ECLI:NL:GHAMS:2019:3100

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
21 augustus 2019
Zaaknummer
23-001437-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde invoer van cocaïne met medeverdachten op Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname, was aangeklaagd voor het medeplegen van de invoer van cocaïne. De tenlastelegging omvatte onder andere het trachten te bewegen van anderen om cocaïne te vervoeren en het hebben van voorwerpen die bestemd waren voor het plegen van deze feiten. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling van de rechtbank, die hem een gevangenisstraf van 10 maanden had opgelegd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 augustus 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 oktober 2018 samen met medeverdachten naar Schiphol was gegaan om een drugskoerier op te halen. De verdachte had eerder op 22 september 2018 de medeverdachte naar Schiphol gebracht. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en dat hij zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de invoer van cocaïne. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en bevestigde de straf van 10 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Tevens werd de in beslag genomen Nokia telefoon verbeurd verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001437-19
Datum uitspraak: 21 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-197873-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank op 19 maart 2019 toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 15 augustus 2018 tot en met 7 oktober 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 15 augustus 2018 tot en met 7 oktober 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te Weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de hij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den] om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), daartoe - met een persoon genaamd [medeverdachte 1] afspraken gemaakt dat hij met bollen met cocaïne vanuit Curacao naar Nederland zou vliegen en/of hem hiertoe een beloning in het vooruitzicht gesteld en/of
- voor voornoemde [medeverdachte 1] een vliegticket van Curacao naar Nederland geboekt en/of betaald en/of
- ( meermalen) met elkaar en/of met anderen (telefonische) contacten onderhouden en/of afspraken gemaakt met elkaar en/of met anderen en/of
- aanwijzingen en/of informatie over voornoemde [medeverdachte 1] (door)gegeven en/of ontvangen en/of
- een foto van het paspoort van voornoemde [medeverdachte 1] en/of een foto met voornoemde [medeverdachte 1] gemaakt en/of verstuurd en/of ontvangen en/of
- zich begeven naar de luchthaven Schiphol (met het doel voornoemde [medeverdachte 1]/een drugskoerier op te halen).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 oktober 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de hieronder genoemde bewijsmiddelen zijn vervat.

Redengevende feiten en omstandigheden

Op 7 oktober 2018 omstreeks 11.00 uur is de medeverdachte [medeverdachte 1], passagier van vlucht [nummer] uit Curaçao, aangehouden op Schiphol. Hij heeft verklaard dat hij 150 bolletjes met cocaïne heeft geslikt. [1] Gehoord door de Koninklijke Marechaussee heeft [medeverdachte 1] verklaard, dat hij op 22 september 2018 op reis is gegaan naar Curaçao, met als reden het daar slikken van bolletjes met cocaïne. Op Schiphol zou hij worden opgehaald door een kennis. Geconfronteerd met een gemiste oproep in zijn telefoon van ‘[naam 2]’ (bijlage 2), heeft hij verklaard dat zij die kennis is die hem zou komen ophalen. [2] De door [medeverdachte 1] geslikte bollen bevatten een hoeveelheid van netto 699,1 gram. Er zijn twee monsters verzonden, met SIN nummers AAKC9417NL en AAKC9416NL. [3] Het materiaal met die SIN nummers bevat cocaïne. [4]
Op 7 oktober 2018 hebben verbalisanten op Schiphol vanaf omstreeks 10.17 uur een man en een vrouw geobserveerd, die zich ophielden tussen aankomsthal 3 en aankomsthal 4. Naar later bleek waren dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2]. Op dat moment was zojuist vlucht [nummer] uit Curaçao gearriveerd. De verbalisanten zagen dat de verdachten een gespannen indruk maakten en veelvuldig zoekend door voornoemde aankomsthal liepen. Gezien werd dat [medeverdachte 2] veelvuldig bezig was met haar mobiele telefoon; zij maakte hierbij een zeer onrustige en gespannen indruk. Beide personen keken voortdurend schichtig om zich heen. Omstreeks 11.30 uur zagen de verbalisanten dat de verdachten samen richting de parkeerplaats P1 liepen. Via een betaalautomaat liepen zij naar een geparkeerd staande auto, waar zij werden aangehouden. [medeverdachte 2] heeft daar verklaard dat zij vanaf 10.00 uur op de luchthaven aanwezig was. Zij kwam haar nichtje [naam 3] ophalen die uit Bonaire zou komen, maar ze was niet aangekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij daar was met een vriendin die hij [naam 2] noemt. [5]
In de telefoon van het merk Samsung die onder de verdachte in beslag is genomen is een foto aangetroffen van de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] (foto 1), een foto van een pagina uit het paspoort van [medeverdachte 1] met daarop diens foto (foto 2) en een foto van vertrekhal 3, genomen vanaf de rijbaan, op 22 september 2018 (foto 5). In de telefoon van verdachte werd een WhatsApp gesprek aangetroffen met het telefoonnummer [telefoonnummer], opgeslagen onder de naam [naam 2], met als inhoud: ‘half 10 komt het’ ‘oké ik kom zo’. In de onder [medeverdachte 2] in beslag genomen telefoon werden dezelfde berichten aangetroffen, te zien op afbeelding 24 (p. 55) waarop links de telefoon van de verdachte te zien is en rechts de telefoon van [medeverdachte 2]. Dit gesprek dateert van 7 oktober 2018. [6] Voorts is in de telefoon van [medeverdachte 2] een foto aangetroffen van de paspoortpagina van [medeverdachte 1] met daarop zijn foto en een foto van een vaccinatieboekje van [medeverdachte 1]. Deze beelden (p. 78) heeft zij op 3 september 2018 aan een derde gestuurd. [7] Uit het onderzoek is ten slotte gebleken dat het ticket van [medeverdachte 1], dat geldig was voor de reis van Amsterdam naar Curaçao op 22 september 2018 en van Curaçao naar Amsterdam op 6 oktober 2018, op 18 september 2018 cash is betaald. Als contactpersoon op de boeking is ingevuld: [medeverdachte 2]. [8] [medeverdachte 2] heeft als getuige op 6 maart 2019 bij de rechter-commissaris verklaard dat zij op 7 oktober 2018 op Schiphol haar neefje ging ophalen en dat [medeverdachte 1] ook mee terug zou rijden. Zij heeft de verdachte geappt en hij heeft haar naar Schiphol gereden. De foto van het paspoort van [medeverdachte 1] in haar telefoon had zij nodig om diens vliegticket te kopen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij op 22 september 2018 op verzoek van [medeverdachte 2] naar Schiphol is gegaan om daar kleding voor een neef van haar af te geven en dat [medeverdachte 1] toen is meegereden naar Schiphol. De verdachte heeft verder verklaard dat hij op 7 oktober 2018 [medeverdachte 2] - na het eerder genoemde WhatsApp contact - thuis heeft opgehaald en met haar naar Schiphol is gereden om daar een familielid van haar op te halen. Zij hebben gewacht en toen het familielid niet op kwam dagen, zijn zij samen teruggelopen naar de auto. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat [medeverdachte 1] die dag zou aankomen en hij wist evenmin dat [medeverdachte 1] bolletjes met cocaïne had geslikt. Hij heeft de foto (een selfie) van hemzelf en [medeverdachte 1] op zijn telefoon herkend (foto 1) en ook de foto van vertrekhal 3 (foto 5) heeft hij zelf gemaakt op 22 september 2018. Daarentegen begrijpt hij niet hoe de foto van de paspoortpagina van [medeverdachte 1] in zijn telefoon is terecht gekomen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier volgt dat de verdachte [medeverdachte 1] op 22 september 2018 naar Schiphol heeft gebracht. De verdachte is op 7 oktober 2018 samen met [medeverdachte 2] naar Schiphol gegaan om ‘iemand’ op te halen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij zou worden opgehaald door [medeverdachte 2]. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij een familielid van [medeverdachte 2] ging ophalen maar heeft niet nader aangeduid wie dit was. [medeverdachte 2] heeft eerst verklaard dat zij haar nichtje [naam 3] kwam ophalen die uit Bonaire zou komen en bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij haar neefje kwam ophalen en dat [medeverdachte 1] ook mee terug zou rijden.
Het hof acht de verklaring van de verdachte ter zitting in hoger beroep, dat hij zowel op 22 september 2018 als op 7 oktober 2018 niet wist dat [medeverdachte 1] zou meerijden naar en van Schiphol, niet aannemelijk. De verdachte kende [medeverdachte 1] en er was een foto van het paspoort van [medeverdachte 1] in zijn telefoon opgeslagen, waardoor hij beschikte over een foto en persoonsgegevens van [medeverdachte 1]. De verdachte heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring gegeven. Dat geldt ook voor de wisselende uitleg van de verdachte voor het bericht dat hij van [medeverdachte 2] ontving met als inhoud ‘half 10 komt het’ – te weten dat daarmee ‘een trein’ werd bedoeld maar ook dat [medeverdachte 2] slecht Nederlands zou schrijven – terwijl dit bericht past bij de uitleg die ook de rechtbank daaraan gaf, namelijk dat werd gerefereerd aan de cocaïne die [medeverdachte 1] vervoerde. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] wisselende verklaringen afgelegd over wie nu zou worden afgehaald.
Het hof gaat er van uit dat de verdachte en [medeverdachte 2] op 7 oktober 2018 samen vanuit Rotterdam op afspraak naar Schiphol zijn gereden om [medeverdachte 1] op te halen. De gespannen indruk die zij daar maakten tijdens de vijf kwartier wachttijd, het veelvuldig zoeken in de aankomsthal, het veelvuldig gebruik van de mobiele telefoon, de zeer onrustige en gespannen indruk van beiden en het schichtig om zich heen kijken, duidt op typisch gedrag van afhalers van een drugskoerier die op zich laat wachten. De verdachte en [medeverdachte 2] zijn zonder iemand te hebben opgehaald terug naar hun auto gelopen. De verklaring van de verdachte, dat hij samen met [medeverdachte 2] naar de parkeergarage is gegaan om de auto te verplaatsen omdat het te duur was om deze daar zo lang te laten staan, is niet aannemelijk. Het is onlogisch om dat samen te doen, indien de af te halen persoon nog niet is ontmoet in de aankomsthal. De verklaring dat [medeverdachte 2] na het verplaatsen van de auto zou blijven wachten op Schiphol dan wel een ticket zou gaan kopen, wordt evenmin ondersteund door enig bewijs. Het hof gaat er daarom vanuit dat de verdachte en [medeverdachte 2], na betaling van het parkeergeld, wilden vertrekken omdat inmiddels duidelijk was dat [medeverdachte 1] niet door de Douane was gekomen.
Voornoemde, naar hun uiterlijke verschijningsvorm redengevende feiten voor het bewijs dat de verdachte zich in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan een strafbare vorm van samenwerking bij de invoer van de aangetroffen cocaïne die als medeplegen kan worden gekwalificeerd, maken, bij gebreke van een die redengevendheid ontzenuwende verklaring, dat het hof het primair ten laste gelegde feit bewezen acht en het tot vrijspraak strekkende verweer verwerpt.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan de invoer van bijna 7 ons cocaïne, door een zogenaamde slikker naar Schiphol te brengen en hem, op afspraak, samen met een medeverdachte daar weer op te halen. Genoemde ingevoerde hoeveelheid is van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en de handel in cocaïne.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 juli 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, waaronder voor handelen in strijd met de Opiumwet, hetgeen in het nadeel weegt van de verdachte.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en gezien de oriëntatiepunten van de LOVS, acht het hof een straf zoals opgelegd door de rechtbank in dit geval zonder meer passend. Hetgeen door de verdediging in dit kader is betoogd, heeft het hof niet tot een ander oordeel gebracht.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan en voorbereid met behulp van de hierna te noemen onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven Nokia telefoon. Deze zal daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
telefoon, kleur wit, merk Nokia.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. A.P.M. van Rijn en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 augustus 2019.
Mr. Van Rijn en mr. Geelhoed zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van bevinding en aanhouding van 7 oktober 2018 met nummer 2018-0203-11051 in de wettelijke vorm opgesteld door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], dossierpagina 111 tot en met 114.
2.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 7 oktober 2018 met nummer PL27RP/18-086040 met 2 bijlagen, opgesteld in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], dossierpagina 136 tot en met 144.
3.Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen met nummer PL27RP/18-086040 van 12 oktober 2018 met bijlagen, opgesteld in de wettelijke vorm door [verbalisant 5], [verbalisant 6] en [verbalisant 7], dossierpagina 38 tot en met 42.
4.Een rapport van het Douane Laboratorium van 16 oktober 2018 met kenmerk A065.8.086040, opgesteld door
5.Een proces-verbaal van 7 oktober 2018 met nummer PL27RP/18-086042, in de wettelijke vorm opgesteld door onder meer de verbalisant [verbalisant 8], dossierpagina 25 tot en met 27.
6.Een proces-verbaal van definitieve analyse telecom Lenz van 6 november 2018 met nummer PV009.1, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 9], dossierpagina 46 tot en met 56.
7.Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal definitieve analyse telecom [medeverdachte 2] met nummer PV008 van 21 oktober 2018, opgesteld op ambtseed door [verbalisant 10], dossierpagina 57 tot en met 97.
8.Een proces-verbaal van bevindingen boekings- en betaalgegevens [naam 5] van 30 oktober 2018 met nummer PV013, opgesteld in de wettelijke vorm door [verbalisant 9], dossierpagina 98 en 99.