In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 9 januari 2019 een beschikking gegeven inzake de beëindiging van een onmiddellijke voorziening. De verzoekers, aangeduid als [E], hebben een minnelijke regeling getroffen met de verweersters, waaronder de besloten vennootschap Trifier B.V. en de maatschap TGC. De Ondernemingskamer had eerder, op 4 juni 2018, een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van TGC, waarbij mr. A.C. van Campen was benoemd als onderzoeker en mr. P.J. Colijn als bestuurder van TGC. Op 14 december 2018 werd het verslag van het onderzoek ter inzage gelegd voor belanghebbenden. Op 21 december 2018 verzocht mr. A.J. Beljaars-Vink, namens TGC c.s. en [F], om de enquête te beëindigen en de procedure te royeren, wat door de Ondernemingskamer werd bevestigd. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er geen bezwaren zijn tegen het verzoek tot beëindiging van de onmiddellijke voorziening en heeft dit verzoek ingewilligd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.