In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding tussen Pure Energie Zon-IJmuiden B.V. en Raedthuys Zon B.V. (gezamenlijk aangeduid als Pure Energie c.s.) tegen Tata Steel IJmuiden B.V. De zaak betreft een samenwerkingsovereenkomst voor het plaatsen van zonnepanelen op daken van bedrijfsgebouwen van Tata Steel. Pure Energie c.s. vorderen nakoming van de overeenkomst, die volgens hen niet is geëindigd door de intrekking van de SDE+2014 subsidiebeschikkingen door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam had eerder de vorderingen van Pure Energie c.s. afgewezen, omdat hij van mening was dat er onvoldoende bewijs was dat de bodemrechter de vorderingen zou toewijzen. Het hof bevestigt deze afwijzing en oordeelt dat beide partijen een verdedigbaar standpunt hebben over de uitleg van de overeenkomst. Het hof concludeert dat het niet waarschijnlijk is dat de bodemrechter de vorderingen van Pure Energie c.s. zal toewijzen, en dat er geen spoedeisend belang is dat de vorderingen rechtvaardigt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt Pure Energie c.s. in de proceskosten van het hoger beroep.