Ik heb destijds via een schoonmaakbedrijf (…) gehoord dat dit hotel en deze appartementen te koop waren. Het schoonmaakbedrijf was zelf daarin geïnteresseerd en vroeg mij om advies hoe dat zat met die appartementen, die short stay appartementen waren, maar als hotel werden gebruikt. Ik heb gezegd dat dat tricky is, dat ik het in de markt veel zie gebeuren, maar dat daar risico’s aan vastzitten. Die risico’s kunnen echter worden afgedekt als alle partijen op een lijn zitten. (…)
Ik ben toen zelf met [A] in contact gekomen. In de onderhandelingen vertelde [A] mij dat veel hoteliers appartementen al als hotel gebruiken. Ik vroeg hem of de verhuurder Zosta van het gebruik als hotel op de hoogte was. Hij zei: “ja; hij heeft de appartementen zelf ingericht.” Mij bleek dat in de huurovereenkomst gebruik van [adres 2] als short stay was voorgeschreven. Toen ik [A] daarnaar vroeg zei hij mij dat geen enkele verhuurder ooit zal willen opschrijven dat dergelijke appartementen als hotel worden gebruikt in verband met de relatie met de gemeente. Ik was erg enthousiast voor het idee een eigen hotel te hebben en de consequenties als de gemeente erachter zou komen waren destijds een sluiting van twee weken, dus die waren te overzien als alle partijen zouden meewerken. Om deze reden vond ik het geen bezwaar dat de huurovereenkomst in feite een verbod inhield op het gebruik van [adres 2] als hotel. Ik heb niet aan [A] gevraagd of er misschien een contre-lettre was en zo nee waarom niet. Als u mij vraagt of ik me realiseerde dat ik mij ten opzichte van de verhuurder wel kwetsbaar zou opstellen, zeg ik u: ik ben er vanuit gegaan dat de verhuurder en ik hier samen in zouden staan.
(…) Bij bezichtiging was mij gebleken dat alle kamers in [adres 2] als hotelkamer in gebruik waren. Dat bleek mij uit het volgende: in alle kamers stonden een of meer bedden en een huiskamer ontbrak, er waren geen koelkasten, alle kamers droegen een kamernummer, in alle kamers stonden televisies en de inrichting van de kamers herhaalde zich.
(…) Ik had wel gezien dat er tussen hem[ [A] , hof]
en Zosta rechtszaken waren geweest, maar hij wuifde dat weg: “dat probeert hij altijd, maar ik heb ze altijd gewonnen”.
De akte van indeplaatsstelling is getekend op het kantoor van Zosta. Van de zijde van Zosta waren daarbij aanwezig [ X sr.] en zijn zoon de advocaat. Van mijn kant waren daarbij aanwezig [A] en ik. Na de ondertekening heb ik gezegd dat ik erg blij was en wilde investeren in het geheel om het naar driesterrenniveau te brengen. Daartegen is geen bezwaar gemaakt. Nu ik u dit hoor dicteren zeg ik: ik heb gezegd dat ik het naar het niveau van een driesterrenhotel wilde brengen. (…)
Na de ondertekening heeft er nog een inventarisatie plaatsgevonden van de inventaris in [adres 1] en [adres 2] door [G] van Zosta. De toenmalige hotelmanager heeft met haar meegelopen en ze hebben alle kamers bekeken. [G] heeft een lijst gemaakt met alle inventaris per kamer. Enkele kamers waren bezet.
In de inrichting van de appartementen is tot de sluiting door de gemeente alles hetzelfde gebleven, afgezien van misschien een enkel nieuw schilderijtje.
U vraagt mij of in de periode tot de sluiting nog dingen zijn gebeurd die mij bevestigden in mijn indruk dat Zosta van het gebruik van [adres 2] als hotel op de hoogte was. Ja. Als er onderhoudsproblemen waren, zoals lekkage in de badkamers, werden die gemeld aan [G] van Zosta en werden die verholpen door hun klusjesman [H] . De sleutel van de desbetreffende kamer lag dan klaar bij de receptie en daar werd dan gevraagd om de sleutel van de kamer zus en zo. Alle kamers van pand [adres 2] waren genummerd evenals die in het hotel. De kamernummers van het hotel bestonden uit drie cijfers, die van de appartementen uit twee cijfers. Bij deze contacten werden de kamers gewoon bij hun kamernummers genoemd. Of het nu kamers in [adres 2] of in [adres 1] waren.
U leest mij een e-mail voor van mijn hand van 22 juni 2015 (productie 9 akte vermeerdering eis / repliek). Ik schrijf in die e-mail dat het short stay appartementen zijn en niet dat het een hotel is, omdat het technisch niet mogelijk bleek op dat adres te worden ingeschreven omdat dat bij de gemeente als short stay appartement bekend stond.
(…) mr. Van Trigt vraagt of ik bij het ondertekenen van de indeplaatsstellingsakte heb gezegd dat ik nummer [adres 2] als hotel wilde gaan gebruiken. Ik zag het als één groot geheel. Het kan zijn dat ik beide adressen heb genoemd toen ik het had over het willen investeren. Ik heb het over het geheel gehad. Ik kan mij voorstellen dat ik heb gezegd dat ik beide panden als hotel heb willen gebruiken. Ik vind het moeilijk om mij te herinneren welke woorden ik exact heb gebruikt. Er is uitdrukkelijk gezegd dat tegen mijn voornemens geen bezwaar was.
Voorafgaand aan de ondertekening had ik al met mijn zakenpartner besproken dat ik plannen had met deze panden. Ik heb hem de feitelijke situatie uitgelegd, dat er short stay appartementen waren die feitelijk als hotel werden gebruikt. Ik vertelde hem dat ik [adres 2] ook als hotel zou gaan gebruiken. Hij vroeg mij nog of ik dat wel zeker wist. Na de ondertekening vroeg hij mij of ik tegen de verhuurder had gezegd dat ik de short stay appartementen als hotel zou gaan gebruiken en daarop heb ik bevestigend geantwoord.
(…)
De getuige antwoordt bevestigend op de vraag of [A] heeft gezegd dat hij [adres 2] als hotel gebruikte en verklaart verder: we zijn door het pand heen gelopen en alle kamers waren als hotel in gebruik, overal zaten gasten. Ik heb voorafgaand aan de ondertekening niet bij Zosta geverifieerd of het gebruik als hotel was toegestaan. Het klopte met de feitelijke situatie en ik heb vertrouwd op de woorden van [A] . De reden dat dit feitelijke gebruik niet in de koopovereenkomst was vermeld is dezelfde als waarom die niet in de huurovereenkomst stond: niemand wil dat op papier zetten. (…)
Na de ondertekening vroeg [ X sr.] aan [A] : “waarom verkoop je het, schijterd.” Hij moet daarbij hebben gedoeld op het niet willen lopen van het risico met de short stay appartementen. (…)
Op een gegeven moment had ik het plan om van de receptie in het hotel een kamer te maken en ik heb daarvoor toestemming gevraagd aan Zosta. Ik kreeg als reactie dat [ X sr.] zich afvroeg waar de receptie dan zou komen en of dat dan in de kunstgalerie was in [adres 2] . Ik vond dat wel een goed idee en zo is de receptie dus gevestigd op de begane grond van [adres 2] , zodat de gasten van [adres 2] gewoon door kunnen lopen en de gasten van [adres 1] via buiten terug moeten lopen of via de kelder.