ECLI:NL:GHAMS:2019:3102
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep op psychische overmacht in een cocaïne-invoeraanklacht
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname in 1969, was veroordeeld voor de invoer van cocaïne. Hij had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 2 april 2019, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal had deze straf geëist, met dezelfde voorwaarden als opgelegd door de politierechter.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 augustus 2019 heeft de verdachte een beroep gedaan op psychische overmacht. Hij stelde dat hij onder bedreiging van een medeverdachte, die hij bij naam noemde, de cocaïne had geslikt en ingevoerd. De verdachte verklaarde dat hij onder druk stond door schulden bij deze medeverdachte, die hem en zijn gezin had bedreigd. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim van psychische overmacht. De WhatsApp-berichten tussen de verdachte en zijn ex-vrouw toonden aan dat zij de bedreigingen niet serieus nam en er geen aangifte was gedaan.
Het hof concludeerde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij onder een onoverkomelijke druk handelde. Hij had zelf de beslissing genomen om naar Suriname te reizen en had zijn vertrek meerdere keren uitgesteld. De omstandigheden waren niet zodanig dat hij geen weerstand kon bieden aan de druk van de medeverdachte. Het hof verwierp het beroep op psychische overmacht en bevestigde het vonnis van de politierechter, waarbij de verdachte als strafbaar werd beschouwd.