ECLI:NL:GHAMS:2019:308
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uithuisplaatsing van minderjarige kinderen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van haar drie kinderen is verleend. De moeder, die alleen het gezag over de kinderen uitoefent, heeft in hoger beroep gesteld dat de noodzaak voor uithuisplaatsing niet aanwezig is, omdat zij openstaat voor hulpverlening en instemt met intensievere ambulante hulp. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (GI) heeft echter verweer gevoerd en gesteld dat de moeder niet in staat is om de kinderen te verzorgen en op te voeden, gezien haar psychische problemen en wisselende beschikbaarheid.
De feiten tonen aan dat de kinderen onder toezicht zijn gesteld en dat er eerder een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend. De moeder heeft in het verleden verward gedrag vertoond en is opgenomen geweest in een psychiatrische instelling. De kinderen verblijven momenteel in pleeggezinnen, en de GI heeft geconstateerd dat de moeder niet in staat is om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De raad voor de kinderbescherming heeft ook aangegeven dat een thuisplaatsing op dit moment niet in het belang van de kinderen is, omdat zij stabiliteit nodig hebben.
Het hof concludeert dat, hoewel de moeder aangeeft dat het beter met haar gaat, de ontwikkeling nog te pril is om te oordelen dat de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode had moeten worden verleend. De beslissing van het hof is om de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, waarbij de zorg voor de kinderen en hun welzijn centraal staat.