegen Interlogics
vordering in de hoofdzaak in conventiein die zin effect heeft gehad, dat Interlogic veroordeeld zal worden tot betaling van een hogere prijs per aandeel dan door haar (primair) was gevorderd. Hierom kan de Ondernemingskamer Interlogic niet volgen in haar standpunt dat Fredwerk op grond van haar processuele houding, mede in relatie tot de eerder gedane voorstellen en de thans noodzakelijk gemaakte kosten, de kosten van het geding zou moeten dragen. De Ondernemingskamer zal Interlogic veroordelen in de kosten van Fredwerk die samenhangen met deze vordering.