In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1955, werd beschuldigd van valsheid in geschrift bij het invullen van een Bibob-formulier voor de gemeente Amsterdam. De tenlastelegging betrof het valselijk opmaken van een formulier waarin de verdachte had verklaard dat er geen strafrechtelijke procedures tegen de opdrachtgever waren, terwijl hij wist dat dit niet waar was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt, maar het hof oordeelde dat de vraag op het formulier duidelijk was en dat de verdachte opzettelijk had gelogen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Het hof overwoog dat de verdachte het vertrouwen in dergelijke documenten had geschaad en dat de opgelegde straf passend was, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De beslissing van het hof is gebaseerd op artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.